• No results found

Flankerend onderwijsbeleid: samenwerking LOP’s met gemeenten

In document Lokale overlegplatforms (pagina 53-56)

Hoofdstuk 3 Uitbouw van een lokaal onderwijs (kansen)beleid

3.2 Flankerend onderwijsbeleid en samenwerking met gemeenten

3.2.2 Flankerend onderwijsbeleid: samenwerking LOP’s met gemeenten

Omdat zowel LOP’s als gemeenten initiatieven kunnen ontwikkelen op het vlak van het bevorde-ren van de gelijke onderwijskansen, werd in het decreet op het flankebevorde-rend onderwijsbeleid wel een aantal expliciete waarborgen tot samenwerking met de LOP’s ingebouwd:

• Zo zijn m.b.t. de leerplichtcontrole, spijbelen en kleuterparticipatie gemeenten verplicht om samenwerking te zoeken met de LOP’s;

• Gemeenten kunnen ook een beroep doen op decretaal ingeschreven subsidies voor projec-ten die het Vlaamse onderwijsbeleid versterken en gericht zijn op doelstellingen m.b.t. GOK, kleuterparticipatie, spijbelen, probleemgedrag op school, ongekwalificeerde uitstroom, taal-stimulering, betrokkenheid van ouders in de buurt, samenwerking tussen Onderwijs-Welzijn en geletterdheid of levenslang leren.

• Bij het indienen van deze projectvoorstellen worden gemeenten echter opnieuw verplicht om naar het advies van het LOP te vragen;

• Centrumsteden die een beroep willen doen op deze projectsubsidies, moeten tevens beschik-ken over een lokaal onderwijsplan waarin hun visie op het flankerend onderwijsbeleid wordt geëxpliciteerd evenals de doelstellingen die worden nagestreefd en de projecten en acties die men in samenwerking met andere lokale actoren wenst op te zetten. In dit plan moet opnieuw worden aangegeven op welke manier het LOP betrokken werd bij de opmaak van dit plan even-als de wijze waarop men met het LOP wenst samen te werken bij de uitvoering ervan.

Hoe die samenwerking (wederzijdse taakverdeling en werking) concreet vorm en inhoud moet krijgen, werd niet verder ingevuld maar overgelaten aan de lokale autonomie. De beleidsmaker was ervan overtuigd dat de wijze waarop gemeenten en LOP’s complementair/subsidiair aan elkaar kunnen werken zodanig wordt bepaald door de voorgeschiedenis en lokale context, dat het uitwerken van algemene regelingen weinig zinvol werd geacht.

Bekijken we hoe de afstemming tussen de LOP-werking en de gemeenten in het schooljaar 2008-2009 procedureel vorm kreeg, dan zien we alvast duidelijke groeimarges aanwezig40:

S Beleidsplannen

Voor 64% van de gemeenten met een LOP staat in het LOP-beleidsplan aangegeven op welke wijze het LOP met hen gaat samenwerken (om en bij de 70% voor de groot- en centrumsteden):

• Deze samenwerking wordt meestal in zeer algemene termen beschreven (voor 48% van de gemeenten) en in veel mindere mate in gedetailleerde bewoordingen per beleidsterrein (voor 16% van de gemeenten);

• Ongeveer 70% van de gemeenten werd ook betrokken bij de concrete opmaak van het LOP-beleidsplan (58%) of bracht achteraf advies uit (11%).

Gelijkaardige percentages vinden we terug voor de wijze waarop de samenwerking met het LOP ook wordt beschreven in de beleidsplannen van de gemeenten. In 60% van de LOP-gemeenten heeft het LOP kennis van het feit dat gemeentelijke beleidsplannen ook gewag maken van een samenwerking met de LOP-werking (in de grootsteden en centrumsteden gaat het om 83 en 91%

van de steden):

• In 55% van de gemeenten wordt de samenwerking in algemene en 5% van de gemeenten in meer concrete bewoordingen beschreven;

• In 41% van de gemeenten werd het LOP ook betrokken bij de opmaak van deze beleidsplannen of kon het LOP achteraf advies uitbrengen (in 50% en 76% van de groot- en centrumsteden).

S Jaarplannen

Een ander instrument om een complementaire werking uit te bouwen, is het wederzijds afstem-men van de jaarplannen van de LOP’s en de gemeenten op elkaar:

• Opvallende vaststelling was dat in niet meer dan 27% van de LOP-gemeenten, het LOP ook werkte met een jaarplanning (in de groot- en centrumsteden stijgt dat percentage nog tot 50 en 38%);

• Het omgekeerde was evenzeer het geval: in niet meer dan 24% van de LOP-gemeenten had het LOP weet van een jaarplanning in deze gemeenten (in de groot- en centrumsteden loopt dat percentage terug op tot 50% en 43%).

Van de negen LOP-gemeenten waar zowel de gemeenten als het LOP werken met een jaarplan-ning worden er in vijf gemeenten afspraken gemaakt m.b.t. het afstemmen van de planjaarplan-ningen op elkaar.

S Oprichting, samenstelling en werking nieuwe deelorganen

In iets méér dan één vierde van de gemeenten met een LOP (28%) werden door het betreffende LOP afspraken gemaakt met deze gemeenten over de oprichting, samenstelling en/of werking van nieuwe LOP-deelorganen. In de groot- en centrumsteden klom dat percentage nog op tot 50% en 38%.

Omgekeerd maakte niet meer dan 19% van de gemeenten ook afspraken met het LOP over de oprichting, samenstelling en/of werking van nieuwe deelorganen door henzelf (in de groot- en centrumsteden telkens 33%).

40 Voor meer gedetailleerde gegevens verwijzen we graag naar de cijferbijlage.

S Deelname aan onderwijs(gerelateerd) overleg van de gemeenten en dubbelmandaten In 38% van de LOP-gemeenten werd afgelopen schooljaar namens het LOP deelgenomen aan onderwijs(gerelateerd) overleg georganiseerd door deze gemeenten (in 83% en 67% van de groot- en centrumsteden). In 20% van de gemeenten nam het LOP echter nooit deel aan dat overleg (in de groot- en centrumsteden 17% respectievelijk 33%). In 40% van de gemeenten werd er echter geen onderwijs(gerelateerd) overleg georganiseerd of was het LOP niet op de hoogte van een dergelijk overleg.

In 33% en 38% van de groot- en centrumsteden participeerde het LOP als vast lid (in 12% van de andere gemeenten). In 50% en 29% van de groot- en centrumsteden participeerde het LOP enkel op uitnodiging.

Evalueren we de deelname van het LOP aan werkgroepen, projectgroepen en/of stuurgroepen georganiseerd door de gemeenten, dan stellen we een iets hogere participatie vast dan aan het onderwijs(gerelateerd)overleg (in 47% van alle LOP-gemeenten en in 100% en 67% van de groot- en centrumsteden). In de centrumsteden participeerde het LOP meer als vast lid, in de grootste-den en andere gemeenten meer op uitnodiging.

In 41% van de gemeenten met een LOP-werking (100% en 62% van de groot- en centrumsteden) hadden leden van het dagelijks bestuur ook een mandaat in het onderwijs(gerelateerd) overleg van de gemeenten, in 15% bestond er geen enkele vorm van dubbelmandaat en in 44% van de LOP-gemeenten was er geen onderwijs(gerelateerd) overleg of had men geen zicht op eventuele dubbelmandaten.

In een grootstad telde men gemiddeld 6,3 dubbelmandaten tussen het dagelijks bestuur van een LOP en het onderwijs(gerelateerd) overleg van de gemeenten. In de centrumsteden telde men gemiddeld 5,6 en in de andere gemeenten 3,2 dubbelmandaten.

S Vergaderkalender

In niet meer dan 27% van de gemeenten met een onderwijs(gerelateerd) overleg (0% en 50% in de groot- en centrumsteden) werden afspraken gemaakt of initiatieven genomen om de verga-derkalenders van het LOP en het onderwijs(gerelateerd) overleg van de gemeenten op elkaar af te stemmen. In 27% van de gemeenten werden daarover geen afspraken of initiatieven genomen en in 25% van de gemeenten was het LOP niet op de hoogte van eventuele vergaderkalenders.

S Agenda

In amper 11% van de LOP-gemeenten (29% van de centrumsteden) met een onderwijs(gerelateerd) overleg werd het LOP ook betrokken bij de opmaak van een agenda voor dat overleg. In 27% van de LOP-gemeenten (57% van de centrumsteden) met een ondewijs(gerelateerd)overleg kon het LOP opmerkingen overmaken bij ontvangst van een ontwerp van een agenda. In 15% van de LOP-gemeenten (83% van de grootsteden) met een onderwijs(gerelateerd)overleg ontving men enkel een definitieve agenda ter informatie.

Omgekeerd hebben de gemeenten wel meer inspraak in de agenda van het dagelijks bestuur van het LOP:

• 45% van de gemeenten (83% en 62% van de groot- en centrumsteden) was tijdens het school-jaar 2008-2009 betrokken bij de opmaak of kon opmerkingen overmaken bij ontvangst van een ontwerp van agenda. Die cijfers hangen ongetwijfeld samen met het feit dat nogal wat ge-meenten ook deel uitmaken van het dagelijks bestuur.

• 11% van de gemeenten (33% en 14% van de groot- en centrumsteden) ontving de agenda en-kel ter informatie.

S Verslaggeving

In 57% van de LOP-gemeenten met een onderwijs(gerelateerd)overleg ontving het LOP ook alle of selectieve verslaggeving van dat overleg (in 100% van de grootsteden en 78% van de centrum-steden).

S Regie

In 30% van de gemeenten bestonden er in het schooljaar 2008-2009 geen afspraken met het LOP over de wijze waarop men zou samenwerken (in 0% en 10% in de groot- en centrumsteden). In heel wat gemeenten (41%) bestaan er afspraken die niet schriftelijk zijn neergelegd maar orga-nisch zijn gegroeid vanuit de praktijk. In amper 16% van de gemeenten zijn er ook samenwer-kingsafspraken schriftelijk neergelegd. In de grootsteden ligt dat percentage aanzienlijk hoger (34%), maar in de centrumsteden dan weer terug opvallend lager (19%). In twee gemeenten werk-te men zowel met mondelinge als schrifwerk-telijk vastgelegde samenwerkingsafspraken.

In 23% van de gemeenten zijn er ook procedurele afspraken gemaakt m.b.t. het formuleren van adviezen en projectvoorstellen aan de gemeenten (in telkens 33% van de groot- en centrumste-den).

In document Lokale overlegplatforms (pagina 53-56)