• No results found

Bemiddelen bij weigeringen

In document Lokale overlegplatforms (pagina 33-39)

Hoofdstuk 2 Decretale opdrachten van de LOP’s

2.3 Inschrijvingsrecht

2.3.3 Bemiddelen bij weigeringen

S M.b.t. gemeenschappelijke inschrijvingsperioden voor reguliere leerlingen

In 43 LOP’s (of 64%) werd in het schooljaar 2008-2009 ook de thematiek van een gezamenlijke in-schrijvingsperiode voor ‘reguliere’25 leerlingen besproken. In een grootstad en het basisonderwijs liggen deze percentages nog hoger (respectievelijk 100% en 72%).

In 21 van deze 43 LOP’s (of 49%) resulteerde dit ook in gezamenlijke inschrijvingsperioden:

• Naast vijf LOP’s uit een grootstad behoren daartoe ook zes LOP’s uit een centrumstad en tien LOP’s uit andere gemeenten;

• Een meerderheid van de LOP’s (16) behoort tot het basisonderwijs.

2.3.2 Communicatie inschrijvingsbeleid van de scholen

Het is eveneens een bevoegdheid van de LOP’s om afspraken te maken m.b.t. de communicatie over het inschrijvingsbeleid naar verschillende doelgroepen van ouders en jongeren.

45 LOP’s (of 67%) hebben deze thematiek het afgelopen schooljaar geagendeerd en in 27 LOP’s (of 60%) resulteerde dat ook in concrete afspraken en/of initiatieven:

• Afspraken/initiatieven m.b.t. het bekend maken van het inschrijvingsbeleid in het algemeen en/of van individuele scholen in het bijzonder;

• Afspraken over de communicatie van het inschrijvingsbeleid voor kansengroepen.

In zeven LOP’s is er de intentie om te werken aan dergelijke afspraken.

Net als in vorige schooljaren worden maar in beperkte mate afspraken gemaakt met andere LOP’s en gemeenten buiten het LOP-werkingsgebied en/of met het LOP van het andere onder-wijsniveau, maar actief in hetzelfde werkingsgebied.

LOP’s die initiatieven hebben genomen m.b.t. het communiceren van het inschrijvingsbeleid van de scholen (27), deden vooral een beroep op folders, websites, gemeentelijke infobladen, infomo-menten, affiches of de lokale pers.

2.3.3 Bemiddelen bij weigeringen

Het inschrijvingsrecht voorziet dat elk(e) kind/jongere zich kan inschrijven in de school of ves-tigingsplaats van zijn keuze (of de keuze van zijn ouders wanneer jonger dan 12 jaar) op voor-waarde dat:

• De leerling voldoet aan de formele toelatingsvoorwaarden;

• De ouders/leerlingen akkoord gaan met het pedagogische project en het schoolreglement van de school.

Een school kan een leerling weigeren in te schrijven:

• Als er geen plaats meer is in de school of het niveau of leerjaar zijn maximumcapaciteit heeft bereikt;

• Als de leerling het vorige schooljaar of het jaar daarvoor met een tuchtprocedure definitief werd uitgesloten door de school;

• Op grond van onvoldoende draagkracht en na een vastgelegde procedure als de leerling zich met een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs (type 1 – 7) aanbiedt voor het gewoon onderwijs;

• Als de leerling in een andere school definitief werd uitgesloten in de loop van het schooljaar en zich in de nieuwe school aanbiedt om ingeschreven te worden. De leerling weigeren kan

al-25 Dit zijn alle leerlingen die zich kunnen inschrijven na de voorrangsperioden voor broers en zussen, GOK- en/of niet-GOK-leerlingen. Daartoe behoren ook de broers en zussen, GOK- en/of niet-GOK-leerlingen die geen gebruik maakten van de voorrangsperioden.

leen wanneer de school beantwoordt aan vooraf door het LOP vastgelegde criteria en het LOP akkoord gaat met deze weigering (enkel voor het gewoon secundair onderwijs).2627

S M.b.t. inschrijvingsrecht en weigeringen

LOP’s hebben afgelopen schooljaren heel wat inspanningen geleverd om het inschrijvingsbeleid transparanter te maken; o.a. door afspraken te maken over het vrijwillig melden van maximumca-paciteiten en volverklaringen van leerjaren/studierichtingen aan de LOP’s.

T.o.v. het schooljaar 2007-2008 is er in het schooljaar 2008-2009 op dit vlak eerder sprake van een status quo: in 26 LOP’s bestaan er afspraken over het melden van maximumcapaciteiten aan het LOP en in 36 LOP’s ook over het melden van volverklaringen aan het LOP (in schooljaar 2007-2008 was dat respectievelijk in 26 en 32 LOP’s).

We merken ook een stijging in het gebruik van het VRINT-systeem dat werd ontwikkeld door de LOP’s van Gent en dat de volle leerjaren/studierichtingen in de scholen van de LOP-regio registreert en kenbaar maakt via hun eigen website www.lop.be . In 2008-2009 gebruikten zeven LOP’s dat instrument (het schooljaar voordien vijf LOP’s). Er werden in het schooljaar 2008-2009 in enkele LOP’s ook al afspraken gemaakt om met VRINT te starten.

Uit de voortgangsrapportages van de LOP’s kunnen we afleiden dat steeds meer dagelijkse be-sturen bereid zijn om knelpunten m.b.t. de toepassing van het inschrijvingsrecht te bespreken.

LOP’s blijven sterk aandringen op meer controle op ontoelaatbare praktijken in verband met in-schrijvingen. Als belangrijkste knelpunten worden genoemd:

• Het niet correct toepassen van het inschrijvingsrecht;

• Niet uitreiken van weigeringsdocumenten;

• Het oneigenlijk voorrang geven aan campusleerlingen.

S M.b.t. inschrijvingsrecht en bemiddelen Bemiddelingsprocedures

De bemiddelingscel heeft als taak te bemiddelen en bijstand te verlenen in de volgende geval-len28:

• Op vraag van de ouders wanneer hun kind in een school werd geweigerd wegens het over-schrijden van de capaciteit;

• Op vraag van de ouders wanneer hun kind werd geweigerd omdat het in het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd uitgesloten;

• Automatisch bij een weigering van een nieuw ingeschreven leerling die blijkens een inschrij-vingsverslag georiënteerd werd naar een type van buitengewoon onderwijs en waarbij onvol-doende draagkracht werd vastgesteld in de school om tegemoet te komen aan de noden op het vlak van onderwijs, therapie en verzorging van de betreffende leerling:

• Automatisch bij een weigering van een leerling die wegens een definitieve uitsluiting in de loop van het schooljaar van school verandert;

26 Zie ook decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I (B.S. 14 september 2002) en de omzendbrieven BaO/2006/01 – Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het basisonderwijs (publicatiedatum: 13/06/2006) en SO/2005/07 – Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het secundair onderwijs (publicatiedatum: 25/06/2008).

27 Weigeringen van leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs of die elders definitief werden uit-gesloten, gebeuren steeds op grond van afweging van individuele dossiers. Consequente toepassing is hier niet geldig omdat twee dossiers aan scholen een totaal andere draagkracht kunnen vragen waarbij de draagkracht van de school onvoldoende kan zijn in het eerste dossier maar wel voldoende in het tweede dossier.

28 Voor meer toelichting zie ook omzendbrieven BaO/2006/01 – Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het basisonder-wijs (publicatiedatum: 13/06/2006) en SO/2005/07 – Het gelijke onderbasisonder-wijskansenbeleid voor het secundair onderbasisonder-wijs (publicatiedatum: 25/06/2008).

• Indien de commissie inzake Leerlingenrechten een weigering gegrond acht en de leerling nog nergens ingeschreven is én de ouders/leerling bemiddelingshulp nodig hebben.

Werking van de bemiddelingscel

M.b.t. de werking van de bemiddelingscel zijn er deze vaststellingen:

• Minder dan de helft van de LOP’s (31 LOP’s of 46%) beschikt over een bemiddelingscel met een vaste samenstelling waarbij steeds alle leden worden uitgenodigd;

• Negen LOP’s (of 13%) beschikken over een bemiddelingscel met een vaste samenstelling, maar waarbij het geen regel is dat alle leden worden uitgenodigd;

• Achttien LOP’s (of 27%) hebben een bemiddelingscel met een vaste kern, maar op basis van de relevantie wordt de cel ad hoc samengesteld;

• Vier LOP’s (of 6%) hebben een bemiddelingscel die altijd ad hoc wordt samengesteld.

Het aantal bemiddelingscellen dat in het schooljaar 2008-2009 met een formele zitting bijeen kwam, blijkt zeer beperkt (zes tot 21% van de LOP’s afhankelijk van de weigeringsgrond).

De formele zittingen vonden in de meeste LOP’s plaats naar aanleiding van:

• Weigeringen op basis van afspraken in het LOP (elders uitgesloten leerlingen): 21%;

• Weigeringen op basis van speciale onderwijsbehoeften buitengewoon onderwijs: 10%;

• Weigeringen op basis van capaciteit: 9%;

• Weigeringen op basis van eerder definitief uitgesloten op de school: 6%.

Het blijft opvallend dat in heel wat LOP’s bemiddelingen door de deskundigen alleen of in overleg met sleutelfiguren buiten de bemiddelingscel worden opgenomen.

Afhankelijk van de weigeringsgrond werd afgelopen schooljaar in 33% tot 45% van de LOP’s nooit bemiddeld. Wanneer in het schooljaar 2007-2008 nog 70% van de LOP’s niet hadden moeten be-middelen bij weigeringen van elders definitief uitgesloten jongeren, is dit percentage voor het schooljaar 2008-2009 gedaald naar 36% van de LOP’s. Voor de andere weigeringsgronden is het percentage LOP’s dat niet moest bemiddelen t.o.v. het schooljaar 2007-2008 eerder toegenomen.

S Analyse weigeringen wegens capaciteit

Het aantal officiële weigeringen op grond van capaciteit illustreert de evolutie van de capaci-teitsproblematiek.

Evolutie aantal weigeringen wegens capaciteit

410 1137 1585 2276 2797 3494

2 28 100 89 48 171

606 746 770 786 913 1039

6 15 43 83 77 44

0 1000 2000 3000 4000

0304 0405 0506 0607 0708 0809

schooljaar

absoluut aantal weigeringen

BaO BuBaO SO BuSO

Vaststelling is dat in een periode van zes schooljaren het aantal officiële weigeringen toeneemt:

• Met een factor 8,5 in het gewoon basisonderwijs;

• Met een factor 1,7 in het gewoon secundair onderwijs.

Ook voor het buitengewoon onderwijs stellen we belangrijke stijgingen vast (vooral in het buiten-gewoon basisonderwijs).

Parallel met het aantal officiële weigeringen, stijgt ook het aantal scholen dat wegens capaciteit leerlingen officieel weigert (van schooljaar 2004-2005 naar schooljaar 2008-2009):

• Van 2,5% naar 8,3% van de scholen in het gewoon basisonderwijs;

• Van 0,5% naar 4,2% van de scholen in het buitengewoon basisonderwijs;

• Van 8,1% naar 11,8% van de scholen in het gewoon secundair onderwijs;

• Van 2,7% naar 16,1% van de scholen in het buitengewoon secundair onderwijs.

Vijfentachtig procent van de weigeringen wegens capaciteit in het gewoon basisonderwijs kan worden gesitueerd in de grootsteden. In de centrumsteden en andere fusiegemeenten is het aantal weigeringen wegens capaciteit in het gewoon basisonderwijs eerder beperkt (zie onder-staande tabel).

Een ander beeld is er bij de weigeringen wegens capaciteit in het buitengewoon basisonderwijs.

Nagenoeg alle weigeringen situeren zich daar in de centrumsteden en de andere fusiegemeen-ten.

Achtenveertig procent van de weigeringen wegens capaciteit in het gewoon secundair onderwijs zijn te situeren in de grootsteden, één derde in de centrumsteden en bijna een kwart van de wei-geringen in de overige fusiegemeenten.

In vergelijking met de andere onderwijsniveaus is het aantal weigeringen wegens capaciteit in het buitengewoon secundair onderwijs opvallend beperkt. Dat is verrassend en in tegenspraak met de signalen uit de voortgangsrapportages van de LOP’s waarin herhaaldelijk wordt gewezen op capaciteitsproblemen.

Tabel 3: Aantal officiële weigeringen wegens capaciteit voor inschrijvingen schooljaar 2008-2009

BaO BuBaO SO BuSO

Grootsteden 2943 85% 4 2% 497 48% 28 63%

Centrumsteden 119 3% 44 26% 307 30% 6 14%

Andere 432 12% 123 72% 235 23% 10 23%

Totaal 3494 100% 171 100% 1039 100% 44 100%

S Inschrijvingsrecht en buitengewoon onderwijs

In de voortgangsrapportages van de LOP’s voor het schooljaar 2008-2009 werden alvast volgende knelpunten m.b.t. het inschrijvingsrecht en het buitengewoon onderwijs gesignaleerd.

a) Gebrek aan afstemming tussen de opnameregeling en –prioritering binnen Welzijn en het inschrijvingsrecht in Onderwijs.

Veel scholen voor buitengewoon onderwijs hebben een nauwe samenwerking met Medische Pe-dagogische Instituten (MPI’s). De opnameregeling en –prioritering binnen Welzijn en het inschrij-vingsrecht in Onderwijs beïnvloeden elkaar, maar zijn niet complementair. Die toestand leidt on-der meer tot volgende probleemsituaties:

• Het zorgprofiel in de MPI’s is niet in overeenstemming met het zorgprofiel van de school;

• Wachtlijsten in de MPI’s zijn determinerend voor het inschrijvingsbeleid van de school.

Signaal:

De regelgeving van het inschrijvingsrecht is moeilijk te verenigen met de regelgeving in Welzijn.

b) Problemen inzake attestering

Scholen buitengewoon onderwijs zien zich geplaatst voor het dilemma:

• Enerzijds de wil om een passende zorg te verzekeren;

• Anderzijds de beperkte capaciteit in heel wat scholen en (sub)types waardoor soms noodge-dwongen gekozen moet worden voor een minder optimale oplossing.

Deze situatie zet verschillende betrokkenen onder druk:

• Leerlingen komen terecht op plaatsen waar ze niet helemaal thuishoren;

• Ouders zijn gedwongen om deze ‘voorlopige en minder ideale’ oplossing te aanvaarden;

• Het CLB schrijft attesten die niet helemaal in overeenstemming zijn met de noden van het kind;

• Attesten moeten worden gewijzigd zodra er een meer optimale oplossing is (als die er komt);

• Schoolteams worden geconfronteerd met zorgvragen die ze onvoldoende kunnen beantwoor-den.

Bijkomend kunnen er problemen ontstaan wanneer - op basis van nieuwe gegevens in de diag-nose en/of ontwikkeling van de leerling - een wijziging van het type aangewezen is.

Als dezelfde school onderwijs organiseert voor het nieuwe type én er is nog plaats, dan is er geen probleem. Is die plaats er echter niet, dan blijft - binnen het huidige inschrijvingsrecht – de leer-ling ingeschreven. Krijgt een leerleer-ling een attestverandering voor een type dat niet wordt aange-boden door de school, dan is de leerling niet langer ingeschreven in de school.

Al gauw ontstaat dan de volgende patstelling:

• Het huidige type voldoet niet meer;

• In het aangewezen type is er geen plaats;

• Als het verwijzingsattest en het studieaanbod van de school overeenstemmen, blijft de in-schrijving gelden. In die omstandigheden kunnen ouders het behoud van de inin-schrijving clai-men.

Die situatie komt geregeld voor en hangt nauw samen met het aanbod in de regio en de bereid-heid van de ouders om een schoolverandering te overwegen.

Signalen:

• De beperkte capaciteit heeft tot gevolg dat attesten worden uitgereikt op basis van het aanbod;

• Inschrijvende scholen buitengewoon onderwijs moeten soms lang wachten vooraleer de vereis-te documenvereis-ten (inschrijvingsverslag buivereis-tengewoon onderwijs) worden uitgereikt door de CLB’s;

• Scholen voor gewoon onderwijs kunnen niet inschrijven onder ontbindende voorwaarden omdat leerlingen niet beschikken over de vereiste documenten (inschrijvingsverslag buitengewoon on-derwijs). Die documenten worden door de CLB vaak maar opgemaakt als ouders/leerlingen het advies voor buitengewoon onderwijs ook wensen op te volgen.

c) Meervoudigheid van handicaps en draagkracht

Scholen voor buitengewoon onderwijs worden steeds meer geconfronteerd met de toegenomen comorbiditeit (meervoudigheid van handicaps) bij leerlingen.

Signalen:

• De toegenomen comorbiditeit is vaak niet in overeenstemming met het zorgprofiel dat scholen voor buitengewoon onderwijs kunnen of willen aanbieden. De draagkracht van de scholen staat daardoor steeds meer onder druk en leidt tot een toenemend aantal uitsluitingen in het buiten-gewoon onderwijs;

• Het onderwijsaanbod in het buitengewoon onderwijs en de gehanteerde typologie komen niet langer tegemoet aan de zorgomschrijving. Gevolg is dat scholen voor buitengewoon onderwijs steeds meer de beginselen van het inschrijvingsrecht negeren. Daardoor kan de verkeerde in-druk ontstaan dat er in het buitengewoon onderwijs geen capaciteitsproblemen zouden bestaan;

• Gelet op de bijzondere zorgvragen die er zijn (bijvoorbeeld type 3) zijn scholen voor buitenge-woon onderwijs eerder geneigd hun capaciteit in te perken.

d) Het begrip ‘pedagogische eenheid’ dekt de lading van de zorgbehoeften niet volledig

In het buitengewoon basisonderwijs kunnen scholen leerlingen weigeren op basis van maximum-capaciteiten vastgelegd tot op het niveau van het type en het onderwijsniveau. In het buitenge-woon secundair onderwijs kunnen scholen leerlingen weigeren op basis van maximumcapacitei-ten vastgelegd tot op het niveau van de opleidingsvorm, het type, de administratieve groep en de pedagogische eenheid.

Met het oog op het verstrekken van opvoeding en onderwijs, aangepast aan de opvoedingsbe-hoeften, worden momenteel leerlingen gegroepeerd in een pedagogische eenheid. Die kan tij-delijk of bestendig zijn. Afhankelijk van het profiel van de school kan een pedagogische eenheid bovendien nog andere vormen aannemen:

• Een pedagogische eenheid voor anderstaligen;

• Een taalklas;

• Een speelleerklas;

• Een functionele klas;

• Een structuurklas (zoals een autiklas);

• …

De indeling van de leerlingen in een pedagogische eenheid, behoort tot de exclusieve bevoegd-heid van de klassenraad, bijgestaan door het CLB. De criteria die daarbij gehanteerd worden, zijn afhankelijk van de pedagogische opties van het schoolbestuur/de inrichtende macht dat/die over een volledige keuzevrijheid beschikt. De uitvoering van het opvoedings- en onderwijsaanbod binnen de leerlingengroep en de organisatorische maatregelen die het schoolteam moet nemen, worden vastgelegd in het lestijdenpakket en vastgehouden voor een volledig schooljaar. Op die manier kunnen leerkrachten de kwaliteit meer waarborgen gedurende het volledige schooljaar.

Momenteel worden de mogelijkheden tot weigeren van leerlingen in het buitengewoon basison-derwijs begrensd op het niveau van school, vestigingsplaats, niveau en type29. In de werking van het buitengewoon basisonderwijs wordt dat niet ervaren als een adequate opdeling. Kinderen worden immers gegroepeerd in pedagogische eenheden met daarin zo veel mogelijk dezelfde noden. Het verstoren van een pedagogische eenheid kan veel werk verloren doen gaan, maar is wettelijk niet tegen te houden.

Dat heeft tot gevolg dat wanneer ouders, CLB’s of andere doorverwijzende diensten contact op-nemen met de vraag of er nog plaats is voor een leerling met een bepaalde onderwijs- en opvoe-dingsbehoefte, de school aangeeft niet volzet te zijn op een bepaald niveau. Om de leerlingen en de leerkrachten te beschermen, wordt er - afhankelijk van het profiel van de leerling die men

29 Decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I (B.S. 14 september 2002) en omzendbrief BaO/2006/01 - Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het basisonderwijs (publicatiedatum: 13/06/2006).

wenst in te schrijven - wel vermeld dat er geen plaats meer is in de eenheid waar een passend aanbod geboden kan worden. Dat gebeurt telkens in overleg met de ouders; maar wordt niet ge-steund door de wetgeving (wat een oncomfortabel gevoel geeft).

De basisscholen voor het buitengewoon onderwijs willen daarbij graag verwijzen naar het ver-schil met het buitengewoon secundair onderwijs. Daar is een weigering mogelijk op niveau van de school, de vestigingsplaats, een opleidingsvorm of type, een administratieve groep of een pedagogische eenheid. Binnen opleidingsvorm 3 kan eveneens geweigerd worden op het niveau van een opleiding en naar analogie van het gewoon secundair kan binnen opleidingsvorm 4 ge-weigerd worden op het niveau van het studiegebied30. De reden voor dat onderscheid wordt door de regelgever gemotiveerd vanuit het gegeven dat te grote specialisaties in het buitengewoon basisonderwijs ertoe zouden leiden dat jonge kinderen te grote afstanden moeten afleggen om een basisschool te vinden met een geschikt aanbod.

Signalen:

Er zijn nog steeds scholen die het moeilijk blijven hebben met/niet begrijpen waarom de mogelijkheid tot weigeren van leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs op het niveau van de pedagogische eenheid niet is voorzien en in het buitengewoon secundair onderwijs wel. In de werking van sommige scholen buitengewoon basisonderwijs wordt dat ervaren als weinig adequaat omdat de huidige typologie niet de variatie aan zorg dekt die binnen elk type verstrekt wordt. In de praktijk zijn daardoor ‘specialisaties’ ontstaan vanuit de nood aan een passend zorgsysteem. De huidige strikte indeling in types is moeilijk te handhaven.

e) Groeiende toeloop naar het buitengewoon onderwijs

De grote toeloop naar het buitengewoon onderwijs kan deels verklaard worden door:

• De hoge eisen die gesteld worden in het gewoon onderwijs. Gevolg is dat een steeds grotere restgroep ontstaat;

• De (materiële) voordelen die er zijn (gratis leerlingenvervoer, lagere schoolkosten, meer schoolkosten kunnen worden gedragen door de werkingstoelagen van de scholen…).

Signaal:

De groeiende toeloop naar het buitengewoon onderwijs heeft tot gevolg dat er op vele fronten capaciteitsproblemen ontstaan. Er is momenteel geen correct beeld over het aantal weigeringen in het buitengewoon onderwijs.

2.3.4 Criteria vastleggen voor het weigeren van elders uitgesloten leerlingen in de loop

In document Lokale overlegplatforms (pagina 33-39)