• No results found

BETROKKENEN BIJ DE UITVOERING VAN EEN AMBTELIJKE OPDR ACHT

VII.4. DE FISCALE DELICTEN

VII.4.1. DE VER DR AGSR ECHTELIJKE R EGELING

De tot vóór de Tweede Wereldoorlog vooropgestelde beperking van het toepas-singsgebied van de kleine rechtshulp tot strafb are feiten van gemeen recht, bracht met zich dat ten aanzien van fi scale delicten als uitgangspunt gold dat geen kleine rechtshulp kon worden verleend. Als gevolg van de ontwikkeling van de interna-tionale economische samenwerking en van de oprichting van de Benelux en de EEG groeide evenwel de overtuiging dat er ook in fi scalibus nood bestaat aan internationale samenwerking in het algemeen en aan wederzijdse rechtshulp in het bijzonder.648

In de Benelux werd de rechtshulpverplichting ten aanzien van fi scale delicten reeds in 1962 verdragsrechtelijk verankerd. Het BUV voorziet inderdaad niet in de mogelijkheid om het verlenen van wederzijdse rechtshulp te weigeren louter op grond van de fi scale aard van het delict. Wel zal de weigering in voorkomend geval kunnen worden gegrond op de overweging dat de inwilliging van het rechts-hulpverzoek zou kunnen leiden tot een aantasting van de wezenlijke belangen van de aangezochte Staat (supra, VII.2.1).649

Buiten het kader van de Benelux werd in een eerste stadium geopteerd voor het facultatief maken van de fi scale exceptie.650 Zo bepaalt artikel 2, (a) ERV dat rechtshulp kan – doch niet hoeft te – worden geweigerd indien het verzoek betrek-king heeft op strafb are feiten die door de aangezochte Staat651 als een fi scaal delict652 worden beschouwd.653 In het Aanvullend Protocol bij het ERV van

647 L. DESESSARD, l.c., 578; F. DESPORTES, l.c., 134; C. GHICA-LEMARCHAND, l.c., 40.

648 F. THOMAS, “De implicaties van de Schengen-akkoorden voor de kleine rechtshulp in straf-zaken”, l.c., 28-29; F. THOMAS, Internationale rechtshulp in strafzaken, nrs. 139 en 155. Zie tevens P. DE HERT, l.c., 60-61.

649 P. DE HERT, l.c., 84; F. THOMAS, Internationale rechtshulp in strafzaken, nr. 160.

650 P. DE HERT, l.c., 74; F. THOMAS, Internationale rechtshulp in strafzaken, nr. 155.

651 De kwalifi catie van de feiten volgens het recht van de verzoekende Staat is in dit verband niet relevant (D. McCLEAN, o.c., 174).

652 Het ERV geeft geen nadere omschrijving van het fi scaal delict. In het algemeen kan echter worden gesteld dat het gaat om alle inbreuken op de voorschrift en over het heff en van gelden ter fi nanciering van de staatsuitgaven. Zie F. THOMAS, “De implicaties van de Schengen-akkoorden voor de kleine rechtshulp in strafzaken”, l.c., 28, voetnoot 52; F. THOMAS,

Inter-nationale rechtshulp in strafzaken, nr. 164.

17 maart 1978 werd vervolgens gepoogd om de mogelijkheden tot inroeping van de fi scale exceptie nader te beperken of zelfs uit te sluiten. Enerzijds werd aldus bepaald dat de loutere omstandigheid dat het rechtshulpverzoek betrekking heeft op een strafb aar feit dat door de aangezochte Staat als een fi scaal delict wordt beschouwd, niet volstaat om het verlenen van de rechtshulp te weigeren.654 Dit belet echter niet dat de aangezochte Staat de rechtshulp nog steeds kan weigeren ingeval hij van mening is dat de uitvoering van het rechtshulpverzoek zou kun-nen leiden tot een aantasting van zijn wezenlijke belangen (supra, VII.2.1).655

Anderzijds werd de regeling inzake de uitvoering van rogatoire commissies strek-kende tot huiszoeking of inbeslagneming versoepeld. Dit aspect werd hoger reeds besproken (supra, II.2.2.1).

De EU-Rechtshulpovereenkomst bevat geen bepalingen inzake de fi scale exceptie als weigeringsgrond voor het verlenen van rechtshulp. In artikel 8, eerste en tweede lid van het bij deze Overeenkomst horende Protocol wordt deze proble-matiek echter wel aan de orde gesteld, waarbij de regeling uit de artikelen 1en 2 van het Aanvullend Protocol bij het ERV van 17 maart 1978 integraal wordt her-nomen (supra, II.2.2.1).656

Tot slot dient te worden gewezen op het VN-Sluikhandelverdrag. De in over-eenstemming met artikel 3 van dit Verdrag strafb aar gestelde feiten inzake de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoff en worden ten behoeve van de wederzijdse rechtshulp niet beschouwd als fi scale delicten, zodat geen beroep kan worden gedaan op de fi scale exceptie. Wel is het zo dat deze regel geen

654 Art. 1 Aanvullend Protocol bij het ERV van 17 maart 1978.

655 D. McCLEAN, o.c., 187; G. VERMEULEN, o.c., nr. 133.

656 Art. 8, eerste en tweede lid Protocol bij de EU-Rechtshulpovereenkomst. Zie tevens Toelich-tend verslag over het Protocol bij de Overeenkomst van 2000 betreff ende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, PB. C 2002, 257/7. Blijkens het derde lid van art. 8 van het Protocol wordt art. 50 SUO ingetrokken. In art. 50 SUO werd de verplichting vooropgesteld tot het verlenen van wederzijdse rechtshulp in het kader van procedures inzake overtredingen van wettelijke en bestuursrechtelijke voorschrift en betref-fende de accijnzen, de belasting over de toegevoegde waarde en de douane. De draagwijdte van deze verplichting diende echter te worden gerelativeerd. Zo was het toepassingsgebied ratione

materiae ervan beperkt tot overtredingen van regels inzake de indirecte belastingen, zodat de

vooropgestelde verplichting niet gold bij strafb are feiten inzake directe belastingen (P. DE HERT, l.c., 115; D. FLORE, “La poursuite des infractions transnationales dans le domaine du droit fi nancier et boursier”, Rev.dr.pén. 1998, (133) 146; G. POLIMENI, l.c., 58; J.J.E. SCHUTTE, “Schengen: its meaning for the free movement of persons in Europe”, C.M.L.R. 1991, (549) 557; F. THOMAS, Internationale rechtshulp in strafzaken, nr. 159). De verplichting had verder evenmin betrekking op fraudes van een relatief gering belang. Tevens diende rekening te wor-den gehouwor-den met het zogenaamde fi naliteits- of specialiteitsbeginsel (P. DE HERT, l.c., 115; W. SCHOMBURG, “Strafrecht und Rechtshilfe im Geltungsbereich von Schengen II”, N.J.W. 1995, (1931) 1934; F. THOMAS, Internationale rechtshulp in strafzaken, nr. 159; F. THOMAS, “Rechtshulp versus rechtsbescherming in Schengenland”, l.c., 230). De verzoekende Staat kon de verkregen informatie of bewijsmiddelen aldus slechts ten behoeve van andere dan de in de rogatoire commissie vermelde onderzoeken, strafvervolgingen of procedures gebruiken of mededelen, voor zover de aangezochte Staat daartoe voorafgaand toestemming had gegeven.

Deel II. Het formele kader voor de afh andeling van Nederlandse rechtshulpverzoeken door België, Duitsland en Frankrijk

146 Intersentia

afb reuk doet aan de grondwettelijke beperkingen en de fundamentele nationale wetgeving van de verdragspartijen.657

VII.4.2. DE R EGELING IN BELGIË

De Belgische wetgeving bevat geen specifi eke regeling inzake het weigeren van wederzijdse rechtshulp op grond van het fi scaal karakter van het aan het rechts-hulpverzoek ten grondslag liggende strafb aar feit. Ter zake dient dan ook alleen rekening te worden gehouden met het geanalyseerde verdragsrechtelijk kader. Een aan België gericht Nederlands rechtshulpverzoek dat betrekking heeft op een fi scaal delict zal dus op grond van het BUV worden uitgevoerd.

VII.4.3. DE R EGELING IN DUITSLAND

Ook het IRG kent geen specifi eke regeling voor rechtshulpverzoeken uit hoofde van fi scale delicten.658 De bevoegde Bewilligungsbehörde is er echter wel toe gehouden om de fi scale administratie in de procedure tot tenuitvoerlegging van een dergelijk rechtshulpverzoek te betrekken.659

Tevens moet worden gewezen op een door Duitsland gemaakt voorbehoud bij het Aanvullend Protocol bij het ERV van 17 maart 1978. Aldus kan Duitsland de uitvoering van rechtshulpverzoeken in procedures uit hoofde van inbreuken op de reglementeringen inzake het internationaal betalings- en kapitaalverkeer afh ankelijk stellen van de voorwaarde van dubbele incriminatie. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van rogatoire commissies tot huiszoeking of inbeslagneming uit hoofde van andere fi scale misdrijven.

VII.4.4. DE R EGELING IN FR ANKRIJK

Het fi scaal karakter van het aan het rechtshulpverzoek ten grondslag liggende strafb aar feit vormt naar Frans recht geen weigeringsgrond. Tenzij een andere weigeringsgrond zou voorliggen, zullen dergelijke Nederlandse rechtshulpver-zoeken dus door de Franse autoriteiten worden uitgevoerd.660

657 Art. 3, tiende lid VN-Sluikhandelverdrag.

658 Ten aanzien van de rechtshulpverzoeken die afk omstig zijn van een Staat die geen lid is van de Europese Unie en die betrekking hebben op fi scale delicten moet wel rekening worden gehou-den met punt 5, c van de Zuständigkeitsvereinbarung 2004. De beslissing over de tenuitvoer-legging van dergelijke rechtshulpverzoeken komt aldus toe aan de Bondsregering.

659 Nr. 19 V RiVASt.

VII.5. HET OOGMERK VAN DISCRIMINATOIRE