• No results found

Controle over niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur

Next generation netwerk

5 Dominantieanalyse markt voor ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken (FttO)

5.4 Positie van KPN versus concurrenten

5.4.1 Controle over niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur

242. Een partij heeft controle over een niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur wanneer de partij een (omvangrijk) netwerk in eigendom heeft waarvan de aanleg voor een concurrent gepaard zou gaan met aanzienlijke investeringen en aanzienlijke tijd zou vergen. Het college beoordeelt of deze controle de eigenaar in staat stelt om zich onafhankelijk te gedragen.111

243. Bij het criterium repliceerbaarheid beoordeelt het college of de relevante infrastructuur (het relevante netwerk) binnen de termijn van de herziening van het onderhavige besluit economisch rendabel kan worden gerepliceerd door een netwerk met een vergelijkbare functionaliteit. Specifiek onderzoekt het college in welke mate de geografische reikwijdte van het netwerk (netwerkdekking) wordt (of kan worden) gerepliceerd. Een aanbieder met een grote netwerkdekking is in het voordeel ten opzichte van een aanbieder met een kleinere netwerkdekking, zeker indien de klantvraag niet lokaal is geconcentreerd maar meerdere – geografisch gespreide – locaties omvat.

244. In de volgende paragraaf zal eerst worden ingegaan op de netwerkdekking van partijen op de markt voor ODF-access (FttO).

Feiten

245. In Tabel 5 is de netwerkdekking van de verschillende aanbieders op de markt voor ODF-access (FttO) tegen elkaar afgezet. In deze tabel is alleen de dekking van aanbieders op basis van hun eigen infrastructuur opgenomen, niet de dekking die partijen op basis van ingekochte toegang tot

infrastructuur hebben gerealiseerd. De beschreven netwerkdekking is de dekking in heel Nederland en betreft het percentage bedrijfslocaties dat binnen een bepaalde afstand van het netwerk van de aanbieder ligt. Als maatstaf voor de dekking hanteert het college het percentage van bedrijven dat op

111

een bepaalde afstand kan worden aangesloten. Het betreft dus niet het percentage van de

oppervlakte van Nederland. De netwerkdekking is uitgedrukt in termen van bedrijven met meer dan vijf werknemers.

246. Of het aansluiten van een bedrijfslocatie voor een aanbieder rendabel is, hangt af van de kosten en opbrengsten. Indien bij een bedrijfslocatie nog geen fysieke aansluiting aanwezig is, zal het grootste deel van de aansluitkosten bestaan uit aanlegkosten. De hoogte van deze aanlegkosten zijn vanwege de benodigde graafwerkzaamheden grotendeels afhankelijk van de afstand van de

bedrijfslocatie tot het netwerk van de aanbieder. Omdat nog niet alle bedrijfslocaties ‘on-net’ op glasvezelnetwerken zijn aangesloten, analyseert het college de dekking van deze netwerken op vijf afstanden van het glasvezelnetwerk tot de bedrijfslocaties, namelijk 150, 250, 400, 500 en 1.000 meter.112

112

Het college heeft voor de afstanden 150, 250 en 500 meter gekozen, omdat het college deze ook heeft opgenomen in het herstelbesluit ULL van april 2010. De afstanden 400 meter en 1.000 meter zijn toegevoegd.

[Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX.]

Tabel 5. Netwerkdekking ODF-access (FttO) als percentage van aansluitbare bedrijven in geheel

Nederland op basis van eigen infrastructuur. Bron: onderzoek OPTA op basis van netwerkgegevens van marktpartijen (vragen 1 en 2 van de geografische vragenlijst, december 2010) en een Cendris

bedrijvenbestand uit 2008/2009.

247. Bij on-net en near-net <150 meter heeft KPN met haar glasnetwerk de grootste dekking waarmee zij 55-60 procent [vertrouwelijk: XX procent] van de bedrijfslocaties in Nederland kan bedienen. Wat betreft deze glasvezeldekking wordt KPN gevolgd door Eurofiber, Tele2 en BT en

113

De netwerkdekking van Eurofiber en de gezamenlijke aanbieders lijkt volgens deze tabel gedaald ten opzichte van 2007. Dit is onjuist. Eurofiber heeft haar glasvezelnetwerk ook uitgebreid en ook de dekking van de

gezamenlijke aanbieders is gestegen. Het lagere percentage is het gevolg van beschikbare data die

nauwkeuriger zijn. In de huidige analyse is uitgegaan van de exacte geulinformatie van partijen terwijl in de vorige analyse gebruik is gemaakt van polygonen van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC; kwadranten van 500 x 500 meter).

114

Eurofiber, Ziggo, Colt, Tele2, Verizon, Priority Telecom, Delta, BT.

Bedrijven met vijf of meer werknemers (158.000 bedrijven)

(on-net en near-net klanten) <150 meter 2011 (2007) (near-net klanten) <250 meter 2011 (2007) (near-net klanten) <400 meter 2011 (near-net klanten) <500 meter 2011 (2007) (near-net klanten) <1000meter 2011 KPN (ASN) 55-60% (45-50%) 70-75% (60-65%) 80-85% 80-85% (75-80%) 90-95% Eurofiber113 30-35% (40-45%) 40-45% (50-55%) 50-55% 55-60% (60-65%) 65-70% Ziggo 15-20% (10-15%) 30-35% (25-30%) 40-45% 45-50% (45-50%) 60-65% Tele2 25-30% 30-35% 40-45% 40-45% 50-55% BT 20-25% 30-35% 40-45% 40-45% 55-60% Gezamenlijke zakelijke aanbieders, behalve KPN114 55-60% (65-70%) 75-80% (75-80%) 85-90% 85-90% (90-95%) 95-100%

Ziggo. Ook voor bedrijven op minder dan 250, 400, 500 en 1000 meter van een glasnetwerk heeft KPN gemiddeld genomen de grootste glasvezeldekking. KPN wordt hierin wederom gevolgd door Eurofiber. Het verschil in netwerkdekking tussen Ziggo, Tele2 en BT is op grotere afstand minder groot.115

248. De glasvezelnetwerkdekking van KPN in Tabel 5 is gebaseerd op het glasvezelaansluitnetwerk van KPN en niet op het transmissienetwerk (het kernnetwerk dat de verschillende centrales met elkaar verbindt). KPN kiest er voor om alleen klanten aan te sluiten op het aansluitdeel van de

glasvezelnetten, maar desondanks gaat er wel aanvullende concurrentiekracht uit van de aanwezigheid van KPN’s transmissienetwerk. Immers, KPN kan besluiten nieuwe primaire

aansluitringen ten behoeve van het glasvezelaansluitnetwerk te koppelen aan het transmissiedeel. Op deze wijze kan zij nieuwe aansluitpunten creëren en haar aansluitkracht dus vergroten. De

aanvullende concurrentiekracht die hiervan uitgaat, is weergegeven in Tabel 6, en varieert van [vertrouwelijk: XXXXXXX] extra dekking.116,117

115

Voor het in kaart brengen van de netwerkdekking is bij KPN en Ziggo gebruik gemaakt van een bestand met de postcodegegevens van de ‘manholes’ en ‘points of presence’ (PoP’s) in het glasvezelaansluitnetwerk van deze partijen. Manholes en PoP’s zijn locaties in het glasvezelaansluitnetwerk van waaruit klantaansluitingen kunnen worden gerealiseerd. In de berekening is verondersteld dat de manholes zijn gelegen in het midden van een postcodegebied. De netwerkdekking van Eurofiber is op een andere manier berekend. Eurofiber maakt gebruik van de techniek ‘splicing’, waarbij met inzet van een flexibele lasmof geen manhole of PoP nodig is om een klantaansluiting te realiseren. Eurofiber kan daardoor op ieder punt in haar netwerk een klantaansluiting realiseren. De aansluitkracht van Eurofiber kan daarom het best worden berekend op basis van de exacte ligging van haar glasvezelbuizen. Voor de robuustheid van de analyse heeft het college de aansluitkracht van Eurofiber tevens berekend op de wijze die hij voor KPN hanteert. De dekking van Eurofiber op 150 meter is dan

[vertrouwelijk: XXXXXXX] lager dan door middel van de andere berekeningswijze. Op de overige afstanden is

dit verschil minder dan [vertrouwelijk: XXXXXXX]. 116

Desgevraagd heeft KPN aangegeven op basis van eigen gegevens controleberekeningen te hebben uitgevoerd en tot vergelijkbare uitkomsten te zijn gekomen. Ten aanzien van het transmissienet heeft KPN aangegeven dat de additionele concurrentiedruk die daarvan uitgaat, beperkt wordt door de beperkte beschikbaarheid van vezels in dat netwerkgedeelte. Bron: e-mail van 15 april 2011 van KPN aan OPTA. 117

De glasvezelnetwerken van de kabelaanbieders bestaan net als de glasnetwerken van KPN uit ‘core’ transmissienetwerken (kernnetwerken) en aansluitnetwerken. Kernnetwerkdelen worden gebruikt om de wijkcentrales (een netwerkknooppunt in een HFC-netwerk), met daarop gekoppeld het coaxaansluitnet, te verbinden met de rest van het netwerk. Net als andere aanbieders, gebruiken de kabelaanbieders de wijkcentrales eveneens om hier vanuit individuele bedrijfslocaties of bedrijventerreinen aan te sluiten met glasvezelaansluitnetwerken. Deze wijkcentrales liggen tussen 300 en 500 meter van de eindgebruikers. De dekking van kabelaanbieders onder 150 en 250 meter is daardoor beperkt.

(near-net klanten) <150 meter 2011 (2007) (near-net klanten) <250 meter 2011 (2007) (near-net klanten) <400 meter (near-net klanten) <500 meter (2011 (2007) KPN (ASN) 55-60% (45-50%) 70-75% (60-65%) 80-85% 80-85% (75-80%) KPN (ASN+INN) 60-65% 80-85% 85-90% 90-95% Additionele aansluitkracht vanuit transmissieglas +XX% +XX% +XX% +XX%

Tabel 6. Aansluitkracht van KPN op basis van glasvezelaansluitnetten (ASN) en transmissienetdelen (INN) [vertrouwelijk]. Bron: onderzoek OPTA op basis van netwerkgegevens van marktpartijen (vragen 1 en 2 van de geografische vragenlijst, december 2010) en een Cendris bedrijvenbestand uit 2008/2009.

249. De glasvezelnetwerken van de kabelaanbieders worden thans voornamelijk ingezet als kernnetwerk ten behoeve van het coaxaansluitnetwerk en niet als aansluitnetwerk voor de zakelijke markt. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX.]118

250. Eurofiber heeft haar netwerkdekking de laatste jaren fors uitgebreid, en daartoe in de periode 2007-2010 [vertrouwelijk: XXXXXXX]119 geïnvesteerd. De uitbreidingen van KPN, en de

investeringen die daarvoor zijn gedaan, zijn ruim [vertrouwelijk: XXXXXXX] zo hoog. KPN heeft in de periode 2008-2010 [vertrouwelijk: XXXXXXX]120 in haar glasvezelaansluitnetwerk geïnvesteerd. 251. Door haar fijnmazigere netwerkdekking is KPN is relatief vaker dan concurrenten de enige aanbieder op een bepaalde afstand van een bedrijfslocatie. Uit berekeningen van Stratix121 blijkt dat op 19 procent van de bedrijfslocaties met meer dan vijf werknemers KPN de enige aanbieder is op

118

Bron: interview verslag van 6 juli 2010. 119

Bron: e-mail van 8 april 2011 van Eurofiber aan OPTA. 120

Bron: e-mail van 15 april 2011 van KPN aan OPTA. 121

Marktanalyse FttO in Nederland, Beschikbaarheid en bruikbaarheid alternatieven FttO aanbod. Presentatie voor OPTA 20 September 2011. Sheet 10.

een afstand van minder dan 250 meter. Echter, ook op 15 procent van deze bedrijfslocaties is een concurrent de enige aanbieder op minder dan 250 meter. Op ongeveer 38 procent van deze locaties is zowel KPN als minimaal één concurrent aanwezig op minder dan 250 meter, terwijl op ongeveer 28 procent van deze locaties geen enkele aanbieder aanwezig is binnen 250 meter.

Analyse

252. Uit Tabel 5 en Tabel 6 blijkt dat KPN beschikt over een bijna (afhankelijk van de afstand) landelijk dekkend glasvezelnetwerk. Na KPN heeft Eurofiber de grootste netwerkdekking. In 2007 had KPN beperkte dekkingsvoordelen ten opzichte van Eurofiber. Uit Tabel 5 blijkt dat de dekking van KPN sindsdien meer is gegroeid dan de dekking van Eurofiber. De dekking van de

glasvezelnetwerken van KPN is nu aanzienlijk groter [vertrouwelijk: XXXXXXX] dan de dekking van de glasvezelnetwerken van Eurofiber.

253. Ten opzichte van haar grootste concurrenten op de onderliggende retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten, Tele2 en BT, heeft KPN grote netwerkdekkingsvoordelen. De dekking van KPN is ongeveer [vertrouwelijk: XXXXXXX] zo groot als de dekking van Tele2. Gezamenlijk hebben de alternatieve aanbieders met hun zakelijke glasvezelnetwerken een even grote dekking als de glasvezelnetwerken van KPN. Het netwerk van KPN is daarmee door de gezamenlijke concurrentie grotendeels gerepliceerd. Daarbij zijn er gebieden in Nederland waar KPN de enige aanbieder is binnen een bepaalde afstand, maar ook gebieden waar een concurrent de enige aanbieder is binnen een bepaalde afstand, en gebieden waar zowel KPN als concurrenten hun netwerken hebben liggen binnen een bepaalde afstand van een bedrijfslocatie.

254. Op de onderliggende retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten biedt netwerkdekking grote voordelen vanwege het multi-site-karakter van de vraag. Dit heeft ook consequenties voor de bovenliggende wholesalemarkten. Het leidt er namelijk toe dat een aantal partijen wholesale netwerktoegang moet inkopen bij hun directe concurrenten op de retailmarkt.

255. Op de markt voor ODF-access (FttO) zijn concurrenten met een eigen infrastructuur actief. Deze hebben gezamenlijk een even grote netwerkdekking als KPN. Partijen zonder eigen infrastructuur of met een beperktere eigen infrastructuur dan KPN zijn daarom in staat om netwerkdekking bij concurrenten van KPN in te kopen om op die manier een vergelijkbare

netwerkdekking te realiseren als KPN. Dit is echter wel gecompliceerder dan voor KPN, die niet of zeer beperkt afhankelijk is van toegang tot het netwerk van derden.

Conclusie

256. KPN beschikt over beperkte netwerkdekkingsvoordelen ten opzichte van concurrenten, omdat zij in meer gebieden dan concurrenten is uitgerold. Daarbij heeft KPN de afgelopen jaren ook meer geïnvesteerd dan andere partijen. Gezamenlijk hebben de alternatieve aanbieders met hun zakelijke glasvezelnetwerken een even grote dekking als het glasvezelnetwerk van KPN wat hen in staat stelt (desnoods door inkoop) het netwerk van KPN te repliceren.

257. ODF-access (FttO) is mede een bouwsteen voor zakelijke netwerkdiensten waarbij de

beschikt over beperkte voordelen uit een moeilijk te repliceren infrastructuur, omdat ze niet of in ieder geval in veel mindere mate afhankelijk is van inkoop bij derden dan concurrenten. Dit criterium draagt daarom beperkt bij aan een mogelijke machtspositie van KPN.