• No results found

4. Kader voor risicoanalyse georganiseerde criminaliteit

4.5. Gelegenheidsfactor locatie

De gelegenheidstheorie gaat uit van convergentie tussen doelwit, dader en de afwezigheid van sociale controle. Voor georganiseerde criminaliteit is de gelegenheidsfactor doelwit veranderd in illegale groothandelswaar en dader in illegale groothandelsonderneming. Op basis daarvan en de uitwerking van de overige gelegenheidsfactoren kunnen we stellen dat de volgende convergentie zich moet voordoen wil sprake zijn van illegale groothandelsac-tiviteiten:

a. er is handelswaar die geschikt is voor de illegale groothandel én;

b. er zijn misdaadondernemingen die de functies van de groothandel voor hun rekening willen en kunnen nemen én;

c. de betrokkenen, de overheid en anderen willen of kunnen onvoldoende maatregelen treffen om de risico’s voor de groothandelsondernemingen zodanig hoog te maken dat zij afzien van de handel.

In hoeverre moeten alle drie de gelegenheidsfactoren convergeren, wil sprake zijn van illegale groothandelsactiviteiten? Voor vermogenscriminaliteit is de veronderstelling dat de combinatie van een doelwit en de afwezigheid van sociale controle vanzelf daders aantrekt.44 Voor georganiseerde criminaliteit is dit niet aannemelijk. Handelswaar en/of gebrek aan sociale controle hoeven niet te resulteren in ondernemingen die de rol van illegale groothandel op zich willen en kunnen nemen. De drempels liggen hoog en de misdaadondernemers betreden vooral de gebaande paden.45 Zonder illegale groothandels-waar bestaan natuurlijk evenmin illegale groothandelsactiviteiten. Daarentegen leidt de

aanwezigheid van sociale controle niet altijd tot afwezigheid van handel in een bepaald

product. Dit hangt mede af van de winstpotentie en of men de handel in het product interessant vindt.46 De onderneming kan bijvoorbeeld op zoek gaan naar een land waar de controle minder is of kan de werkwijze aanpassen. Bovendien moet de misdaadonderne-ming toch al allerlei voorzorgsmaatregelen treffen. In de ongereguleerde misdaadmarkten zijn de collega-criminelen en andere betrokkenen immers niet altijd te vertrouwen. Desondanks gaat het te ver om te stellen dat de sociale controle er niet toe doet.47 Een intensivering van toezicht en opsporing op een specifieke misdaadmarkt kan bijvoorbeeld

44 Zie paragraaf 1.2.2.

45 Zie subparagraaf 4.3.2.

46 Zie subparagraaf 4.3.2.

47 Zie bijvoorbeeld Kleemans e.a. die stellen dat een misdaadonderneming probeert de overheid te ontlopen {Kleemans e.a., 1999}, {Kleemans e.a., 2002}.

de handelswaar minder aantrekkelijk maken, waardoor misdaadondernemingen de bakens gaan verzetten. Dat sociale controle er toe doet, kunnen we ook afleiden uit de verschillen met landen als de Verenigde Staten en Italië. Het politieke systeem en de cultuur bieden daar meer mogelijkheden voor georganiseerde criminaliteit dan in Nederland.48 Alle drie de gelegenheidsfactoren moeten dus gezamenlijk convergeren, wil sprake zijn van illegale groothandelsactiviteiten.

Waar vindt de convergentie dan plaats? Voor vermogenscriminaliteit is die vraag

eenvoudig te beantwoorden. De locatie is daar waar het doelwit en de dader zich bevinden. Voor illegale groothandelsactiviteiten is het antwoord veel minder eenduidig. Leveran-ciers, afnemers, ondersteuners, medewerkers, misdaadondernemingen en bewakers, zij kunnen allen vanuit een andere locatie opereren. Bovendien kan een misdaadonderneming de verschillende activiteiten elk op een aparte locatie verrichten. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Een Nederlandse misdaadondernemer koopt een container cocaïne van een Colombiaanse misdaadonderneming in een Amsterdams café. Een dag daarna verkoopt hij de cocaïne in kleinere hoeveelheden aan Engelse en Scandinavische groothandelaren in een café in Londen. De Colombiaanse misdaadonderneming sorteert de cocaïne en vervoert deze vanuit Colombia naar een Panamees schip dat geankerd is op de Atlantische oceaan. Van daaruit wordt de cocaïne gedistribueerd naar het Verenigd Koninkrijk en Scandinavische landen. De cocaïne komt Nederland niet in. Het geld gaat via ondergrondse bankiers vanuit Engeland en Scandinavische landen naar Nederland en vanuit Nederland voor een deel naar Colombia. De opbrengsten van de cocaïne worden witgewassen via Belgische banken en uiteindelijk op een Zwitserse rekening geplaatst. Er vinden dus vele activiteiten plaats op diverse locaties in de wereld. Het is niet toevallig dat de cocaïne wordt overgeslagen op volle zee, want buiten de continentale wateren is sociale controle lastig. Evenmin is het toevallig dat gebruik wordt gemaakt van het Belgische en Zwitserse bankensysteem. In dit geval bepaalt de sociale controle in combinatie met de reguliere en legale voordelen van een land waar de misdaadonderneming bepaalde activiteiten uitvoert. De factoren die een rol spelen bij de keuze voor een land kunnen variëren naargelang het soort groothandelsfunctie, het type groothandelsonderneming, het soort product, het type sociale controle et cetera. Voor een misdaadonderneming die zich ook bezighoudt met transport, vormen Schiphol en de Rotterdamse haven uiteraard gunstige omstandigheden. Factoren die Nederland aantrekkelijk maken voor het reguliere internationale bedrijfsleven, maken in dat opzicht Nederland ook aantrekkelijk voor buitenlandse misdaadondernemin-gen. Voor een groothandel in heroïne vormt de aanwezigheid van een Turkse minderheid in Nederland, de rol van Turkije in de internationale heroïnemarkt en de milde houding in Nederland tegen drugs een gunstige combinatie. Volgens NCIS hebben Colombiaanse smokkelaars hun afzetgebied verlegd van Noord-Amerika naar Europa, omdat de prijzen hier hoger liggen en dus de winstmogelijkheden groter zijn. Colombianen gebruiken vooral Spanje als invoerland in Europa vanwege de historische banden en de gemeenschappelijke taal. Zij gebruiken daarnaast Nederland als springplank voor de rest van Europa vanwege Schiphol en de Rotterdamse haven.49

Om welke soorten factoren gaat het zoal die de keuze bepalen? In studies zien we vaak het PEST-kwartet naar voren komen als verklarende factoren voor criminaliteit. Hiermee doelt

48 Zie bijvoorbeeld {Wiebrens & Röell, 1988}.

men op politieke, economische, sociale en technologische factoren.50 Rosenthal e.a. onderscheiden in algemene zin een breder scala van contextuele factoren, namelijk geografische, sociaal-culturele, economische, technologische, historische, juridische, situationele en politieke factoren.51 Bij situationele factoren gaat het bijvoorbeeld om een specifieke omstandigheid, zoals de MKZ-crisis begin 2001. Daarom is het beter om te spreken van tijdelijke factoren. Albanese noemt, naast de reeds aangegeven factoren, ook het criminele milieu als factor.52 De ervaring van de penoze in een gebied speelt volgens hem mede een rol bij de criminaliteit waar men zich op toelegt. De meeste van de genoemde factoren zijn dynamisch en de geografische statisch. De historische factoren en het criminele milieu wijzigen slechts op de lange termijn.

Als we met al de genoemde factoren rekening zouden moeten houden, dan zou de onderzoeker al snel migraine krijgen. Er zijn dan te veel factoren om in de analyse te betrekken. Hij moet rekening houden met in Nederland woonachtige en in Nederland opererende groothandelaren. Hij moet ook beoordelen of groothandelaren mogelijkerwijze in Nederland gaan wonen of hun activiteiten gaan verleggen naar Nederland. Hij moet niet alleen kijken naar factoren die bepalen waarom ze hun oog op Nederland richten, maar ook op de factoren die bepalen waarom juist andere landen wel of niet aantrekkelijk zijn. En als hij het goed zou willen doen, moet hij die factoren ook nog eens in samenhang bekijken. Voegen we daar nog eens aan toe dat dit kan variëren naargelang het product, het type onderneming en afzonderlijke aspecten van de illegale bedrijfsvoering (et cetera) dan mag duidelijk zijn dat dit geen haalbare kaart is.

Per risicoanalyse zal daarom vooraf moeten worden bepaald waar de grenzen liggen. Voor een verkennende risicoanalyse zou kunnen worden volstaan met een beoordeling van de voordelen en risico’s van een land en de mate van vertrouwdheid en bekendheid met de sociale setting.53 Een misdaadonderneming zal namelijk niet zo snel haar activiteiten verleggen naar totaal onbekende gebieden, waar men bovendien geen springplank heeft. Politieke instabiliteit in een land bijvoorbeeld heeft weliswaar enkele voordelen, maar houdt ook risico’s in. Een Afrikaanse dictator verwelkomt wellicht crimineel geld, maar bij het verdwijnen van de dictator kunnen de zaken er opeens heel anders voorstaan. Bovendien heeft niet iedereen zomaar toegang tot de dictator of de andere machtshebbers. Verder biedt het Zwitserse bankenstelsel meer wereldwijde mogelijkheden dan die van een geïsoleerd Afrikaans land.

Een andere variant is om specifiek te kijken naar functies die landen vervullen. Williams onderscheidt vier functies: thuisbasis, thuismarkt, doorvoergebied en servicegebied.54 Daar kunnen we, op basis van de uitwerking van groothandelsfuncties, nog drie functies aan toevoegen, namelijk marktplaats, opslag- en sorteergebied. Thuisbasis is een land waar de misdaadondernemer en zijn medewerkers wonen en leven. Thuismarkt is het land waar de misdaadonderneming haar afnemers heeft en/of leveranciers. Doorvoergebied is het land dat wordt gebruikt voor het transport van de goederen of mensen. Servicegebied is het land

50 Zie bijvoorbeeld {Hall, 1999} en {Bryson, 1995, 87}.

51 {Rosenthal e.a., 1996, 100}.

52 {Albanese, 2002}.

53 Kleemans en Paoli beredeneren dat de mate van vertrouwdheid en bekendheid met de sociale setting een belangrijke rol speelt bij de keuze van misdaadondernemers {Kleemans e.a., 2002, 77}, {Paoli, 2002, 66, 86}.

54 {Williams, 1999}. Williams heeft in de beschikbare stukken de vier onderscheiden functies niet uitgewerkt. De uitwerking hier betreft dus een eigen interpretatie.

waar de misdaadonderneming de secundaire of ondersteunende activiteiten uitvoert.

Marktplaats is de locatie waar de koop of verkoop wordt gesloten. Opslag- of sorteerge-bied is het land waar de misdaadonderneming de producten opslaat of sorteert.

De gelegenheidstheorie gaat uit van convergentie in tijd en plaats. Voor vermogenscrimi-naliteit speelt het tijdstip immers een rol. Overdag zijn er bijvoorbeeld meer mensen op straat. Tevens werken dan velen, waardoor een woninginbreker zijn slag kan slaan. ’s Nachts daarentegen zijn er minder mensen op straat, meer mensen thuis, maar is de sociale controle minder intensief. Bij georganiseerde criminaliteit speelt het moment eigenlijk geen rol van betekenis. Het moment waarop de koop wordt gesloten, het tijdstip van het transport en dergelijke is eigenlijk niet van belang. Hooguit zouden we kunnen zeggen dat tijdsverschillen tussen landen het sluiten van transacties in de weg staan. Maar dit geldt niet echt voor de groothandel waar geen sprake is van impulsaankopen, maar juist van de aankoop van grote partijen. Wel mogen we aannemen dat het transport en de overslag van illegale goederen bij voorkeur ’s nachts plaatsvinden om zo weinig mogelijk op te vallen. Maar ook dit vormt geen dominante factor. Kortom, het moment van de convergentie speelt geen rol van betekenis voor georganiseerde criminaliteit.

Samenvattend kunnen we het volgende stellen omtrent de gelegenheidsfactor locatie en tijd voor georganiseerde criminaliteit. De convergentie van a) illegale groothandelswaar, b) illegale groothandelsonderneming en c) ontoereikende sociale controle bepaalt of illegale groothandelsactiviteiten zich voordoen. Diverse factoren bepalen waar de convergentie ontstaat, namelijk: geografische, sociaal-culturele, economische, technologische, historische, juridische, tijdelijke en politieke factoren alsmede kenmerken van het criminele milieu. Voor een verkennende risicoanalyse kan men volstaan met een beoordeling van de voordelen en risico’s van een land en de mate van vertrouwdheid en bekendheid met de sociale setting. Een andere optie is om specifiek te kijken naar functies die een land kan vervullen voor illegale groothandelsactiviteiten. Het tijdstip van de convergentie speelt geen rol van betekenis.