• No results found

Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten e.d

Toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem

Artikel 2.4.13 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten e.d

De werking van dit artikel is uitgebreid om onder andere stropers in de buitengebieden of zwervers en drugsdealers in parken te kunnen weren.

Artikel 2.4.14 Neerzetten van fietsen e.d.

Het plaatsen van voertuigen is op verschillende plaatsen geregeld, steeds met een wisselende bedoeling: de instandhouding van het plantsoen, het tegengaan van diefstal of verkeersbelangen.

In dit artikel gaat het om de voorkoming van overlast.

Het neerzetten van fietsen en bromfietsen tegen panden welke niet door de eigenaren van die voertuigen worden bezocht of op plaatsen waar deze voertuigen hinder of schade kunnen teweegbrengen, geeft vaak aanleiding tot klachten.

Artikel 2.4.14 geeft de mogelijkheid hiertegen in voorkomende gevallen op te treden.

Artikel 2.4.16 Bespieden van personen

Het artikel zal alleen in excessieve situaties worden toegepast. De politie zal in het algemeen pas optreden, indien burgers klachten hebben geuit over voyeurs. Zie tevens artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (stalking).

Artikel 2.4.17 Bewakingsapparatuur

Deze bepaling strekt evenals de vorige bepaling ter bescherming van de privacy. Deze bepaling heeft speciaal betrekking op het misbruik van bewakingscamera's, namelijk het zodanig gebruik van dergelijke apparatuur dat daardoor inbreuk wordt gemaakt op eens anders privacy.

Onder bewakingsapparatuur kan verstaan worden apparatuur - met name camera's - die is aangebracht met het oogmerk om bepaalde objecten en daarbij of daarin aanwezige personen te kunnen gadeslaan. Te denken is daarbij aan de entree van een bankgebouw, de ruimten binnen banken, winkelbedrijven, parkeergarages, parkeerplaatsen en dergelijke.

Het is niet mogelijk en niet wenselijk om installaties en het gebruik van bewakingscamera's zonder meer te verbieden. Wanneer zulks geschiedt binnen winkelbedrijven, in parkeergarages en op particuliere terreinen bij bedrijven zijn dat geen zaken waarop het gemeentebestuur greep kan uitoefenen. Zodra echter aspecten van openbaar belang in het geding komen, komt men daarmee op het terrein van de huishouding van de gemeente waarop regelend en besturend kan worden opgetreden. In situaties waarin de persoonlijke levenssfeer van de burgers in het geding komt door gedragingen van anderen, zelfs als dit geschiedt vanaf eigen particulier terrein of gebouw, is een regeling via de Algemene Plaatselijke Verordening wenselijk. Dit geldt te meer nu een regeling van dit soort zaken in het Wetboek van Strafrecht ontbreekt.

Artikel 2.4.19 Alarminstallaties

Bedrijfsgebouwen en particuliere woningen zijn veelal door middel van alarminstallaties beveiligd tegen overval en inbraak. Deze op zich goede ontwikkeling heeft evenwel ook een negatieve kant;

het komt nogal eens voor dat deze alarminstallaties nodeloos afgaan. Uit de praktijk blijkt dat het percentage nodeloze alarmoproepen zeer hoog is. De oorzaken van een nodeloos alarm zijn legio.

Soms worden bedieningsfouten gemaakt bij het in- en uitschakelen van alarmapparatuur. Ook

kwaliteitsgebreken, installatiefouten en onderhoudsgebreken kunnen een nodeloos alarm

opleveren. Daarnaast zijn een integraal beveiligingsplan en de inpassing van de alarminstallatie in de fysieke omgeving van het te beveiligen complex, voorwaarden voor een optimale beveiliging zonder nodeloos alarm.

Nodeloos alarm legt een onaanvaardbaar tijdsbeslag op de beperkte capaciteit van de politie, terwijl ook de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de beoogde veiligheidsmaatregelen worden aangetast. Daarnaast ondervinden omwonende burgers overlast van het luide alarm. Deze negatieve kanten kunnen worden beperkt door invoering van een gemeentelijk vergunningsstelsel.

Een zodanig stelsel heeft in de eerste plaats het voordeel dat het gemeentebestuur inzicht krijgt in welke objecten van een luidalarminstallatie zijn voorzien en welke soort installatie het betreft.

Daarnaast kan het gemeentebestuur door het verbinden van voorschriften aan de vergunning gemakkelijker greep houden op niet goed functionerende installaties. Zo nodig kan het

gemeentebestuur bij veelvuldig terugkerend nodeloos alarm de verleende vergunning intrekken.

Het spreekt vanzelf dat samenwerking in dezen tussen gemeentebestuur en politie geboden is.

Door toezending van een afschrift van de verleende vergunning is ook de politie op de hoogte van de aanwezigheid van luidalarminstallaties.

Tegenover de overlast staat dat de preventieve werking en de gunstige resultaten van beveiliging door alarmapparatuur niet uit het oog mogen worden verloren.

Alarminstallaties kunnen worden onderscheiden in luide en stille alarminstallaties. Ook combinaties van beide komen voor. Luid alarm is zichtbaar en hoorbaar door zwaailampen, verlichting, sirenes en bellen die op, aan of rond het object zijn aangebracht. Bij stil alarm is de oproep niet op of rond het object waarneembaar. Bij stil alarm gaat een waarschuwing via een detectiesysteem in het beveiligde object naar de meldkamer van de politie of bereikt de politie via tussenkomst van een particuliere alarmcentrale. De APV heeft geen betrekking op stille alarminstallaties. De reden hiervoor is dat een stil alarm geen weerslag heeft op de openbare orde en het woon- en leefklimaat.

Het opnemen van bepalingen in de APV die betrekking hebben op het aanbrengen en hebben van stille alarminstallaties zou een overschrijding van de grenzen van artikel 149 van de Gemeentewet betekenen.

Artikel 2.4.20 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie

Dit artikel is gericht op het voorkomen van overlast door loslopende honden. Het tweede lid ziet op zogenaamde ‘hondenlosloopplaatsen’.

Artikel 2.4.21 Verontreiniging door honden

Aan dit artikel ligt in zijn algemeenheid het motief van voorkoming en bestrijding van overlast door hondenpoep en de bescherming van de volksgezondheid ten grondslag. De strafbaarheid wordt opgeheven indien de uitwerpselen direct worden verwijderd. Al zal de handhaving (betrapping op

heterdaad) moeilijkheden opleveren, men mag hopen dat er een sterke preventieve invloed van deze bepaling uitgaat. Het derde lid heeft betrekking op de zogenoemde hondenuitlaatplaatsen.

Artikel 2.4.22 Gevaarlijke en blaffende honden

Op 1 februari 1993 is de Regeling agressieve dieren van kracht geworden. In genoemde regeling, die is gebaseerd op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zijn maatregelen genomen voor het type pitbullterriër. Voor dit type hond kunnen geen maatregelen op basis van de APV meer worden getroffen.

Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid om op te treden tegen (de eigenaren van) honden die door aanhoudend geblaf of gejank hinderlijk voor de omgeving zijn of de nachtrust verstoren.

Artikel 2.4.25 Bedelarij

In Arnhem wordt, zoals in veel grotere gemeenten, in toenemende mate overlast ondervonden van bedelaars. Dit geldt met name voor het stadscentrum. Sommige bedelaars – vaak

harddrugsverslaafden – gedragen zich zeer hinderlijk en agressief. Zij klampen voorbijgangers aan, versperren hen de weg of volgen hen enige tijd. Dit veroorzaakt overlast, ergernis en een dreigende sfeer. Hiermee komt de openbare orde, het ordelijke verloop van het openbare leven, in het geding.

Sinds de opheffing van de strafbaarstelling van bedelarij in het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) kan echter niet langer tegen bedelarij worden opgetreden.

Bij deze opheffing heeft de wetgever echter expliciet aangegeven, dat tegen bedelarij die de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren zo nodig kan worden opgetreden op basis van een gemeentelijke (autonome) regeling. Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet is nu een dergelijk regeling ter zake van bedelarij in het leven geroepen.

De verkoop van de ‘straatkrant’ of een dergelijke krant kan niet als bedelarij worden aangemerkt.

Hetzelfde geldt voor het spelen van muziek en het vervolgens vragen om een geldelijke bijdrage van passanten of toehoorders.

Op grond van dit artikel kan het college voor gebieden waar bedelaars overlast veroorzaken een bedelverbod instellen.

Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen