• No results found

Collecteren 1. Begrip 'openbare inzameling'

Toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem

Artikel 5.2.1 Collecteren 1. Begrip 'openbare inzameling'

Voor de toepasselijkheid van dit begrip is het niet nodig dat de inzameling zich naar haar aard en opzet richt tot een ieder zonder onderscheid. Voor de openbaarheid der inzameling is voldoende dat deze aan de openbare weg of van daaraf zichtbaar dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke plaats plaatsvindt. Ook indien een inzameling beperkt is tot de op intekenlijsten voorkomende namen kan dus van een openbare inzameling sprake zijn.

2. Collecten 'in besloten kring'

In het derde lid van artikel 5.2.1 is een uitzondering opgenomen voor inzamelingen die gehouden worden 'in besloten kring'. Voor deze uitdrukking is aansluiting gezocht bij artikel 435e Wetboek van Strafrecht. De uitdrukking 'in besloten kring' doelt op gevallen waarin tussen de inzamelende instelling en de persoon tot wie zij zich richt een bepaalde kerkelijke, maatschappelijke of ver-enigingsband bestaat, welke binding de achtergrond vormt van de actie. Het begrip 'besloten kring' veronderstelt dus een nauwere band dan alleen het gemeenschappelijk lidmaatschap. Men zal tevens moeten aangeven dat er ook een zekere gemeenschappelijke bekendheid met elkaar is. Bij acties in besloten kring zullen zich niet licht gevallen van misbruik voordoen.

3. Inzamelingen ex artikel 7, eerste lid, van de Grondwet

In eerste lid van artikel 5.2.1 is met zoveel woorden aangegeven dat, indien bij een inzameling geschreven of gedrukte stukken worden aangeboden, dit ook valt onder het begrip collecte. Het komt veelvuldig voor, dat het collecteren plaatsvindt onder gelijktijdige aanbieding van gedrukte stukken, zoals prentbriefkaarten, mapjes briefpapier e.d., waarbij dan een beroep wordt gedaan op de charitatieve bestemming van de opbrengst daarvan. Gewezen wordt op de briefkaartenacties, waarbij briefkaarten tegen aanzienlijk hogere prijzen dan gebruikelijk huis aan huis te koop worden aangeboden, waarbij de opbrengst geheel ten goede komt aan de initiatiefnemers tot die acties. De vraag rijst of deze wijze van collecteren valt onder de bescherming van artikel 7, eerste lid, van de

Grondwet. Dit is niet het geval. De Hoge Raad heeft een scheiding aangebracht tussen het collecteren enerzijds en het daarbij aanbieden van gedrukte stukken anderzijds.

Door de redactie van het eerstelid wordt het 'aanvaarden' (bij het 'aanbieden') en niet het aanbieden zelf tot het collecteren gerekend. Het aanbieden van geschreven of gedrukte stukken wordt door de bepaling absoluut onverlet gelaten.

Voorts maakt het bijzondere element '... indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of een ideëel doel is bestemd' nog eens duidelijk, dat het gaat om een regeling van het collecteren en niet om een regeling van het venten of colporteren met gedrukte stukken.

4. Venten/colporteren (met gedrukte stukken) of collecteren (onder gelijktijdige aanbieding van gedrukte stukken)?

Het collecteren onder gelijktijdige aanbieding van gedrukte stukken moet onderscheiden worden van het venten of colporteren met gedrukte stukken. Venten of colporteren met gedrukte stukken valt onder de werking van artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Het venten of colporteren beoogt vooral het dekken van de kosten van verspreiding (het drukken en redigeren daaronder begrepen) van gedrukte stukken. Het aanvaarden van geld is dus duidelijk dienstbaar aan de verspreiding.

Van venten of colporteren met gedrukte stukken is sprake, wanneer voor deze stukken een reële contraprestatie in de vorm van een vast bedrag zou worden gevraagd.

Verkrijgt men een of ander drukwerk door een willekeurig bedrag of een weliswaar vast, maar niet meer als reële contraprestatie aan te merken bedrag aan geld in een bus te werpen of te overhan-digen als bijdrage voor een duidelijk kenbaar liefdadig of ideëel doel, dan is er sprake van een col-lecte. De gedrukte stukken worden daarbij slechts ter ondersteuning van die actie uitgereikt en zijn niet elementair voor het verschijnsel collecte. Bij strafrechtelijk optreden tegen dit soort, zonder vergunning gehouden inzamelingen zal ten laste gelegd en bewezen moeten worden, dat te kennen is gegeven of de indruk is gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk is bestemd voor een ideëel doel.

5. Het Centraal Bureau Fondsenwerving

Het door de Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving voor het inzamelingswezen jaarlijks opgestelde collecteplan dient als leidraad. Bij het Centraal Bureau Fondsenwerving zijn nagenoeg alle Nederlandse gemeenten aangesloten.

Met ingang van 1 januari 2010 is de vergunningsplicht voor collectes vervallen.

Gebleken is dat de vergunningaanvragen door de landelijke collecterende fondsen die staan vermeld op het collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) standaard werden verleend. De vergunningplicht was dan ook onnodig belastend. Doordat ze zijn

opgenomen in het collecterooster en daardoor voldoen aan de CBF-normen over rekening en verantwoording, is er geen reden voor nadere normstelling. Voor deze organisaties geldt daarom geen vergunning- of meldingsplicht.

Het collecterooster van het CBF kent ook een aantal zgn. vrije periodes. Dit zijn weken waarin geen collecte door een landelijk opererend fonds wordt gehouden. Veelal worden deze vrije periodes gebruikt door locale organisaties.

Voor deze vrije periodes geldt een aantal voorwaarden, waaronder een meldingsplicht. Dit om te voorkomen dat een ieder gaat collecteren voor een goed doel, zonder dat duidelijk is dat dit ook inderdaad het geval is en het goede doel niet bijvoorbeeld de collectant zelf is. Ook kan zo worden voorkomen dat jaarlijks vaker voor hetzelfde goede doel wordt gecollecteerd. Er is maximaal één collecteperiode per jaar voor een goed doel beschikbaar. Daardoor is er ook ruimte voor andere goede doelen om te collecteren.

Artikel 5.2.2 Venten

Voor een goed begrip van de artikelen 5.2.2 en 5.2.3 van de APV is het noodzakelijk het onderscheid tussen venten en verkoop vanaf een standplaats te verduidelijken.

Onder venten met goederen wordt verstaan onder meer verstaan de uitoefening van handel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden, dan wel het huis-aan-huis aanbieden van goederen. Naast deze traditionele definitie van het venten met goederen zijn ook daaraan verwante activiteiten in het tweede lid van artikel 5.2.2 onder het begrip venten gebracht.

Onder het innemen van een standplaats wordt verstaan het te koop aanbieden van goederen vanaf eenzelfde plaats, al dan niet gebruikmakend van fysieke hulpmiddelen als een kraam of een aanhangwagen, in de openbare ruimte.

Het afgrenzen van het begrip 'venten' ten opzichte van andere vormen van straathandel is

belangrijk bij de beantwoording van de vraag of een ventvergunning vereist is bij het aanbieden van goederen of diensten. Volgens de Hoge Raad geldt, wil er sprake zijn van venten, een verbod tot het aanbieden vanaf een vaste plaats. De venter moet, wanneer hij zijn waren aanbiedt, dit voortdurend vanaf een andere plaats doen, tenzij hij zijn clientèle aan het bedienen is. De Hoge Raad oordeelt dat het tijdelijk stilstaan in afwachting van klanten in strijd is met de verleende ventvergunning.

Het aanbieden van goederen in een rijdende winkelwagen kan aan regels worden gebonden ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. In de jurisprudentie is het aanbieden van goederen in een rijdende winkel dan ook tot venten gerekend.

Het venten wordt in Arnhem vrijwel helemaal vrij gelaten. Een uitzondering geldt voor de door het college aangewezen plaatsen. Daarbij moet met name gedacht worden aan de drukke

winkelstraten in de binnenstad. Juist in die straten is het de laatste jaren nogal eens

voorgekomen dat men daar bezoekers aansprak om personeel te werven, een onderzoek te doen, leden te werven, abonnementen aan te bieden en dergelijke. Dit leidt tot klachten van winkelend publiek en winkeliers.

Vandaar dat in de APV nog wel de mogelijkheid is opgenomen om het venten –in de brede zin zoals het in het artikel is opgenomen- op bepaalde plaatsen te verbieden.

In het APV-artikel wordt een aantal uitzonderingen met betrekking tot de reikwijdte van het verbod tot het venten met goederen en diensten gemaakt. Hieronder volgt een bespreking van deze uitzonderingen.

Uitzonderingen op het ventverbod

Het te koop aanbieden e.d. van gedrukte stukken

In de jurisprudentie is het aanbieden van of venten met gedrukte stukken als een zelfstandig middel van bekendmaking aangemerkt. Artikel 7 Grondwet brengt met zich mee dat geen vergunning mag worden geëist voor de gebruikmaking van een zelfstandig middel van bekendmaking. Dientenge-volge moet het venten met gedrukte of geschreven stukken van de verbodsbepaling uit het eerste lid van het APV-artikel worden uitgezonderd.

Een afzonderlijk probleem is het beoordelen of er in een concrete situatie sprake is van de uitoefening van 'een zelfstandig middel van bekendmaking' in de zin van artikel 7 Grondwet of dat er sprake is van het te koop aanbieden van drukwerk, waarbij geen gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Krachtens de jurisprudentie is immers niet altijd het aanbieden van gedrukte stukken onder de vrijheid van drukpers te brengen. Het verspreiden van handelsreclame wordt niet tot de vrijheid van drukpers gerekend. Deze vorm van drukwerk is door artikel 7, vierde lid, van de Grondwet uitgezonderd van de vrijheid van drukpers zoals die in de Grondwet is gewaarborgd.

Het stellen van beperkingen aan het venten met gedrukte stukken is - volgens vaste jurisprudentie, ondanks het bepaalde in artikel 7 Grondwet - in bepaalde gevallen toegestaan. Hierbij dient aan een tweetal criteria te worden voldaan:

- de beperking mag geen betrekking hebben op de inhoud van de gedrukte stukken;

- er dient gebruik van enige betekenis te resteren; de beperking mag niet resulteren in een algeheel verbod.

Een constructie, waarbij aan een (beperkt) verbod de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing is verbonden, is volgens de jurisprudentie wèl toelaatbaar (zie ook de toelichting bij art.

2.1.3.1). De beperking van de verkoop van drukwerk waarop een mededeling staat is, gelet op artikel 7 van de Grondwet, niet mogelijk voor zover het betreft de inhoud van het drukwerk. Artikel 7 van de Grondwet beschermt immers 'iedere openbaarmaking van een - meer of minder

weloverwogen - gedachte of een gevoelen, ongeacht de intenties of motieven van degene die zich uit' (Kb 5 juni 1986, Stb. 339). Wel kan de verkoop van drukwerk in het belang van de openbare orde en veiligheid naar tijd en plaats worden ingeperkt. Deze beperking mag echter niet zover gaan dat het gebruik van de vrijheid van drukpers feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.

Afleveren van goederen

De reikwijdte van het geformuleerde ventverbod betreft in beginsel ook het aan de deur afleveren van goederen. In bepaalde gevallen worden echter artikelen die in een winkel zijn aangeschaft door de winkelier of zijn personeel aan huis afgeleverd. Een dergelijk afleveren van goederen betreft niet de verkoop van goederen aan de deur, waardoor de openbare orde wordt aangetast. Hiervoor wordt dan ook in lid 2 onder b een uitzondering gemaakt.

Markten

Op de van gemeentewege ingestelde markten vindt het bepaalde in de Marktverordening toepassing.

Standplaatsen

Voor het innemen van een standplaats is een afzonderlijke regeling opgenomen (art. 5.2.3). Deze regeling is van toepassing op het te koop aanbieden van goederen vanaf een standplaats. Daar tussen het venten met goederen en het aanbieden van goederen vanaf een standplaats een onderscheid wordt gemaakt, is het noodzakelijk dat in de APV-bepaling waarin het venten met goederen wordt geregeld, een uitzondering wordt gemaakt voor het aanbieden van goederen vanaf een standplaats.

Voor een uiteenzetting met betrekking tot een vergunningenstelsel voor het toekennen van ventvergunningen, wordt verwezen naar de toelichting bij art. 5.2.3 (standplaatsen).

Artikel 5.2.2 van de APV ziet op het ordenen van het venten van goederen en diensten. Het motief dat aan deze regeling ten grondslag ligt, is - zoals hierboven al aangegeven - de openbare orde.

Op grond van andere motieven zijn bepaalde vormen van straathandel door andere wettelijke voor-schriften gereguleerd. De Colportagewet ziet op de wijze van optreden in de relatie tussen de koper

en de verkoper en niet op verkoop in relatie tot de openbare orde. Dit houdt in dat naast de bepalingen van de Colportagewet artikel 5.2.2 van de APV afzonderlijk van toepassing is. Op het venten van goederen kunnen behalve de Colportagewet en de bepalingen van de APV ook andere wettelijke voorschriften zoals de Grondwet, de Vestigingswet bedrijven, de Winkeltijdenwet en de Warenwet van toepassing zijn. Voor zover nodig zal ook aan deze wettelijke voorschriften voldaan moeten zijn bij venten van goederen en diensten. Ten overvloede wordt opgemerkt dat waar de APV-ventbepaling treedt in wettelijke voorschriften van hogere orde die een regeling treffen met betrekking tot de straathandel, de APV-bepaling buiten toepassing gelaten wordt (art. 122 Gemeentewet).

Artikel 5.2.3 Standplaatsen