• No results found

Besluiten en aanbevelingen

In document Lokale overlegplatforms (pagina 58-104)

4.1 Samenstelling en werking van de LOP’s

De laatste twee decennia is steeds meer het bewustzijn gegroeid dat kansengelijkheid binnen onderwijs maar effectief kan worden gerealiseerd binnen een lokale dynamiek van overleg en sa-menwerking; niet alleen tussen scholen, maar ook met andere lokale stakeholders/belanghebben-den die het thema mee kunnen beïnvloestakeholders/belanghebben-den. Met het in voege gaan van het nieuwe GOK-decreet en de lokale overlegplatforms werd de link tussen de segregatieproblematiek en het lokale niveau niet alleen verruimd in termen van opdrachten, ook het aantal deelnemers aan het overleg werd uitgebreid. Een belangrijke doelstelling van het LOP is om onderwijsverstrekkers en stakeholders kennis te laten nemen van elkaars referentiekaders om van daaruit te komen tot gedragen af-spraken die de onderwijspositie van kansengroepen structureel kunnen verbeteren. De deelname van zowel onderwijsverstrekkers als stakeholders aan het overleg moet ervoor zorgen dat LOP’s komen tot gedegen en gezamenlijk gedragen probleemanalyses, diagnoses en oplossingsstrate-gieën.

Aanbeveling 1: Brede samenstelling en expertise van LOP-werking waarborgen.

Een belangrijke sterkte van het LOP als instrument om de gelijke onderwijskansen in de regio te bevorderen, is de breed opgezette en decretaal gewaarborgde samenstelling van dat overleg-orgaan. Die sterkte wordt echter een zwakte als de decretaal voorziene partners hun mandaat niet kunnen opnemen in het LOP en bijgevolg de decretaal geformuleerde verwachtingen t.a.v. de verschillende partners ook niet kunnen worden ingelost.

A. Binnen de groep van onderwijsverstrekkers pleiten we vooral voor:

• Het stimuleren van de aanwezigheid van inrichtende machten in de overlegorganen van het LOP. Als die aanwezigheid echter niet kan worden gerealiseerd, moet de mogelijkheid van inrichtende machten om zich te laten vertegenwoordigen door hun school- of CLB-directies actiever worden gepromoot;

• Het expliciet (decretaal) betrekken in de LOP-werking van:

• De sector leren en werken (centra voor deeltijds onderwijs, centra voor deeltijdse vorming en de syntra’s). Binnen het gelijke onderwijskansenverhaal vertegenwoordigen zij immers een niet onbelangrijke doelgroep;

• De scholengemeenschappen. Met het versterken van de rol en de positie van de scholen-gemeenschappen is het belangrijk dat ook werk wordt gemaakt van meer visieontwikkeling m.b.t. de samenwerking met het LOP en de subsidiaire werking t.a.v. elkaar.

B. Bij de stakeholders merken we vooral dat bepaalde geledingen het moeilijk hebben om in alle LOP’s een mandaat op te nemen. Het gaat hier vaak niet toevallig om geledingen die werken met vrijwilligers. Of bijkomende professionele ondersteuning, begeleiding en vorming van die vrijwil-ligers een voldoende oplossing kan bieden, is maar de vraag.

Het moet in elk geval een bezorgdheid van de koepelorganisaties blijven dat bij het opnemen van mandaten in de LOP’s, er voldoende over wordt gewaakt dat hun lokale participanten voldoende representatief zijn voor en kunnen spreken vanuit een gedragenheid door de lokale achterban die ze vertegenwoordigen binnen de LOP’s.

C. LOP’s kunnen oplossingen voor het verruimen van hun maatschappelijk draagvlak ook zoe-ken in het coöpteren van bijkomende partners. Van die mogelijkheid wordt tot op heden beperkt gebruik gemaakt. Heel wat deskundigheid wordt ad hoc betrokken bij de LOP-werking (plenaire vergadering, dagelijks bestuur en werkgroepen) zonder dat die partners voor het volledige lid-maatschap gaan. Het dient daarom aanbeveling om in de toekomst:

• LOP’s te sensibiliseren voor het coöpteren van extra partners; dit niet alleen met het oog op het betrekken van extra deskundigheid, maar ook met het oog op het bewaken van voldoende maatschappelijk draagvlak voor de genomen beslissingen;

• Een extra kader te creëren dat garanties biedt op een intensievere betrokkenheid van ruimere welzijnsstructuren bij de LOP-werking en dat tevens vormen van ‘ad hoc’- betrokkenheid hono-reert zodat de legitimiteit van de LOP-werking blijft gegarandeerd.

Aanbeveling 2: Effectieve en efficiënte overlegstructuren binnen de LOP’s promoten met aan-dacht voor gelijkwaardige participatie en het garanderen van rechtszekerheid.

Om de slagkracht van de LOP’s te garanderen, heeft de regelgever ervoor geopteerd om de deel-name aan en een correcte samenwerking binnen de LOP-werking voor de onderwijsverstrekkers verplicht te maken. De plicht tot deelname en samenwerking werd zelfs expliciet als financie-rings- of subsidiëringsvoorwaarde van de scholen en CLB’s opgenomen. Voor de stakeholders die niet ressorteren onder de onderwijsregelgeving, hebben de Vlaamse overheid en de centrale koepelorganisaties zich via de ondertekening van een engagementsverklaring verbonden tot een geëngageerde uitvoering van het GOK-decreet. Ondanks die waarborgen, kunnen toch een aan-tal leemten en onvolkomenheden worden vastgesteld:

• Zo heeft de beleidsmaker voor de onderwijsverstrekkers niet aangegeven wat men precies onder ‘deelnemen’ moet verstaan (o.a. deelnemen aan welke vergaderingen met welke fre-quentie van aanwezigheden);

• Tussen de decretale verplichting tot deelnemen en samenwerken binnen het LOP en de prak-tische uitwerking daarvan binnen de context van een huishoudelijk reglement werd ook geen enkel (juridisch) verband gelegd. LOP’s zijn hier vrij autonoom en het is dan ook niet duidelijk hoever de afdwingbaarheid van de gemaakte afspraken binnen de context van een huishou-delijk reglement precies reikt. Sommige LOP’s hebben in hun huishouhuishou-delijk reglement clau-sules voorzien om zich te garanderen van een loyale medewerking en het discreet omgaan met informatie vernomen via de LOP-werking. Procedures bij niet-naleving worden echter bij uitzondering voorzien;

• Als feitelijke vereniging zijn de leden persoonlijk aansprakelijk voor de engagementen en be-slissingen van het LOP. Vanuit dat gegeven wordt in de LOP’s bij de besluitvorming dan ook in eerste instantie gestreefd naar consensus. In het geval het toch tot een stemming moet komen, is het belangrijk dat een LOP beschikt over lokaal goed uitgebalanceerde besluitvor-mingsstructuren. Daarbij is het ook belangrijk dat een LOP garanties krijgt dat beslissingen kunnen worden genomen met lokale vertegenwoordigers die ook een duidelijk mandaat heb-ben vanuit hun achterban. Momenteel is niet altijd duidelijk in welke mate het maatschappe-lijke draagvlak voor beslissingen is gegarandeerd.

In het licht van die vaststellingen pleiten we ervoor om LOP’s intensiever te ondersteunen bij de uitwerking van concrete afspraken m.b.t. de verwachte deelname en samenwerking, evenals de besluitvorming binnen de context van een (huishoudelijk reglement van het) LOP:

• Met concrete richtlijnen en tips;

• Overzicht van (juridische) waarborgen bij niet-naleving.

M.b.t. de participatieproblemen van de stakeholders in termen van aanwezigheden en betrokken-heid op de vergaderingen en werkgroepen van het LOP, wordt gewezen op verschillende oorza-ken: onderwijs is geen prioriteit in de reguliere werking, zware tijdsinvestering en engagementen, niet-afgestemde vergadercultuur, inbreng onvoldoende gehonoreerd… Hier herhalen we graag de voorstellen die eerder in het jaarverslag van de LOP-werking schooljaar 2007-2008 en ook op andere fora werden geformuleerd:

• Flankerende initiatieven opzetten opdat onderwijs en gelijke onderwijskansen een prioriteit blij-ven/worden binnen de lokale werkingen van de koepelorganisaties;

• Ter beschikking stellen van extra middelen (vanuit lokale, regionale en/of Vlaamse overheden) om de lokale vertegenwoordigers beter te kunnen ondersteunen in functie van een actieve in-breng;

• Participatie vanuit de stakeholders minder vrijblijvend maken door concrete verbintenissen te formuleren op lokaal en Vlaams niveau;

• LOP’s zonder lokale vertegenwoordiging, door de begeleiders diversiteit inhoudelijk mee la-ten ondersteunen door de opmaak van relevante thematische dossiers en het organiseren van (vraaggestuurde) vormingsmomenten;

• LOP’s stimuleren om zichzelf kritische vragen te stellen en op zoek te gaan naar andere vormen van participatie (deelname en samenwerking) die ook hun neerslag moeten krijgen in het huis-houdelijk reglement.

De beleidsmaker was ervan overtuigd dat een goede LOP-werking maar kon worden gerealiseerd als die voldoende was afgestemd op de lokale verhoudingen en realiteit. De vraag kan worden gesteld in welke mate LOP’s die ruimte en autonomie ook voldoende hebben benut om een ef-fectieve en efficiënte overlegstructuur op poten te zetten:

• In het licht van een zwakke participatie aan de plenaire vergaderingen blijven we ervoor plei-ten dat LOP’s het doel en de functie van die vergadering in relatie tot andere deelorganen van het LOP opnieuw helder stellen. Daarbij is het belangrijk om voldoende oog te hebben voor het valoriseren van andere al bestaande (inspraak)structuren (Comité van afgevaardigden van de schoolbesturen van de scholengemeenschappen, commissie directies en scholengemeen-schappen, scholengroepen, scholengemeenschappen…, maar ook inspraakstructuren binnen het ruimere welzijnsveld).

• Dagelijkse besturen en werkgroepen die zich beroepen op (i) een vrijwillig engagement, (ii) de inhoudelijke werking meer centraal stellen én (iii) een intensievere vergaderkalender hebben, bieden meer garanties op betrokkenheid en sociale leerprocessen. Als men die deelorganen meer wil gaan valoriseren, pleiten we ervoor om de samenstelling, werking en bevoegdheden van die organen ook duidelijk te beschrijven in functie van rechtszekerheid en het garanderen van voldoende draagvlak. Initiatieven van de deelorganen die achteraf worden verworpen door hun achterban, worden het beste gekoppeld aan een verantwoordingsplicht vanuit die achter-ban.

Aanbeveling 3: Verder investeren in het versterken van provinciale overlegkernen tussen lokale LOP-voorzitters.

Om de communicatie tussen de LOP-voorzitters onderling en met de centrale overheid te verbe-teren, werd in het schooljaar 2008-2009 verder gewerkt aan de uitbouw van de eerder opgezette overlegstructuur: provinciale overlegkernen, groep van gemandateerde LOP-voorzitters die tri-mestrieel vergaderen in Brussel en een jaarlijks overleg met de minister.

Die structuur zal maar effectief en efficiënt werken als de basis ervan – het provinciaal overleg tussen LOP-voorzitters – goed wordt ingevuld: regelmatig overleg met een agenda opgesteld door de voorzitters en een goede aanwezigheid.

Aan de invulling van die voorwaarden moet op sommige plaatsen echter nog verder gewerkt worden.

Aanbeveling 4: Interne structuren van de werking van en naar de LOP-deskundigen kritisch evalueren en versterken.

Een belangrijk aandachtspunt is o.a. het actualiseren van het vormingsplan van de LOP-deskun-digen. Een ander aspect is het sterker en efficiënter structureren van verschillende vormen van intern overleg en uitwisseling tussen de LOP-deskundigen.

 

Aanbeveling 5: Traditie van sterke samenwerking met de begeleiders diversiteit verder uitbouwen.

Gelegenheid bieden tot deelname van begeleiders diversiteit aan specifieke vormingsinitiatieven en werkgroepen van LOP-deskundigen opgezet vanuit AgODi.

Aanbeveling 6: LOP’s aanzetten om nog meer doordacht en planmatiger om te gaan met beschikbare budgetten.

 

Enkele aandachtspunten hierbij zijn:

• Het gerichter uitspelen van de markt bij het toekennen van opdrachten (voor een aantal beste-dingen is hier ook de regelgeving rond de overheidsopdrachten van toepassing);

• De budgettaire planning sterker laten stromen met de jaarplanning en het solidariteitsprincipe, waarbij de niet-aangewende middelen een bestemming krijgen met het oog op het realiseren van de doelstellingen van het GOK-decreet.

Aanbeveling 7: Methodologisch kader van strategische meerjarenplanning verder promoten.

Naar aanleiding van de interne LOP-evaluatie 2004-200641 werd aan de LOP’s gevraagd om een beleidsplan op te maken voor een periode van drie schooljaren, startend in het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin de (nieuwe) voorzitter wordt aangesteld voor een nieuwe ambts-

41 Ook te raadplegen op: http://www.ond.vlaanderen.be/wegwijs/agodi/lop/.

periode (d.i. van 2008-2009 tot 2010-2011). Met dat beleidsplan wil de overheid de LOP’s aanmoedi-gen om meer methodisch te werken en continuïteit te brenaanmoedi-gen in hun werking.

Een lezing van de eerste beleidsplannen van de LOP’s leert echter dat het methodologische kader van strategische meerjarenplanning nog niet door alle LOP’s verworven is. Daarom pleiten we voor de voortzetting van een doorgedreven vormingsprogramma voor voorzitters, deskundigen én begeleiders diversiteit.

Met het oog op de opmaak van nieuwe beleidsplannen voor de periode 2011-2012 / 2013-2014, is het belangrijk dat in dit programma voldoende aandacht wordt besteed aan volgende aspecten:

• Het belang van visieontwikkeling, de positionering t.a.v. andere relevante stakeholders en ge-documenteerde omgevingsanalyses om de selectie van doelstellingen te staven;

• Het SMART formuleren van doelstellingen en afgeleide acties; het expliciteren van belangrij-ke randcondities; het formuleren van beoogde resultaten in termen van prestaties en effecten (meetbaar/evalueerbaar)…;

• Het methodisch/planmatig werken in termen van voorbereiden/plannen, uitvoeren, opvolgen/

evalueren en bijsturen/verankeren en het structureel verankeren van de LOP-werking (net-werking).

Op expliciete vraag van de LOP’s is het aangewezen om tegen de tijd dat nieuwe beleidsplannen moeten worden opgemaakt, een methodologische handleiding ter beschikking te stellen waarin naast theoretische achtergronden en handvatten voor het opstellen van een beleidsplan, ook vol-doende aandacht wordt besteed aan de aanpak van het groeps- en schrijfproces.

4.2 M.b.t. de decretale opdrachten van de LOP’s

Aanbeveling 8: Verdere uitbouw van de professionele ondersteuning van de LOP’s bij de opmaak van hun omgevingsanalyses.

Gedocumenteerde omgevingsanalyses over de gelijke onderwijskansen in de LOP-regio zijn be-langrijke instrumenten voor een adequate selectie van knelpunten en actiepunten waarrond een LOP wenst te werken. Hoewel in het schooljaar 2008-2009 meer LOP’s gebruik hebben gemaakt van een actualisering van een periodieke omgevingsanalyse a.d.h.v. een vast format (46% t.o.v.

22% vorig schooljaar), blijft de opmaak ervan nog steeds sterk een opdracht van de LOP-voor-zitter en -deskundige. De bijdrage van de onderwijsverstrekkers blijft in hoofdzaak beperkt tot gegevenstoelevering van de andere stakeholders blijven vooral de gemeentebesturen de meest betrokken partners: niet alleen op het vlak van gegevenstoelevering maar ook op het vlak van verwerking, analyse en rapportering. AgODi ondersteunt vooral op het vlak van gegevenstoeleve-ring, veel minder op het vlak van verwerking, analyse en rapportering.

• Om LOP’s een beter zicht te geven op de beschikbare onderwijsgegevens bij AgODi, werd een datamatrix opgemaakt waarin staat aangegeven welke gegevens tot op welk aggregatieni-veau beschikbaar zijn bij het agentschap. Het dient aanbeveling om de inhoud van die matrix ruimer te verspreiden naar de LOP-voorzitters en -deskundigen;

• LOP-voorzitters en -deskundigen blijven vragende partij voor méér professionele ondersteu-ning op het vlak van analyse en interpretatie van gegevens en een correcte vertaling naar ge-wenste acties:

• Naast uitbreiding van ondersteuning vanuit AgODi kan ook gedacht worden aan het sti-muleren van een verdere intensifiëring van de samenwerking van de LOP’s met de lokale overheden (gemeenten, steden, provincies);

• Ook het betrekken van wetenschappelijke expertise bij de opmaak van periodieke gestan-daardiseerde omgevingsanalyses, is een te overwegen piste;

• Professionalisering van hun lokale LOP-leden blijft ook een permanente opdracht van de begeleiders diversiteit.

Aanbeveling 9: Flankerende initiatieven ontwikkelen om de problematiek van (gewezen) anderstalige nieuwkomers op de LOP-agenda te houden.

De inspanningen van het LOP m.b.t. de opvang, toeleiding en begeleiding van anderstalige nieuw-komers (AN) bleven ook in het schooljaar 2008-2009 beperkt en rond hetzelfde niveau schomme-len als het vorige schooljaar. Gelijkaardige vaststellingen gelden m.b.t. de opvolging van gewezen AN in het reguliere onderwijs.

Flankerende initiatieven zijn aangewezen om de problematiek van de (gewezen) AN op de LOP-agenda terug te brengen/te houden. Hierbij kan gedacht worden aan:

• Het méér actief ter beschikking stellen van gegevens vanuit AgODi m.b.t. (gewezen) AN zodat LOP’s worden aangezet om zich daarover actiever te buigen;

• Organiseren van vorming voor voorzitters en LOP-deskundigen in samenwerking met de ont-haalbureaus en het inburgeringsbeleid: aangeven van terreinen waarop kan worden samenge-werkt.

Aanbeveling 10: LOP’s stimuleren om hun decretale opdrachten m.b.t. het inschrijvingsrecht actiever op te nemen in functie van het bewerkstelligen van meer

desegregatie.

Voor het schooljaar 2008-2009 konden volgende vaststellingen worden gemaakt:

• Hoewel in 52% tot 64% van de LOP’s de thematiek van de gemeenschappelijke voorrangspe-rioden voor GOK- en niet-GOK-leeringen en gemeenschappelijke inschrijvingspevoorrangspe-rioden voor niet-voorrangsleerlingen stond geagendeerd, bleven de resultaten m.b.t. het installeren van gemeenschappelijke perioden beperkt. In vier LOP’s resulteerde dat in een gemeenschappe-lijke voorrangsperiode voor GOK-leerlingen, in zes LOP’s in een gemeenschappegemeenschappe-lijke voor-rangsperiode voor niet-GOK-leerlingen en in 21 LOP’s in een gemeenschappelijke inschrij-vingsperiode voor niet-voorrangsleerlingen;

• In 67% van de LOP’s werd ook de thematiek m.b.t. het communiceren van het inschrijvingsbe-leid van de scholen geagendeerd maar ook hier resulteerde dat maar in 27 LOP’s tot concrete afspraken of initiatieven;

• We registreerden een status quo m.b.t. het aantal LOP’s waar scholen hun maximumcapaci-teiten meldden (26 LOP’s) en een lichte stijging van het aantal LOP’s waar scholen volverkla-ringen doorgaven aan het LOP (van 32 naar 36 LOP’s);

• Het aantal LOP’s waar niet moest worden bemiddeld voor de verschillende weigeringsgronden nam toe t.o.v. het schooljaar 2007- 2008; m.u.v. de weigeringen van de inschrijving van leerlin-gen die in de loop van het schooljaar elders definitief werden uitgesloten. Daar merken we een sterke stijging van het aantal LOP’s dat heeft bemiddeld (van 30% in het schooljaar 2007-2008 naar 64% van de LOP’s secundair onderwijs);

• Daartegenover staat dat het aantal officiële weigeringen op basis van capaciteit in het school-jaar sterk is toegenomen. Dat geldt het meest uitgesproken voor vragen tot inschrijvingen in het gewoon basisonderwijs. Meer dan vier vijfde van de weigeringen in het gewoon basison-derwijs werden geregistreerd in de grootsteden.

• In het buitengewoon onderwijs staat het gering aantal officiële weigeringen in fel contrast met de signalen die werden opgetekend vanuit de voortgangsrapporten van de LOP’s en die verband houden met het studieaanbod en de capaciteitsproblematiek in dit onderwijsniveau.

In het licht van deze vaststellingen is het aangewezen om LOP’s aan te zetten om hun decretale opdrachten m.b.t. het inschrijvingsrecht actiever op te nemen en te benutten in functie van het bewerkstelligen van minder segregatie in hun regio:

• Via informatie-uitwisseling van praktijkvoorbeelden tussen verschillende LOP-regio’s;

• Via het opzetten van gezamenlijke vormingsinitiatieven voor LOP-voorzitters, -deskundigen en begeleiders diversiteit.

Aanbeveling 11: LOP’s verder informeren en sensibiliseren over de weigeringsgrond van elders definitief uitgesloten leerlingen in de loop van het schooljaar.

Het weinige gebruik dat er tot nog toe gemaakt wordt van deze weigeringsgrond, staat in schril contrast met de aanhoudende meldingen van overschrijden van de draagkracht in heel wat scho-len. Naast deze weigeringsgrond zien we dat er voor uitgesloten leerlingen twee niet-decretale handelswijzen gangbaar zijn. Enerzijds worden leerlingen zonder formele procedure doorge-stuurd naar andere scholen, waarvan men veronderstelt dat ze meer draagkracht hebben, maar die vaak dezelfde draaglast torsen. Anderzijds worden maximumcapaciteiten op basis van pe-dagogische redenen in de loop van het schooljaar verlaagd, waardoor er een kunstmatig tekort gecreëerd wordt.

In dit licht is het aangewezen om:

• LOP’s en hun leden te sensibiliseren over de mogelijkheden die een goed uitgewerkte proce-dure biedt,

• Het huidig regelgevend kader m.b.t. deze weigeringsgrond goed te communiceren naar de LOP’s. Voorbeelden van afspraken en procedures uitgewerkt in andere LOP’s kunnen daarbij eveneens inspirerend zijn;

• LOP’s te stimuleren om ook scholen uit de ruimere omgeving te betrekken bij het maken van afspraken en deze scholen op zijn minst in te lichten over de afgesproken weigeringsproce-dures;

• Via constante opvolging en evaluatie van deze procedures te komen tot een goede regeling die elders definitief uitgesloten leerlingen en de daarmee gepaard gaande draaglast - in de mate van het mogelijke - spreidt over verschillende scholen. Zo kan ook worden verhoopt dat het informele circuit een stuk minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

Aanbeveling12: Opvolging en evaluatie van de lopende experimenten in het kader van de aanmeldingsperiodes met de bedoeling te komen tot structurele maatregelen die bijdragen tot meer gelijke kansen bij de inschrijvingen.

Nu de eerste experimenten een feit zijn, kunnen we via de evaluaties nagaan wat de gevolgen ervan zijn voor de ouders/leerling. Wegens de duur van het denk- en beslissingsproces dat

Nu de eerste experimenten een feit zijn, kunnen we via de evaluaties nagaan wat de gevolgen ervan zijn voor de ouders/leerling. Wegens de duur van het denk- en beslissingsproces dat

In document Lokale overlegplatforms (pagina 58-104)