• No results found

G EBRUIK VAN DE CODES

In document R WAS EENS E … (pagina 33-44)

3 M ETHODE VAN ONDERZOEK

4.2 G EBRUIK VAN DE CODES

Deze paragraaf bespreekt per narratologisch concept welke varianten zijn aangetroffen in de tekst.

4.2.1 P

ERSONAGES

In paragraaf 4.1 werd de constatering gedaan dat het hoge percentage van bijna 60% mede komt doordat er sprake is van meerdere coderingen per uiting. Tabel 3 onderschrijft deze constatering door het percentage van 67,54 voor uitsluitend de aanduiding dat een (groep) woord(en) een persoon/menselijk of mensachtig figuur is. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de woorden jij, wij, klanten, collega’s, iedereen, en dergelijke. In elke vacaturetekst staat het woord ‘jij’ voor de lezer, oftewel de potentiële sollicitant. Deze benaming wordt binnen de vacatureteksten op twee verschillende manieren gebruikt. Ten eerste op zo’n manier dat de lezer daadwerkelijk als potentiële sollicitant wordt aangesproken. De andere manier doet dit niet, maar gebruikt het woord ‘jij’ als onderwerp van het verhaal, een personage waarvan het de bedoeling is dat de lezer zich hierin kan verplaatsen tijdens het lezen. Het verschil wordt duidelijk in onderstaande tekst van de ANWB (3). De eerste alinea laat zien hoe ‘jij’ onderwerp wordt gemaakt in het verhaal en dat de lezer er niet persoonlijk mee wordt aangesproken, terwijl dit in de tweede alinea wel gebeurt.

In deze unieke baan als Automonteur Wegenwacht ben jij de redder in nood voor mensen met pech onderweg. De ene keer help je de schilder die te laat is voor zijn volgende klus, de andere keer het gezin dat onderweg is naar het pretpark. Reken maar dat mensen blij zijn wanneer ze jouw gele Wegenwachtauto zien aan komen rijden. Met een vriendelijke glimlach, je technische kennis en een rijk uitgeruste auto vol gereedschappen en apparatuur bedenk jij voor ieder probleem een oplossing. Rustig leg je uit wat je doet. Is reparatie ter plaatse niet mogelijk? Dan zorg jij voor een veilig transport van het vervoersmiddel en de inzittenden. Word jij onze nieuwe collega?

Sta jij al in de startblokken om onze leden weer op weg te helpen? Solliciteer dan direct via onze website. Als onderdeel van het selectieproces laat jij aan ons zien op welk niveau je sleutelkennis op dit moment is. Heb je nog vragen? Ook die kun je stellen via onze website. Klik op ‘ik wil meer weten’ en onze Recruiter Cornelis Wiersma beantwoordt al je vragen.

Ook het woord ‘wij’ wordt altijd op dezelfde manier gebruikt, namelijk voor de auteur, oftewel de organisatie zelf of soms een recruiter namens de organisatie die een nieuwe medewerker zoekt. Elke vacaturetekst bevat in ieder geval deze twee personages: ‘jij’ en ‘wij’. Alle andere personages hangen af van hoe de auteur het verhaal verder invult. Aangezien er slechts een keer per personage de drie subonderdelen A2, A3 en A4 zijn toegewezen, valt te berekenen dat er uiteindelijk 346 personages zijn beschreven in de vacatureteksten. In totaal is er dus bij 1.038 van de 3.198 keer dat er een code is

toebedeeld (32,46%), sprake van overlapping. Ter illustratie: de eerste keer dat er een ‘jij’ is gecodeerd, heeft deze in de tweede codeerronde bijvoorbeeld ook de codes A2.3, A3.3 en A4.3 toegewezen gekregen. Zo horen er bij dit enkele woordje ‘jij’ nu vier codes. Zoals eerder gezegd, doet dit niet af aan het feit dat het concept personages het meest gebruikt is in de vacatureteksten. Gemiddeld bevat elke tekst 7,69 personages, waarbij het minste aantal personages per tekst 4 is en het meeste aantal 15. Er is dus sprake van 2 tot 13 extra personages naast de ‘jij’ en ‘wij’. In het voorbeeld hierboven zijn dit bijvoorbeeld de mensen met pech onderweg, de ‘klanten’ van de ANWB. Dit is een veelvoorkomend derde personagegroep, naast ‘collega’s’. Hoewel deze twee vaak worden genoemd in de teksten en ze een belangrijk onderdeel vormen in de gebeurtenissen rondom de

hoofdpersoon ‘jij’, worden ze niet uitgebreid omschreven. Dat is voornamelijk voorbehouden aan de ‘jij’ en ‘wij’.

In 260 van de 346 gevallen is er namelijk sprake van niet meer dan een enkel of

overheersend kenmerk, 278 van de 346 keer ontwikkelt het personage zich niet en 268 van de 346 keer leert de lezer het personage enkel van buitenaf kennen (codes A2.1, A3.1 en A4.1). Dit houdt in dat zij alleen bij hun enkele of overheersende kenmerk worden genoemd, dat doorgaans al in de naam zelf zit zoals ook bij ‘klanten’ of ‘collega’s’, en regelmatig slechts eenmaal worden aangehaald in de tekst. Dit in tegenstelling tot de uitgebreidere omschrijvingen van een ‘jij’- of ‘wij’-personage (codes A2.3, A3.3 en A4.3), van wie meerdere kenmerken worden benoemd, die door de hele tekst meermaals worden aangehaald en waarbij soms zelfs de gedachten worden beschreven. Zie bijvoorbeeld onderstaand voorbeeld van de Spar (3):

Als versplein medewerker sta je op de meest drukke en de lekkerste afdeling van de winkel. Dagelijks maak jij klanten blij met jouw lekkere verse en heerlijk ruikende producten. Naast het bakken is het voor jou ook een sport om netjes volgens de hygiëne richtlijnen te werken, want kwaliteit en voedselveiligheid staan bij jou hoog in het vaandel. Voor de klant ren je liever dan dat je stil staat en ook tijdens spits momenten weet jij onze gasten met een glimlach te helpen.

Alle onderstreepte delen horen bij het personage ‘jij’, terwijl de schuingedrukte woorden laten zien hoe de andere personages maar kort naar voren komen.

Nergens in de vacatureteksten is er sprake van een allegorisch personage en ook

karikaturen, personen waarbij een van de eigenschappen wordt overdreven of opvallend gemaakt, zijn nauwelijks gebruikt. Een van de weinige keren kwam voor in een

vacaturetekst van de Gall&Gall (1), waarin de lezer wordt gevraagd of deze een superheld “in disguise”, oftewel een Lois Lane of Clark Kent wil zijn voor de winkel:

En ben jij een aanstormend journalist, redacteur, blogger en/of reporter en lijkt het je wat om mee te werken aan het vertellen van de mooiste verhalen over drank? Dan zoeken wij jou! Word jij onze Lois Lane of Clark Kent?

Types worden wat vaker gebruikt binnen de categorie personages met een enkel of overheersend kenmerk, namelijk 40 keer. Deze types representeren meer een groep, bijvoorbeeld wanneer ‘de Klant’ in een tekst van de Jumbo (3) werd gebruikt om niet een specifieke persoon, maar om alle klanten in het algemeen aan te duiden:

Klantvriendelijkheid schrijf jij met een grote K. Jij verplaatst je in de Klant. Jij wilt de producten op je afdeling allemaal kennen, omdat je de Klant goed wilt

informeren. Tevreden ben jij pas als je merkt dat een Klant tevreden is. Uitgebreid beschreven personages spelen infrequent een rol. Zo is er in niet meer dan 2,02% van de gevallen sprake van een personage met een complexe groep van

eigenschappen, zijn 0,58% van de gevallen volledig ontwikkelde personages en wordt bij 1,45% het bewustzijn van binnenuit gepresenteerd. Dit werd bijvoorbeeld gedaan door het expliciet uitschrijven van de gedachten van een personage, zoals ook Coolblue (1) deed:

Na de lunch krijg je een mailtje met hierin de NPS-cijfers van afgelopen week. Top, ook vorige week weer een hoge klanttevredenheid. In de open antwoorden lees je dat een klant een telefoon terug kreeg met lege batterij, waardoor hij niet kon bellen. “Waarom sturen we niet alle telefoons opgeladen terug naar klanten?”, vraag je je af. De Operationeel Manager was snel overtuigd van jouw goede idee. De volgende dag liggen op alle werkplekken oplaadkabels en is de procedure aangepast. Op naar nog meer blije klanten!

Tabel 3: Mate van gebruik van de coderingen voor narratologisch concept personages

Coderingen Aantal keer gebruikt (%)

Totaal aantal keer gebruikt (%)

Totaal A1 Persoon/menselijk, mensachtig figuur 2.160 (67,54)

Totaal A2 Complexiteit 346 (10,82)

A2.1 Enkel of overheersend kenmerk 260 (75,14)

A2.1.1 Allegorisch personage 0 (0)

A2.1.2 Karikatuur 3 (6,98)

A2.1.3 Type 40 (93,02)

A2.2 Complexe groep van eigenschappen 7 (2,02)

A2.3 Andere mate van complexiteit 79 (22,83)

Totaal A3 Ontwikkeling 346 (10,82)

A3.1 Geen ontwikkeling 278 (80,35)

A3.2 Volledig ontwikkeld 2 (0,58)

A3.3 Andere mate van ontwikkeling 66 (19,08)

Totaal A4 Innerlijke leven 346 (10,82)

A4.1 Alleen van buitenaf gezien 268 (77,46)

A4.2 Bewustzijn van binnenuit gepresenteerd 5 (1,45)

A4.3 Andere mate van innerlijk leven 73 (21,1)

Eindtotaal Personages 3.198 (100)

4.2.2 H

ANDELINGEN EN GEBEURTENISSEN

:

PLOTS

Uit de theorie in hoofdstuk 3 bleek dat een plot kan ontstaan door verschillende

concepten, namelijk door handelingen en gebeurtenissen, een spanningsboog tussen begin, midden en einde, en door de chronologische of logische samenhang van gebeurtenissen. In onderstaande tabel is al snel duidelijk dat er in de 45 vacatureteksten voornamelijk sprake

is van handelingen en gebeurtenissen met respectievelijk 58,83% en 20,93%. Vaak kwamen deze voor op plekken waar omschreven werd wat iemand bijvoorbeeld tijdens een werkdag doet, zoals ‘Jij rijdt in je bakwagen naar onze klanten’ of ‘Je wordt begroet’. Deze

handelingen en gebeurtenissen duidden echter niet overal op samenhang of een plot, maar vertelden vaak een (deel van een) verhaal zonder dat er naar een bepaald eindpunt wordt toegewerkt. Zo ook in de vacaturetekst van de WE (3):

Als Store Manager ben je eigen ondernemer. Je schrijft een businessplan en gaat 100 procent voor jouw zaak. Met jouw flair zorg jij – samen met jouw gedreven team – voor de ultieme shopping experience van je klanten. Je bent

verantwoordelijk voor het succes van jouw store en weet de omzet van elk kwartaal steeds te overtreffen. Elke dag bereid je de kickstart van die dag voor, om jouw team weer klaar te stomen voor een nieuwe dag waarin de energie bruist en de stappen net wat verder worden gezet – van de nieuwe collectie tot de laatste service-weetjes.

Er zijn duidelijk handelingen en gebeurtenissen in dit gedeelte te zien, maar er is geen specifiek plot te ontdekken. Op slechts 35 plekken in de vacatureteksten wordt er wel een compleet verhaal met plot duidelijk door middel van een begin, midden en

einde-structuur, wat samen zorgt voor een percentage van 7,3. Een voorbeeld van zo’n verhaal is te vinden in een tekst van de Albert Heijn (1), namelijk de eerste alinea van de vacature. De delen zijn van elkaar gescheiden door middel van een verticale streep. Het begin staat volledig op zichzelf en komt niet in een of ander verband na een eerdere uitspraak, maar wordt wel opgevolgd door het midden. Hierna komt natuurlijkerwijze het einde, welke, in tegenstelling tot het begin, juist wel iets anders opvolgt, maar waar niets na komt:

Een plek ergens in het land. Het leven draait op volle toeren, iedereen probeert het maximale uit zijn dag te halen. | Jij rijdt in je bakwagen naar onze klanten. Drukke gezinnen, harde werkers, fanatieke sporters, vrolijke creatievelingen,

carrièretijgers, of levensgenieters. Waar je straks ook aanbelt, je wordt begroet met ‘ha fijn dat je er bent!’ Jij hebt namelijk alles zij nodig hebben: lekker eten en handige spullen. Je bezorgt het precies op tijd. En dan zet je het ook nog eens voor ze in de keuken. Zo kunnen zij snel weer verder met waar ze goed in zijn, of wat ze leuk vinden. | En jij? Jij gaat fluitend op weg naar de volgende klant.

Iets vaker, hoewel nog altijd maar een gecombineerd percentage van 12,93, komt er samenhang voor door chronologie en logica. Bijvoorbeeld in een vacaturetekst van de Ikea

(1), waarin chronologisch wordt uitgelegd hoe een dag van een stagiair eruit kan zien. Alle onderstreepte delen tonen duidelijk aan hoe ze na elkaar plaatsvinden in de tijd:

Bij binnenkomst bespreek je een door jouw bedachte opdracht met de CR manager. Na de koffiepauze staat een team overleg gepland. Hierin maakt je de

teammanagers ook enthousiast over jouw opdracht en start je op de werkvloer met je actieplan. Na de lunch met jouw collega’s help jij klanten en zorgt dat ze

tevreden de winkel verlaten. De laatste uurtjes besteed je aan een door jou gekozen project. Je sluit de dag af met enkele administratieve werkzaamheden. Om 17:00 uur ga je met een voldaan gevoel naar huis.

Hoewel het hier om drie verschillende concepten gaat die een plot kunnen vormen, zijn niet op alle plekken waar ze voorkomen exclusief een van deze drie. Dit is ook te zien aan bovenstaande voorbeelden. De plots worden gevormd door een begin-midden-einde en door chronologie, maar in beide komen ook handelingen en gebeurtenissen voor.

Tabel 4: Mate van gebruik van de coderingen voor narratologisch concept plots

Coderingen Aantal keer

gebruikt (%) Totaal aantal keer gebruikt (%) Totaal B1 Handeling 846 (58,83) Totaal B2 Gebeurtenis 301 (20,93)

Totaal B3 Plot (spanningsboog) 105 (7,3)

B3.1 Begin 35 (33,33)

B3.2 Midden 35 (33,33)

B3.3 Einde 35 (33,33)

Totaal B4 Plot (samenhang van gebeurtenissen) 186 (12,93)

B4.1 Chronologisch 39 (20,97)

B4.2 Logisch 147 (79,03)

4.2.3 M

OTIEVEN

In paragraaf 4.1 werd al duidelijk dat van de vijf concepten dit concept het minst is toegepast in de vacatureteksten. Dit narratologische concept had het laagste percentage van het totaal aantal keer dat er een code is toegewezen. Tabel 5 laat tevens zien dat de verschillende subonderdelen ook in verschillende mate voorkomen. De meerderheid van de motieven, 90,59% binnen de 68% van het leidmotief, zijn betekenisdragende woordelijke herhalingen. Dit kwam bijvoorbeeld voor in een tekst van de Etos (1), waarin verspreid over de vacaturetekst telkens weer het woordje ‘samen’ viel: samen werken, samen beter doen, samen bouwen (zie bijlage 1.1). De herhaling duidt aan dat het blijkbaar een

belangrijke waarde is voor het bedrijf. Een ander deel, namelijk 32%, betreft vrije

motieven: herhalingen van elementen in de beschrijvingen van ruimtes of personages, die achtergrondinformatie leverden en geen verandering brengen in de situatie. In een tekst van de ANWB (1) betrof het bijvoorbeeld de nette, opgeruimde winkel die vier keer voorkwam in de tekst (zie bijlage 1.2). Van alle gecodeerde motieven is er in slechts acht keer van de gevallen sprake van een ‘herkenningsmelodie’. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak die altijd gedaan wordt als de bezorger bij een klant komt: ‘Ha fijn dat je er bent!’ (uit het voorbeeld van de Albert Heijn onder paragraaf 4.2.2). Bij dit narratologisch concept is het belangrijk te bedenken dat herhaling het kernwoord is. De 125 keer dat er een code van motieven is toegewezen, zijn dus geen geïsoleerde (groepen) woorden. In tegendeel, dit aantal bestaat uit sets van bijvoorbeeld twee of drie keer min of meer dezelfde uitingen binnen een tekst.

Tabel 5: Mate van gebruik van de coderingen voor narratologisch concept motieven

Coderingen Aantal keer gebruikt (%)

Totaal aantal keer gebruikt (%)

Totaal C1 Concreet motief 125 (100)

C1.1 Vrij motief 40 (32)

C1.2 Leidmotief 85 (68)

C1.2.1 Woordelijke herhaling 77 (90,59) C1.2.2 ‘Herkenningsmelodie’ 8 (9,41)

4.2.4 V

ERTELLER

(

S

)

Tabel 6 laat door middel van codering D2.1 zien dat er in de 45 vacatureteksten sprake is geweest van 46 auteurs. Uit de verdere gegevens blijkt dat in slechts een van de 45

teksten geen auteur naar voren komt, namelijk van de Etos (3). In een tekst van Vistaprint (1) zijn juist twee auteurs te identificeren. Een groot deel van deze vacaturetekst bestaat namelijk uit een persoonlijk verhaal van ‘onze collega Dennis’, die uitgebreid vertelt over zijn ervaring bij het bedrijf:

Belangrijkere vraag is; hoe is het nu echt om als Manufacturing Engineer bij Vistaprint aan de slag te gaan? Dat kan je hieronder lezen, geschreven door onze collega Dennis:

‘Zo, ik ben ondertussen alweer 9 maanden werkzaam voor Vistaprint. En wat gaat die tijd snel. Het voelt als de dag van gisteren toen mij als Manufacturing Engineer een dynamische en energieke werkplek werd beloofd met veel uitdaging en ruimte voor eigen verbetervoorstellen (en deze uiteraard ook uitvoeren). En hoe die beloftes meer dan waargemaakt zijn! De hoeveelheid energie die…’.

De auteurs hebben zich voornamelijk kenbaar gemaakt door middel van interpretaties. Dit onderdeel is goed voor 91,54% van het aantal keer toegewezen codes binnen de 82,18% van al het commentaar. Denk aan uitingen als natuurlijk, sowieso en uiteraard, of zinnen als ‘Dat is overigens ook hard nodig’ of ‘Werken bij Jumbo is meer dan zomaar een baan’. In sommige teksten werd het maar al te duidelijk dat de auteur zich kenbaar wil maken, zoals bijvoorbeeld in deze tekst van Bol.com (1):

Streaming data gaat bij bol.com een schitterende toekomst tegemoet. Zo

schitterend zelfs, dat we straks allemaal lasmaskers moeten dragen. (…) Een flinke uitdaging, want we verwerken een gigantische hoeveelheid data. En nee, dat is geen marketing blurb: het gaat echt om TB’s per dag, dus het monitoren en optimaliseren van de performance van onze cloud infrastructuur is key.

Jij bent verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van de real time streaming stack: libraries, services, streaming, processing en – sorry, maar hoort erbij! – de documentatie. (…) We werken graag in/met Spring, Java, Python en Kotlin, maar als je ons wilt wowen met een fantastisch alternatief, dan staan we daar helemaal open voor!

Verder zijn de auteurs ook, echter in veel kleinere mate, te onderscheiden door de

voor 21,75% van het aantal keer toegewezen codes, nog geen derde van het aantal interpretaties. In al de 45 vacatureteksten heeft zich geen compleet fictief figuur als auteur voorgedaan.

Tabel 6: Mate van gebruik van de coderingen voor narratologisch concept verteller(s)

Coderingen Aantal keer gebruikt (%)

Totaal aantal keer gebruikt (%)

Totaal D1 Stem met hoogste positie in de tekst 331 (87,8)

D1.1 Samenvatting 23 (6,95) D1.2 Analyse 36 (10,88) D1.3 Commentaar 272 (82,18) D1.3.1 Generalisatie 23 (8,46) D1.3.2 Interpretatie 249 (91,54) Totaal D2 Persoon 46 (12,2)

D2.1 Zelfde als auteur 46 (100)

D2.2 Compleet fictief figuur 0 (0)

Eindtotaal Verteller(s) 377 (100)

4.2.5 T

IJD

Uit de hoofdlijnen kwam al naar voren dat er niet veel is gespeeld met tijd in de vacatureteksten. Zo blijkt uit tabel 7 dat drie van de tien coderingen zelfs geen enkele keer zijn toegewezen, namelijk vertraging, ellipsis en de herhaaldelijk vertelde

gebeurtenis. Wat wel redelijk vaak is toegewezen, is versnelling, wanneer bijvoorbeeld een hele werkdag wordt samengevat in een zin. In een tekst van de Blokker (3) is wel acht keer gebruik gemaakt van versnelling, zoals:

“Zo wisselt een Bedrijfsleider wel tien keer per dag van rol.” “De eerste periode werk en leer je dan ook afwisselend in hun filialen.” “Naast en tijdens dit

Met een percentage van 61,24 binnen de 57,59% van het onderdeel duur komt deze codering het meest voor binnen het concept tijd. Als tweede in de rij komt de iteratieve verteltrant met 22,77%, de enige gebruikte soort binnen het onderdeel frequentie. Het gaat hier om verschillende events samengevat en eenmalig aangehaald onder een enkele noemer:

“Alles wat je samen met je collega’s doet is direct zichtbaar (Etos 1)” “even langs een winkel of op bezoek bij een feestje van een klant (Gall&Gall 1)” “Mede door jouw werk wordt een bezoek aan IKEA voor de klant echt een dagje uit (Ikea 3)” Ook pauze en prolepsis spelen een redelijke rol in de vacatureteksten. Minder voorkomend zijn analepsis en de een-op-eenrelatie, met als laatste in media res, welke maar 5 keer is voorgekomen.

Tabel 7: Mate van gebruik van de coderingen voor narratologisch concept tijd

Coderingen Aantal keer

gebruikt (%)

Totaal aantal keer gebruikt (%)

Totaal E1 Volgorde 44 (19,64)

E1.1 In media res 5 (11,36)

E1.2 Analepsis 13 (29,55) E1.3 Prolepsis 26 (59,09) Totaal E2 Duur 129 (57,59) E2.1 Vertraging 0 (0) E2.2 Versnelling 79 (61,24) E2.3 Een-op-eenrelatie 13 (10,08) E2.4 Pauze 37 (28,68) E2.5 Ellipsis 0 (0) Totaal E3 Frequentie 51 (22,77)

E3.1 Gebeurtenis herhaaldelijk verteld 0 (0)

E3.2 Iteratieve verteltrant 51 (100)

In document R WAS EENS E … (pagina 33-44)