• No results found

Criteria vastleggen voor het weigeren van elders uitgesloten

In document Lokale overlegplatforms (pagina 39-44)

Hoofdstuk 2 Decretale opdrachten van de LOP’s

2.3 Inschrijvingsrecht

2.3.4 Criteria vastleggen voor het weigeren van elders uitgesloten

De vaststelling (én perceptie) dat leerlingen die tijdens het schooljaar definitief worden uitgeslo-ten vaak in een beperkt aantal scholen terecht komen en er de draagkracht ingrijpend op de proef stellen, heeft geleid tot de invoering van deze weigeringsgrond.

Deze weigeringsgrond voorziet dat inrichtende machten van het gewoon secundair onderwijs, onder bepaalde voorwaarden, leerlingen die in de loop van het schooljaar elders definitief werden uitgesloten, kunnen weigeren bij een nieuwe vraag tot inschrijving. Deze voorwaarden zijn:

• De school behoort tot een LOP-regio;

• Het LOP heeft vooraf, los van concrete dossiers, afspraken gemaakt over de weigeringsmo-daliteiten;

• Om de draagkracht van scholen te bepalen, stelt het GOK-decreet dat er minimaal rekening moet worden gehouden met volgende criteria:

30 Decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I (B.S. 14 september 2002) en omzendbrief SO/2005/07 – Het gelijke onderwijskansenbeleid voor het secundair onderwijs (publicatiedatum: 25/06/2008).

• Het aantal leerlingen dat voldoet aan de gelijke kansenindicatoren (GOK-leerlingen en/of

‘indicator’-leerlingen31);

• Het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier ‘problematische afwezigheden’;

• Het aantal eerder ingeschreven leerlingen dat in de loop van het schooljaar elders defini-tief werd uitgesloten.

Het LOP kan beslissen om bijkomende criteria te gebruiken om de ‘draagkracht/-last’-balans van scholen in kaart te brengen. De bemiddelingscel van het LOP krijgt automatisch een bemid-delingstaak bij het inroepen van deze weigeringsgrond. In geval er geen consensus bereikt kan worden tussen ouder en school, beoordeelt de commissie inzake Leerlingenrechten het voorlig-gende dossier.

S Enkele cijfers voor het schooljaar 2008-2009

Tijdens het schooljaar 2008-2009 bestonden in 12 van de 28 LOP’s voor het secundair onderwijs (of 43%) afspraken over de procedures om elders definitief uitgesloten leerlingen in de loop van het schooljaar te weigeren (gelijkaardig niveau als in het schooljaar 2007-2008). In twee van de drie grootsteden (of 67%), vier van de elf centrumsteden (of 36%) en zes van de veertien andere ste-den en gemeenten (of 43%) werste-den er afspraken gemaakt. In drie LOP’s (of 21%) werd dit thema afgelopen schooljaar nog formeel geagendeerd op één van de deelorganen (plenaire vergadering, dagelijks bestuur, werkgroep…). Dat leidde nog in één LOP tot de afspraak om in de toekomst verder te werken aan mogelijke procedures en criteria m.b.t. deze weigeringsgrond.

Naast de decretaal voorziene criteria waarmee rekening moet worden gehouden om de draag-kracht van scholen in kaart te brengen, mag het LOP nog andere criteria toevoegen. Vijf van de twaalf LOP’s met afspraken (of 42%) namen deze kans te baat om de lokale eigenheden te inte-greren in de afspraken van de LOP-regio. In drie LOP’s (of 25%) werden de criteria nog gewijzigd na de eerste ervaringen met de weigeringsgrond en de concrete toepassing op het terrein.

Deze weigeringsgrond werd in het schooljaar 2008-2009 18 keer ingeroepen (allemaal voor in-schrijvingen in de B-stroom). De helft van deze weigeringen (50%) werd ingeroepen door andere LOP’s dan LOP’s in centrumsteden (28%) of grootsteden (22%). De helft van deze weigeringen (50%) handelde ook over leerlingen van de tweede graad BSO tegenover 33% van de eerste en 17% van de derde graad BSO. Deze cijfers komen overeen met het gebruik van deze weigerings-grond in het schooljaar 2007-2008 (17 keer): 76% van de weigeringen situeerde zich toen ook in de B-stroom.

Het beperkt gebruik van deze weigeringsgrond heeft mogelijk te maken met:

• Het gebrek aan kennis van de scholen over deze weigeringsgrond in het algemeen en de afge-sproken lokale procedures in het bijzonder;

• De criteria die zodanig scherp gesteld zijn dat er maar weinig scholen in aanmerking komen;

• Het werk dat gepaard gaat met verantwoording aan het LOP wanneer scholen zich beroepen op deze weigeringsgrond.

Ook het doorsturen van deze leerlingen zonder enige vorm van formele procedure blijft een niet uit te sluiten praktijk. Dat laat toe dat de leerplichtige zich, al dan niet vrijwillig (na verschillende inschrijvingspogingen), tijdelijk of voor de rest van het schooljaar kan onttrekken aan de leer-plicht zonder medeweten van het LOP.

De formele procedure zorgt voor rechtszekerheid voor de scholen én voor de ouders/leerling zo-dat klachten bij de commissie inzake Leerlingenrechten vermeden kunnen worden.

31 Voor meer toelichting bij deze terminologie, zie eerder voetnoot 19.

S Criteria

a) Decretaal vastgelegde criteria

Vanzelfsprekend gebruiken de twaalf LOP’s met afspraken over het weigeren van elders definitief uitgesloten leerlingen in de loop van het schooljaar, de decretaal voorziene criteria in hun proce-dures en bemiddelingsprocessen.

Criterium ‘gelijke kansenindicatoren’

Dit criterium wordt kwantitatief beschreven. In een aantal LOP’s gebruikt men ‘GOK’-leerlingen, in andere ‘indicator’-leerlingen32 om dit criterium te omschrijven. De vastgelegde percentages variëren tussen 0 en 60%. Concreet betekent dit dat wanneer een school voldoet aan het voorop-gestelde aantal tussen 0 en 60%, men de leerling kan weigeren (altijd in combinatie met de an-dere twee criteria), conform de lokale afspraken . De percentages worden toegepast op school-, vestigingsplaats-, onderwijsvorm-, graads- en/of administratieve groepsniveau.

Criterium ‘problematische afwezigheden’

Dit criterium wordt kwantitatief beschreven. Meestal komen enkel ingediende begeleidingsdos-siers problematische afwezigheden in aanmerking. In één LOP wordt het begrip ‘problematische afwezigheid’ verruimd naar tien halve dagen. De afspraken variëren tussen 0 en 10% problema-tische afwezigheden. Concreet betekent dit dat wanneer een school voldoet aan het vooropge-stelde aantal tussen 0 en 10%, men de leerling kan weigeren (altijd in combinatie met de andere twee criteria), conform de lokale afspraken. Deze percentages worden toegepast op school-, vestigingsplaats-, onderwijsvorm-, graads- en/of administratieve groepsniveau.

Criterium ‘elders definitief uitgesloten leerlingen ingeschreven’

Dit criterium wordt kwantitatief beschreven. Voor dit criterium komen enkel leerlingen die defi-nitief verwijderd werden met een tuchtdossier in aanmerking. Leerlingen die zelf beslisten om een andere school te kiezen of leerlingen die op basis van een advies van school of CLB naar een andere school gaan, komen daarvoor dus niet in aanmerking. De afspraken variëren tussen 0 en 10% elders definitief uitgesloten leerlingen. Concreet betekent dit dat wanneer een school voldoet aan het vooropgestelde aantal tussen 0 en 10%, men de leerling kan weigeren (altijd in combina-tie met de andere twee criteria), conform de lokale afspraken. De percentages worden toegepast op school-, vestigingsplaats-, onderwijsvorm-, graads- of administratieve groepsniveau.

b) Bijkomende criteria

Enkele LOP’s hanteren bijkomende criteria om de draagkracht van de school beter in beeld te brengen. Deze criteria maken voor de desbetreffende LOP’s integraal deel uit van de afspraken m.b.t. de weigeringsgrond elders definitief uitgesloten leerlingen in de loop van het schooljaar.

Enkele voorbeelden:

• Leerlingen die bijzondere zorg vereisen: leerlingen onder contract, leerlingen vanaf 10 B-co-des, GON-leerlingen, tuchtdossiers, leerlingen met BuSO-advies…;

• Men vraagt een klasfoto van de draaglast (met zowel kwantitatieve als kwalitatieve beschrij-vingen);

• Het aantal leerlingen dat de school al zelf uitgeschreven heeft (veel leerlingen zelf definitief uitsluiten kan een aanzienlijk effect hebben op de draagkracht/-last van de school);

• Het aantal eerder uitgeschreven leerlingen dat ingeschreven werd in een nieuwe school (toet-sing in hoeverre de opdracht om een nieuwe school te vinden door de uitschrijvende school en het begeleidend CLB ook effectief wordt opgenomen).

32 Voor meer toelichting bij deze terminologie, zie eerder voetnoot 19.

Er waren in het schooljaar 2008-2009 ook LOP’s die als bijkomend criterium hanteerden (of wilden vastleggen) dat definitief uitgesloten leerlingen buiten de eigen LOP-regio geweigerd konden worden. Die LOP’s werd erop gewezen dat criterium niet wettelijk is (houdt geen verband/be-schrijft niet de draagkrachtproblematiek in de school).

c) Andere afspraken

In de marge van de besprekingen werd in een aantal LOP’s bijkomende afspraken gemaakt of engagementen aangegaan:

• Afspraken over een spreiding van de leerlingen die gelijktijdig en vaak voor dezelfde feiten definitief worden uitgesloten, zijn aangewezen. Ook voor leerlingen met MOF (als misdrijf om-schreven feiten) is deze spreiding wenselijk;

• Een charter m.b.t. een engagement t.o.v. elders uitgesloten leerlingen werd ondertekend met een verbintenis om gegevens te verzamelen m.b.t. deze groep leerlingen. De gegevens worden jaarlijks besproken;

• Alle informatie m.b.t. definitief uitgesloten jongeren wordt gemeld aan het LOP: elke defini-tieve uitsluiting, de nieuwe school…

S Bemiddelingen bij weigeringsgrond elders definitief uitgesloten leerlingen in de loop van het schooljaar

Bij de bemiddelingsprocedures die werden uitgestippeld in de verschillende LOP’s, onderschei-den zich twee werkwijzen: a) de werkwijze waarbij criteria vooraf vastgelegd zijn en de rol van de bemiddelingscel zich beperkt tot het checken of een school eraan voldoet en b) de werkwijze waarbij de draagkracht/–last wordt gezien als een dynamisch gegeven en waarbij de criteria wor-den gebruikt om tijwor-dens de bemiddelingscel de draagkracht/-last van de verschillende scholen op elk tijdstip in het schooljaar te objectiveren en te vergelijken.

Werkwijze a:

Kenmerkend is dat voor de decretale en eventueel op de bijkomende criteria vooraf minimale cijfers of percentages worden afgesproken waaraan een school moet voldoen, wil men deze wei-geringsgrond inroepen. Men beschouwt zo de verhouding draagkracht/draaglast als een statisch gegeven (met absolute grenzen) waaraan alleen maar een aantal scholen van het LOP-gebied zal voldoen/voldoet of - wanneer men de cijfers per criterium zeer laag houdt - bijna alle scholen zullen voldoen. De bemiddelingscel heeft tijdens het schooljaar geen actieve taak meer in de af-weging; ze moet enkel de correcte toepassing van de weigeringsgrond in het oog houden (school moet beantwoorden aan de vooropgestelde criteria. Een eventuele herziening van de cijfers kan jaarlijks opgenomen worden.)

Als de weigering correct is, moet het LOP wel onmiddellijk, en zonder te wachten op een vraag van de ouders, een bemiddeling starten om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor de ge-weigerde leerling.

Voordelen van deze aanpak zijn:

• Het ligt vooraf klaar en duidelijk vast voor scholen wat de minimumvoorwaarden zijn om een leerling te weigeren;

• De bemiddelingscel toetst enkel af of de weigerende school voldoet aan de vooropgestelde criteria en als dat het geval is, kan onmiddellijk worden gestart met de bemiddeling;

• De leerling weet dadelijk dat hij/zij geweigerd wordt en een andere school moet zoeken.

Werkwijze b:

Kenmerkend is dat voor de decretale en/of bijkomende criteria vooraf geen minimale cijfers of percentages werden afgesproken waaraan een school moet voldoen om die weigeringsgrond in te roepen. Dat betekent dat elke school van de LOP-regio die weigeringsgrond kan inroepen, waarna de bemiddelingscel het individuele dossier binnen de tien kalenderdagen behandelt. De bemiddelingscel heeft daarbij een actieve rol in die zin dat ze per dossier de draagkracht van de betrokken scholen en andere scholen van de LOP-regio toetst aan elkaar en een oplossing zoekt in de regio. De scholen die nog de meeste draagkracht hebben in vergelijking met de andere scholen uit de regio, zijn kandidaat om de leerling in te schrijven. Desgevallend kan de school die de weigeringsgrond inroept die school zijn met de meest beschikbare draagkracht in de regio. De vergelijking van de verhouding draagkracht/draaglast tussen de scholen onderling, gebeurt op basis van de decretale en bijkomende criteria. Zo krijgt die vergelijking een actualiteitswaarde en worden de criteria beschouwd als een dynamisch gegeven dat kan wijzigen in de loop van het schooljaar. Om de verhouding draagkracht/-last tussen scholen te kunnen vergelijken is het noodzakelijk om verschillende scholen in de regio te hebben die de gezochte administratieve groepen aanbieden.

Ook hier zal het LOP, nadat een weigering positief werd beoordeeld, onmiddellijk een bemiddeling starten om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor de geweigerde leerling.

Voordelen van deze aanpak:

• Elke school waarvan draagkracht in het gedrang komt, kan deze weigeringsgrond inroepen;

• De scholen kunnen hun draagkracht/-last onderling vergelijken in de bemiddelingscel;

• De vergelijking van de criteria en dus het bepalen van de draagkracht/-last gebeurt op basis van feiten (niet op perceptie) en onder gelijken (scholen met hetzelfde aanbod);

• Het systeem werkt transparantie en openheid in de hand en vergroot het vertrouwen onder de partners;

• Het bepalen van de draagkracht/-last heeft een hoge actualiteitswaarde en kan fluctueren in de loop van het schooljaar;

• De bemiddelingscel komt bij de afweging tussen in elk individueel dossier.

De variant die gebruikt wordt in het LOP Secundair Onderwijs Gent heeft nog als bijkomende voordelen dat:

• Elk bemiddelingsdossier een oplossing krijgt in de eigen LOP-regio tenzij de ouders/leerling het anders willen;

• De scholen uit de omliggende gemeenten niet extra belast worden door een toestroom van definitief uitgesloten leerlingen omwille van deze weigeringsmogelijkheid voor de Gentse se-cundaire scholen.

Deze werkwijze kan maar efficiënt verlopen als er in de eigen LOP-regio voor de meeste dossiers genoeg alternatieven (scholen met vrije plaatsen) voorhanden zijn.

Als een bemiddelingscel niet tot een oplossing komt, d.w.z. wanneer er geen consensus gevon-den wordt, buigt de commissie inzake Leerlingenrechten zich automatisch over het dossier. Dat is tot op heden nog niet gebeurd omdat er telkens een oplossing gevonden werd.

Het is dus nog niet duidelijk of de voorliggende en sterk van elkaar afwijkende werkwijzen de decretale toets van de commissie inzake Leerlingenrechten zullen doorstaan.

In document Lokale overlegplatforms (pagina 39-44)