• No results found

Geografische markt voor internettoegang

Annex B Analyse van de retailmarkten B.1 Inleiding

B.3 Afbakening retailmarkt voor internettoegang

B.3.3 Geografische markt voor internettoegang

557. Evenals bij de afbakening van de productmarkt dient bij de afbakening van de geografische markt eerst te worden gekeken naar vraag- en aanbodsubstitutie. In het kader van een geografische marktafbakening in elektronische communicatiemarkten is directe vraagsubstitutie veelal niet aannemelijk. Afnemers zullen immers over het algemeen niet verhuizen als gevolg van een prijsverhoging van een product of dienst met 5 tot 10 procent.

558. Directe aanbodsubstitutie is veelal ook onaannemelijk in de elektronische

communicatiemarkten, omdat in dat geval partijen die nu niet op de markt actief zijn op betrekkelijk korte termijn en dus met relatief geringe investeringen in een ander gebied actief zouden moeten worden. Deze vorm van aanbodsubstitutie is onaannemelijk aangezien de uitrol van een

telecommunicatienetwerk hoge initiële investeringen kent, en een hoge penetratie vereist is om de investeringen rendabel te maken

559. Omdat directe vraag- en aanbodsubstitutie in elektronische communicatiemarkten veelal onaannemelijk is, leidt toepassing hiervan al snel tot hele kleine en onwerkbare markten. In theorie zou ieder adres dan een aparte markt kunnen zijn. In het kader van de geografische marktafbakening is het daarom gebruikelijk om gebieden samen te voegen waarbinnen de

concurrentieomstandigheden voldoende homogeen zijn en die van aangrenzende gebieden kunnen worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen. 560. De Commissie definieert in de Richtsnoeren markanalyse een geografische markt als volgt:

“Een geografische markt omvat het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol

spelen in de vraag naar het aanbod van de betrokken goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden op elkaar lijken of voldoende homogeen zijn en dat van

aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende

concurrentievoorwaarden heersen. Voor een afbakening van de geografische markt wordt niet vereist dat de concurrentievoorwaarden volstrekt homogeen zijn. Het volstaat dat ze op elkaar lijken of voldoende homogeen zijn, zodat alleen gebieden waarin de concurrentievoorwaarden ‘heterogeen’ zijn, niet als een uniforme markt kunnen worden beschouwd.”264

561. Verder volgt uit de Richtsnoeren dat in de sector voor elektronische communicatie de

omschrijving van de relevante geografische markt traditioneel plaatsvindt op basis van de volgende twee hoofdcriteria:265

- het gebied dat door een netwerk wordt bestreken; en

- het bestaan van wettelijke en andere regelgevingsinstrumenten.

264

Richtsnoeren, randnummer 56. 265

562. Het startpunt van de analyse van de relevante geografische markt wordt gevormd door het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen actief zijn als aanbieder of vrager van

internettoegang. KPN is de grootste partij die actief is als aanbieder op de retailmarkt voor

internettoegang met een landelijk dekkend netwerk. Het startpunt van de geografische afbakening is daarom de nationale markt.

563. In deze paragraaf onderzoekt het college of de concurrentievoorwaarden binnen het nationale verzorgingsgebied van KPN voldoende homogeen zijn of dat er gebieden zijn te onderscheiden waar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen, zodanig dat deze gebieden niet als onderdeel van de uniforme markt kunnen worden beschouwd. Indicatoren die in de analyse betrokken zullen worden zijn de prijzen, het productaanbod en de marktaandelen van de partijen die actief zijn in de betreffende gebieden.

Feiten

564. De aanbodstructuur van de markt voor internettoegang wordt bepaald door:

- KPN, met een landelijk aanbod;

- Kabelmaatschappijen, die in vrijwel het gehele land - alle in hun eigen verzorgingsgebied – een aanbod hebben;

- Aanbieders van internettoegang op basis van gereguleerde ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk;

- Reggefiber, die een glasvezelnetwerk uitrolt; en

- Enkele onafhankelijke aanbieders met eigen lokale glasvezelnetwerken.

565. Uit cijfers van het college266 volgt dat aanbieders van internettoegang op basis van gereguleerde ontbundelde toegang tot het koperaansluitnetwerk ten hoogste rond de 75 procent [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX] dekking in Nederland hebben. De dekking van alternatieve aanbieders komt overeen met de situatie zoals die bestond tijdens het nemen van het marktanalysebesluit uit 2010.267 Nu KPN bekend heeft gemaakt dat de MDF-centrales, in tegenstelling tot eerder aangekondigde plannen, niet op korte termijn uitgefaseerd zullen worden, in ieder geval niet in de periode van 2012 tot 2014, zullen alternatieve DSL-aanbieders opnieuw de overweging moeten maken of ze hun dekking gaan uitbreiden. [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXX]

566. Een verdere ontwikkeling op het koperen netwerk is de uitrol van VDSL2, al dan niet in combinatie met nieuwe technieken als pair bonding en vectoring. KPN heeft op dit moment een VDSL2-netwerk in straatkasten met een dekking van [vertrouwelijk: XXXXXX] woningen. KPN heeft aangekondigd gedurende 2011 en 2012 naar nog eens circa [vertrouwelijk: XXXXXXX] huishoudens

266

Het college heeft deze gegevens in de aanloop naar de marktanalyses bij KPN opgevraagd. 267

De dekking van Tele2 is gestegen ten opzichte van het marktanalysebesluit uit 2010. Dit is te verklaren door de overname van BBned.

uit te rollen via de SDF. KPN rolt daarnaast ook VDSL2 uit vanuit de nummercentrale. Hiermee kan ze eind 2011 ongeveer [vertrouwelijk: XXXXXXXX] adressen bereiken.268

567. Glasvezelnetwerken (FttH) hadden in 2010 een dekking van ongeveer 9 procent (homes connected),269 en de verwachtingen voor de komende reguleringsperiode lopen uiteen van 16 tot 25 procent homes connected in 2014.270 Circa 0,5 procent van de Nederlandse huishoudens viel begin 2010 in het bereik van een onafhankelijk glasvezelnetwerk.271 Ook de beschikbaarheid van

glasvezelaansluitnetwerken voor zakelijke afnemers blijft toenemen. Dialogic schat dat ongeveer de helft van de midden- en grootzakelijke afnemers in een gebied gevestigd is waar vraagbundeling heeft plaatsgevonden.272 Ten slotte worden vestigingen van zakelijke afnemers in bepaalde gevallen (beperkte graafafstand en/of aanzienlijke betalingsbereidheid) ook individueel aangesloten. 568. De ontwikkelingen op het kopernetwerk, in combinatie met lokale uitrol van FttH, moeten volgens KPN ertoe leiden dat eind 2011 40 procent van de op haar netwerk aangesloten huishoudens kan beschikken over minimaal 40 Mbps. Eind 2012 stijgt dat percentage naar 70 procent en in 2013 beschikt reeds 76 procent van de huishoudens over minimaal deze capaciteit.273

569. KPN en alternatieve DSL-aanbieders hanteren in het algemeen gelijke tarieven in hun eigen verzorgingsgebied voor internettoegang.274 Voor KPN betekent dit dat ze tot nog toe een landelijk uniform aanbod voor diensten over koper doet, wat overigens niet betekent dat ze overal alle diensten aan kan bieden. In gebieden waar VDSL2 is uitgerold, kan KPN hogere capaciteiten aanbieden dan in gebieden waar dit niet het geval is. KPN heeft er echter voor gekozen om dit onderscheid niet kenbaar te maken in haar landelijke marketing uitingen. Hetzelfde geldt voor de alternatieve DSL-aanbieders. Wel lijkt KPN op kleine schaal te gaan experimenteren met lokale marketing. Sinds het tweede kwartaal van 2011 doet ze in een zeer beperkt aantal plaatsen een actieaanbod voor een triple play pakket (over DSL) dat afwijkt van het landelijke aanbod.275

570. Ook de kabelmaatschappijen hanteren in het algemeen een uniforme prijs in hun

verzorgingsgebied. De verschillen tussen de tarieven van de grootste kabelmaatschappijen zijn onderling relatief beperkt. De prijzen die Ziggo, UPC, Delta en CAIW rekenen voor een triple play

268

Vertrouwelijke presentatie KPN, april 2011, blz.14. 269

Structurele Marktmonitor OPTA. 270

A.T. Kearney / Telecompaper, Toekomstbeelden Nederlandse Telecommarkten 2014, maart 2011, blz.33. 271

Berekening college, op basis van Telecompaper, FttH in the Netherlands 2010, april 2010, blz. 43. 272

Dialogic, “Substitutie-effecten en mededinging in zakelijke productsegmenten”, januari 2010. 273

Presentatie KPN ‘KPN Investor Day: Selective Topics’, 10 mei 2011, blz. 17. 274

Dit blijkt uit de antwoorden van marktpartijen op de vragenlijsten die het college heeft uitgestuurd. 275

Het college heeft geconstateerd dat KPN gedurende Q2 2011 in ten minste vier middelgrote steden een actieaanbod doet dat afwijkt van het landelijk aanbod.

pakket lopen uiteen van € 45 tot € 55,35 per maand.276 De prijzen die de kabelmaatschappijen

rekenen voor een individueel internetproduct met een downloadcapaciteit van 20 tot 30 Mbit/s variëren van € 25 tot € 32,40.277 Er zijn wel enkele indicaties dat een aantal kabel aanbieders overgaat tot een zekere (tijdelijke) geografische differentiatie in tarieven. Zo hebben UPC en Ziggo tijdelijke

prijsverlagingen gehanteerd in een beperkt aantal lokale gebieden waar er concrete plannen bestaan om glasvezel uit te rollen.

571. De vraagzijde van de markt voor internettoegang is homogeen; de eindgebruikers en (de mate van) hun vraag naar internettoegang verschillen niet in verschillende geografische gebieden in Nederland.

Analyse

572. Het college is in de voorafgaande marktanalysebesluiten vanwege het ontbreken van geografische prijsdiscriminatie steeds tot de conclusie gekomen dat de markt voor internettoegang nationaal is. Een aantal recente ontwikkelingen zouden aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van verschillen in concurrentieomstandigheden, en dus tot een andere afbakening. Het gaat dan met name om de uitrol van glasvezel door onafhankelijke aanbieders, aangezien het niet voor de hand ligt dat KPN met haar FttO-netwerk, en Reggefiber met haar FttH-netwerk, actief gaan concurreren met KPN’s internetdiensten over koper.

573. Het aantal gebieden met een onafhankelijk glasvezelnetwerk is (nog) zeer beperkt. Uit navraag van het college blijkt verder dat KPN, de kabelmaatschappijen en alternatieve DSL-aanbieders overeenkomstig met de afgelopen jaren op slechts zeer beperkte schaal prijsdifferentiatie toepassen in hun eigen verzorgingsgebied. Ook het productaanbod wordt voor het gehele verzorgingsgebied op uniforme wijze gecommuniceerd in de marketing uitingen. Er zijn wel een aantal voorbeelden van lokale prijsverlagingen door de kabelmaatschappij als reactie op de komst van glasvezel. Deze prijsverlagingen zijn echter tijdelijk van aard en worden met name ingezet om te voorkomen dat de vereiste penetratie voor glasuitrol op een bepaalde locatie behaald wordt. Vanwege het tijdelijke aspect hebben deze prijsverlagingen geen invloed op de geografische markafbakening. Ook uit de Richtsnoeren volgt dat prijsverlagingen duurzaam dienen te zijn om een effect te kunnen hebben op de afbakening.278

574. Het college heeft verder geconstateerd dat ook KPN enige ervaring lijkt op te willen doen met lokale marketing door middel van het doen van een actieaanbod in een beperkt aantal plaatsen. Het college heeft echter geen verband kunnen leggen tussen dit actieaanbod en bijvoorbeeld glasuitrol of

276

Om de triple play pakketten van de vier grootste kabelmaatschappijs te kunnen vergelijken is uitgegaan van het basis telefonie- en RTV-product en internet met een capaciteit van 20 tot40 Mbit/s. Bron: websites aanbieders juni 2011.

277

Bij CAIW en Delta is internet als los product afneembaar, bij UPC en Ziggo moet de klant over een kabelabonnement beschikken. Bron: websites aanbieders, juni 2011.

278

Dat concurrentieverschillen duurzaam zijn is een van de belangrijke indicatoren die de Europese Commissie ook aangeeft in een reactie op de notificatie van de WBT-markt door de Engelse toezichthouder OFCOM in 2007 (EC’s comments pursuant to Article 7(3) of Directive 2002/21/EC – SG-Greffe(2008) D/200640 - UK/2007/0733).

een andere objectieve factor, en is dan ook van oordeel dat het prematuur is om op basis van deze feiten te stellen dat de concurrentieomstandigheden in deze gebieden wezenlijk en duurzaam verschillen van andere gebieden in Nederland.

575. Er zijn meerdere factoren die verklaren waarom de verschillende aanbieders uniforme prijzen hanteren. Ten eerste zijn er kosten verbonden aan geografische prijsdiscriminatie; bijvoorbeeld omdat er lokale marketing acties moeten worden georganiseerd. Daarnaast maken lokale acties landelijke marketingcampagnes weer moeilijker. Een bedrijf moet immers uit kunnen leggen waarom ze andere klanten voor hetzelfde product meer in rekening brengt. Een verdere verklaring is dat KPN door middel van het hanteren van een landelijk DSL-aanbod tegen uniforme tarieven zorgt voor een

gemeenschappelijke prijsbeperking. Het aanbod van KPN zorgt er zo namelijk voor dat de prijs van ondernemingen met een kleiner dan nationaal dekkend aanbod gedisciplineerd wordt.

576. Naast de lokale verschillen als gevolg van glasuitrol onderzoekt het college hier ook of er verschillen in de concurrentieomstandigheden bestaan tussen de verschillende kabelgebieden. [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXX]

577. Uit een vergelijking van Delta’s prijs- en productaanbod met dat van de andere kabelmaatschappijen valt af te leiden dat er geen significante verschillen zijn tussen de concurrentievoorwaarden in het verzorgingsgebied van Delta en dat van de andere kabelmaatschappijen. Delta’s prijzen liggen op hetzelfde niveau als die van de grootste

kabelmaatschappij Ziggo. Verder is hier relevant dat KPN zelf ook geen andere prijzen hanteert dan in de overige kabelgebieden. Dit zijn aanwijzingen dat de concurrentieomstandigheden in het

verzorgingsgebied van Delta niet wezenlijk verschillen van de omstandigheden in andere kabelgebieden.

578. [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXX].279 Verder geven UPC en Ziggo beiden aan dat hun prijzen en productspecificaties vergelijkbaar zijn.280 Ook uit paragraaf B.4.4 en de informatie gegeven in randnummer 570 leest het college af dat de prijzen van zowel de individuele internetproducten als de triple-playbundels van beide marktpartijen op een ongeveer vergelijkbaar niveau liggen. Ziggo heeft verklaard dat de oorzaak van deze omstandigheden ligt in het landelijk uniform geprijsde aanbod van KPN en het eveneens uniform geprijsde aanbod van de alternatieve DSL-partijen.

279

Dit blijkt uit de antwoorden van KPN op de vragenlijst die het college in het kader van de markanalyse heeft verstuurd.

280

Dit volgt uit de antwoorden van Ziggo en UPC op de vragenlijst die het college in het kader van de markanalyse heeft verstuurd.

579. Tenslotte zou er sprake kunnen zijn van geografische verschillen tussen bedrijventerreinen en niet-bedrijventerreinen, omdat kabelmaatschappijen op een groot aantal bedrijventerreinen niet aanwezig zijn met coax. Hierdoor zou de concurrentiedruk op bedrijventerreinen lager kunnen liggen dan op niet-bedrijventerreinen.

580. Dialogic heeft dit in 2010 onderzocht.281 Uit dit afnemersonderzoek komt het beeld naar voren dat bedrijventerreinen qua concurrentie-intensiteit niet sterk verschillen van niet-bedrijventerreinen. Zowel in het aantal aanbieders als de tarieven zien afnemers weinig verschillen, waardoor afnemers de concurrentiesituatie op bedrijventerreinen en niet-bedrijventerreinen niet als verschillend ervaren. 581. In tegenstelling tot coax speelt echter op bedrijventerreinen glasvezel een steeds belangrijkere rol. Op een aantal bedrijventerreinen bieden naast KPN alternatieve partijen als Eurofiber en Ziggo zakelijke glasdiensten aan. Op een groot deel van de bedrijventerreinen is daarnaast Tele2 actief op basis van ontbundelde kopertoegang. Op een zeer beperkt aantal bedrijventerreinen is KPN dus (nog) de enige aanbieder van internettoegang. De concurrentieomstandigheden op bedrijventerreinen zijn dynamisch. Er vindt steeds meer uitrol van glas plaats door alternatieve partijen. In deze dynamiek is het vrijwel onmogelijk om gebieden op basis van objectieve kenmerken te labelen en als zodanig duurzaam van elkaar te onderscheiden.

582. Het college heeft de hypothese dat de markt voor internettoegang nationaal is ook voorgelegd aan partijen. KPN heeft aangeven deze hypothese niet te onderschrijven.282

Conclusie

583. De concurrentievoorwaarden zijn nationaal voldoende homogeen. Er bestaan geen significante en duurzame verschillen in de prijs of het productaanbod van internettoegang tussen de

verzorgingsgebieden van de kabelmaatschappijen, of tussen gebieden waar FttH is uitgerold en gebieden waar alleen koper- en kabelnetwerken zijn uitgerold. Op basis hiervan concludeert het college dat de markt voor internettoegang nationaal is. Dit laat onverlet dat het college er rekening mee houdt dat er mogelijk in de toekomst een zodanig lokale differentiatie in

concurrentieomstandigheden gaat ontstaan, dat aanleiding kan zijn om markten subnationaal af te bakenen.

281

Dialogic, “Substitutie-effecten en mededinging in zakelijke productsegmenten”, januari 2010, blz. 29. 282

KPN geeft aan dat er volgens haar een onderscheid moet worden gemaakt tussen gebieden waar FttH is uitgerold en gebieden waar dit niet het geval is. De basisaanname van KPN die hieraan vooraf gaat is dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen hoge en lage capaciteiten en dat internettoegang via koper, en internettoegang via kabel en glasvezel, op grond van het kenmerk capaciteit niet tot dezelfde relevante markt behoren. In gebieden waar geen FttH is uitgerold, zijn kabelmaatschappijen dan de enige aanbieders van internettoegang met een hoge capaciteit, terwijl er in gebieden waar FttH is uitgerold concurrentie is tussen internettoegang via de kabel en glasvezel.