• No results found

DE BESLISSING OVER DE TENUITVOER- TENUITVOER-LEGGING VAN HET RECHTSHULPVERZOEKTENUITVOER-LEGGING VAN HET RECHTSHULPVERZOEK

VAN NEDERLANDSE RECHTSHULPVERZOEKEN

V.6. DE BESLISSING OVER DE TENUITVOER- TENUITVOER-LEGGING VAN HET RECHTSHULPVERZOEKTENUITVOER-LEGGING VAN HET RECHTSHULPVERZOEK

V.6.1. DE R EGELING IN BELGIË

In afwijking van artikel 873, tweede lid Ger.W. is voor de tenuitvoerlegging van rechtshulpverzoeken afk omstig van een bevoegde overheid van een lidstaat van

431 Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 door de Raad aangenomen op grond van K.3. van het Verdrag betreff ende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij wederzijdse rechts-hulp in strafzaken, PB 1998, L 191/1.

432 Art. 1, derde lid, a Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998. Bij de ontvangstbevestiging dient de naam te worden meegedeeld van de instantie – en zo mogelijk van de persoon – die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek. Tevens zal de wijze waarop contact kan worden opgenomen met deze instantie c.q. persoon – bijvoorbeeld via telefoon of fax – worden gespecifi eerd (art. 1, derde lid, b Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998).

433 Zie punt 1 van de door Duitsland afgelegde verklaring, opgenomen in EUROPEES JUSTITI-EEL NETWERK, Goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Verklaringen van

de lidstaten van de EU, DG H III, SN 1371/000.

434 Zie punt 1, a) van de door Frankrijk afgelegde verklaring, opgenomen in EUROPEES JUSTI-TIEEL NETWERK, Goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Verklaringen

de Europese Unie geen voorafgaande toestemming van de minister van Justitie vereist.435 Er geldt echter wel een informatieplicht, in die zin dat de aangezochte Belgische rechterlijke autoriteiten steeds verplicht zijn om een kopie van elk ont-vangen verzoek om wederzijdse rechtshulp over te maken aan de Federale Over-heidsdienst Justitie.436 Deze kopie kan door de betrokken magistraat rechtstreeks – zonder tussenkomst van de territoriaal bevoegde procureur-generaal – worden gericht aan het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrij-heden van de Federale Overheidsdienst Justitie.437 Aldus wordt beoogd om de basisgegevens met betrekking tot de inkomende rechtshulpverzoeken bij deze dienst te centraliseren, hetgeen de mogelijkheid biedt om statistieken ter zake op te maken en om zo nodig inlichtingen over een specifi ek rechtshulpverzoek terug te vinden.438 De informatieplicht stelt de Federale Overheidsdienst Justitie verder in staat om aan de gerechtelijke overheden – en meer in het bijzonder aan het federaal parket – informatie over te maken die betrekking heeft op elk in België inkomend rechtshulpverzoek.439 Tevens zou zodoende een dubbele behandeling van eenzelfde rechtshulpverzoek vermeden moeten kunnen worden.440 In dat perspectief dient in herinnering te worden gebracht dat België reeds in 2000 de aanbeveling kreeg om een gecentraliseerd en geïntegreerd systeem voor de ver-werking van statistische gegevens tot stand te brengen, dat moet toelaten om de inkomende (en uitgaande) rechtshulpverzoeken te analyseren, te volgen en te bewaken.441

Ingeval het ontvangen rechtshulpverzoek betrekking heeft op een zaak die de openbare orde ernstig kan verstoren of die wezenlijke belangen van België kan schaden, geldt een strengere informatieverplichting. In dat geval moet aan de minister van Justitie onverwijld een meer gedetailleerd informatieverslag worden overgemaakt. Dit gebeurt door de federale procureur of – indien een

onderzoeks-435 Art. 5, eerste lid Wet 9 december 2004.

436 Art. 7 § 3 Wet 9 december 2004.

437 Gemeenschappelijke Omzendbrief van de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal van 9 februari 2005 betreff ende de internationale rechtshulp in strafzaken, punt II.7.2. Aan te stippen valt wel dat bepaalde parketten de informatieplicht op periodieke wijze toepassen, waarbij ze om de veertien dagen de Federale Overheidsdienst Justitie op de hoogte brengen van de inkomende rechtshulpverzoeken (FEDERAAL PARKET, Verslag van de

fede-rale procureur aan het college van procureurs-generaal over de periode van 1 januari tot 31 december 2005, 23).

438 Wetsontwerp betreff ende internationale rechtshulp in strafzaken. Memorie van Toelichting,

Parl. St. Kamer 2003-04, nr. 1278/001, 14.

439 FEDERAAL PARKET, Verslag van de federale procureur aan het college van

procureurs-gene-raal over de periode van 1 januari tot 31 december 2005, 23.

440 Zie ook FEDERAAL PARKET, Verslag van de federale procureur aan het college van

procu-reurs-generaal over de periode van 21 mei 2002 tot 31 augustus 2003, 41.

441 Zie RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Evaluatieverslag betreff ende België inzake wederzijdse

rechtshulp en dringende verzoeken in verband met opsporing van en beslag op goederen, Brussel,

Deel II. Het formele kader voor de afh andeling van Nederlandse rechtshulpverzoeken door België, Duitsland en Frankrijk

104 Intersentia

rechter of een procureur des Konings met het verzoek belast is – door tussen-komst van de territoriaal bevoegde procureur-generaal442 In het informatiever-slag dient de betrokken magistraat op beknopte wijze aan te geven op welke feiten het rechtshulpverzoek betrekking heeft en om welke redenen de uitvoering ervan naar zijn oordeel van aard is om België in een delicate positie te brengen, dan wel om politieke c.q. diplomatieke gevolgen te veroorzaken.443 Aan de hand van de verstrekte informatie kan de Belgische regering dan desgevallend de vereiste maatregelen nemen, bijvoorbeeld in het kader van de diplomatieke betrekkingen met een bij de zaak betrokken Staat. Het is echter geenszins de bedoeling om de rechtshulpverlening in zijn geheel aan de controle van de Uitvoerende Macht te onderwerpen. In die optiek kan het informatieverslag dan ook niet leiden tot een schending van het geheim van het onderzoek.444 Deze informatieplicht geldt ech-ter wel onverminderd de in artikel 5 van de Wet van 9 december 2004 voorziene specifi eke verplichting tot informeren van de minister van Justitie indien de ten-uitvoerlegging van het rechtshulpverzoek kan worden geweigerd op grond van hetzij de aantasting van de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere wezenlijke belangen van België (infra, VII.2.2), hetzij het politiek karakter van de aan het verzoek ten grondslag liggende strafb are feiten (infra, VII.3.2).445

V.6.2. DE R EGELING IN DUITSLAND

V.6.2.1. De bevoegdheid

Luidens § 74 I IRG behoort de beoordeling van inkomende rechtshulpverzoeken tot de bevoegdheid van de federale minister van Justitie, die ter zake beslist in overleg met het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken. Heeft het rechts-hulpverzoek betrekking op het beleidsdomein van andere federale ministers, dan worden zij in het overleg betrokken. Bij toepassing van § 74 II IRG kan de Bonds-regering de uitoefening van deze bevoegdheid echter overdragen aan de regerin-gen van de Länder en daartoe met deze laatsten een overeenkomst sluiten. Dit is met name gebeurd in de zogenaamde Zuständigkeitsvereinbarung van 28 april 2004, waarin onder meer wordt bepaald dat de Bondsregering de uitoefening van haar beslissingsbevoedheid over rechtshulpverzoeken die afk omstig zijn van een

442 Art. 7 § 4, eerste lid Wet 9 december 2004.

443 Gemeenschappelijke Omzendbrief van de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal van 9 februari 2005 betreff ende de internationale rechtshulp in strafzaken, punt II.7.1.a.

444 Wetsontwerp betreff ende internationale rechtshulp in strafzaken. Memorie van Toelichting,

Parl. St. Kamer 2003-04, nr. 1278/001, 14.

lidstaat van de Europese Unie aan de Landesregierungen overdraagt.446 Deze laat-sten hebben dan vervolgens het recht om de uitoefening van de bevoegdheid ver-der te delegeren naar de door hen aan te wijzen Ministeries of daaraan onver-derge- onderge-schikte diensten.447 Aldus werden verordeningen en besluiten uitgevaardigd, waarvan de inhoud per deelstaat (enigszins) verschilt.448

Op hoofdlijnen is de procedure tot beslissing over de tenuitvoerlegging van rechtshulpverzoeken evenwel geregeld in het IRG, waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het Bewilligungsverfahren en het Vornahmeverfahren. Alvorens een en ander nader te analyseren, zij erop gewezen dat Duitsland niet beschikt over standaardstatistieken inzake de inkomende (en uitgaande) rechts-hulpverzoeken. Het team van deskundigen, dat in januari 2000 namens de Raad van de Europese Unie een evaluatie maakte van de wijze waarop Duitsland weder-zijdse rechtshulp verleent, drong weliswaar sterk aan op de invoering van een registratiesysteem, doch hieraan werd tot op heden geen gevolg gegeven. Het opzet-ten en beheren van een dergelijk systeem zou volgens de Duitse autoriteiopzet-ten immers te veel werk vragen en niet in verhouding staan tot de te verwachten voordelen.449

V.6.2.2. Het Bewilligungsverfahren

De beslissing over de tenuitvoerlegging van inkomende rechtshulpverzoeken wordt in beginsel genomen door de Bewilligungsbehörde450, die in het kader van het Bewilligungsverfahren beoordeelt of de voorwaarden voor het verstrekken van wederzijdse rechtshulp aan de verzoekende Staat vervuld zijn.451 Welke instantie als Bewilligungsbehörde optreedt, wordt bepaald in de deelstatelijke regelgeving, waarbij doorgaans onderscheid wordt gemaakt naar gelang van de onderscheiden vormen van rechtshulp. Voor Nordrhein-Westfalen treedt aldus in beginsel het territoriaal bevoegde Staatsanwaltschaft als Bewilligungsbehörde op. Voor een aantal specifi eke vormen van kleine rechtshulp is het territoriaal bevoegde Gene-ralstaatsanwaltschaft evenwel als Bewilligungsbehörde aangeduid. Dit is met name het geval voor de overdracht van bewijsstukken of voorwerpen aan de verzoe-kende Staat enerzijds en voor de overbrenging naar deze Staat van een persoon die van zijn vrijheid werd beroofd anderzijds.452

446 Punt 1 Zuständigkeitsvereinbarung 2004.

447 § 74 II in fi ne IRG; Punt 4 Zuständigkeitsvereinbarung 2004.

448 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 361.

449 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Evaluatieverslag betreff ende wederzijdse rechtshulp en

dringende verzoeken in verband met opsporing van en beslag op goederen. Verslag over Duits-land, Brussel, 11 december 2000, 13365/00, CRIMORG 153, 14-15, 48-49 en 57.

450 Nr. 7, I, a RiVASt.

451 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 246.

452 Zie Punt I, 2 en 3 Gem.RdErl. d. Justizministeriums (9350-III A.19) u.d. Innenministeriums –

IV A 1 – 1431/3.0 – Ausübung der Befugnisse im Rechtshilfeverkehr mit dem Ausland in straf-rechtlichen Angelegenheiten.

Deel II. Het formele kader voor de afh andeling van Nederlandse rechtshulpverzoeken door België, Duitsland en Frankrijk

106 Intersentia

De Bewilligungsbehörde gaat vooreerst na of er een verdragsrechtelijke ver-plichting bestaat om de gevraagde rechtshulp te verstrekken.453 Bestaat er geen dergelijke verplichting, dan kan de Bewilligungsbehörde beslissen dat de gevraagde rechtshulp op grond van het IRG zal worden geboden. Dit zal echter alleen moge-lijk zijn indien de voorwaarden vervuld zijn waaronder Duitse rechtermoge-lijke instan-ties en overheidsorganen elkaar rechtshulp kunnen bieden (supra, II.1.3).

Oordeelt de Bewilligungsbehörde dat positief gevolg dient te worden gegeven aan het rechtshulpverzoek, dan volgt de Bewilligung, waarbij aan de verzoekende Staat wordt verklaard dat de gevraagde rechtshulp zal worden verstrekt c.q. reeds werd verstrekt.454 In twee gevallen kan deze Bewilligung echter niet zelfstandig door de Bewilligungsbehörde worden gegeven en dient deze de zaak voorafgaand aan de hoogste Justizbehörde of Verwaltungsbehörde van de betrokken deelstaat voor te leggen en diens beslissing af te wachten. Enerzijds is een dergelijke minis-teriële tussenkomst vereist indien voor de tenuitvoerlegging van een niet op een verdrag gesteund rechtshulpverzoek dwangmaatregelen moeten worden toege-past.455 Anderzijds is de tussenkomst van de hoogste Justizbehörde of Verwal-tungsbehörde noodzakelijk indien het ontvangen rechtshulpverzoek – vanuit het standpunt van de verzoekende Staat of vanuit Duits standpunt – van bijzondere politieke, juridische of feitelijke betekenis is. Dit zal onder meer zo zijn wanneer er aanwijzingen voorhanden zijn dat een doodstraf zal worden opgelegd of uitge-voerd of dat de wezenlijke beginselen van de Duitse rechtsorde (infra, VII.2.3) aangetast dreigen te worden.456 In dat geval zijn de regeringen van de deelstaten overigens verplicht om overleg te plegen met de federale regering en om met de opmerkingen van deze laatste rekening te houden.457

Meent de Bewilligungsbehörde daarentegen dat het rechtshulpverzoek dient te worden afgewezen, dan is zij steeds verplicht om dit – samen met het rechtshulp-verzoek – mee te delen aan de hoogste Justizbehörde of Verwaltungsbehörde van de betrokken deelstaat. Deze instantie zal dan immers de fi nale beslissing nemen.458

Onder meer in complexe zaken of in zaken waarin er twijfel bestaat over de toelaatbaarheid van de rechtshulp kan de Bewilligungsbehörde het aangewezen achten dat het Oberlandesgericht in de procedure wordt betrokken. Ook in dat geval dient eerst het advies van de hoogste Justizbehörde of Verwaltungsbehörde van de betrokken deelstaat te worden ingewonnen.459 Vervolgens kan de Bewilli-gungsbehörde zich tot het parket bij het Oberlandesgericht wenden. Conform § 61

453 Nr. 16 I RiVASt.

454 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 246.

455 Nr. 16 II RiVASt.

456 Nr. 13 I RiVASt.

457 Zie punt 8 Zuständigkeitsvereinbarung 2004.

458 Nr. 19 II RiVASt.

I IRG beoordeelt dit Generalstaatsanwaltschaft of de zaak inderdaad aan het Oberlandesgericht wordt voorgelegd. In de regel zal echter gevolg worden gegeven aan het verzoek van de Bewilligungsbehörde en zal aldus het Oberlandesgericht worden geadieerd, dat vervolgens de beslissing ter zake zal nemen.460

V.6.2.3. Het Vornahmeverfahren

Indien het Bewilligungsverfahren leidt tot de beslissing dat de gevraagde rechts-hulp zal worden verleend, beschikken de bevoegde Duitse autoriteiten intern-rechtelijk over een zogenaamde Leistungsermächtigung om de betreff ende daad van rechtshulp te stellen. De daartoe vereiste maatregelen worden dan genomen door de Vornahmebehörde of desgevallend het Vornahmegericht. Voor zover het IRG geen bijzondere regeling bevat, is ter zake de instantie bevoegd die voor een vergelijkbare onderzoeksdaad in een Duitse strafprocedure bevoegd zou zijn. Naargelang van het geval zal het dus gaan om de politie, het openbaar ministerie, de Ermittlungsrichter of een ander rechterlijk orgaan.461

Krachtens § 60 IRG is de Vornahmebehörde gebonden door de beslissing van de Bewilligungsbehörde dat rechtshulp zal worden verleend. Hierbij moet echter een dubbele kanttekening worden gemaakt. Enerzijds is het mogelijk dat pas na de beslissing van de Bewilligungsbehörde omstandigheden bekend raken, die twij-fel doen rijzen over de genomen beslissing tot het verlenen van rechtshulp. In dat geval dient de Vornahmebehörde deze omstandigheden aan de Bewilligungs-behörde mee te delen, waarbij de beslissing van deze laatste moet worden afge-wacht.462 Anderzijds kan de Vornahmebehörde van oordeel zijn dat de door de Bewilligungsbehörde genomen beslissing hoe dan ook niet correct is. In dat geval kan zij zich tot het Generalstaatsanwaltschaft wenden, dat de zaak dan aan het Oberlandesgericht kan – en in de regel zal – voorleggen. In voorkomend geval beslist het Oberlandesgericht vervolgens of al dan niet rechtshulp dient te worden verleend.463

In het licht van het beginsel van de rechterlijke onafh ankelijkheid is het Vor-nahmegericht niet gebonden door de beslissing van de Bewilligungsbehörde.464

Ingeval de betrokken daad van rechtshulp moet worden gesteld door een rechter kleeft aan deze beslissing dus geen bindende werking.465 Het Vornahmegericht kan dan ook alsnog op gemotiveerde wijze oordelen dat de voor het verlenen van

460 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 270.

461 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 246-247. Zie tevens Nr. 7 I, c) RiVASt.

462 Nr. 21 II RiVASt.

463 § 61 I, tweede zin IRG. Zie W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 268 en 270.

464 § 60, tweede zin juncto § 61 IRG.

Deel II. Het formele kader voor de afh andeling van Nederlandse rechtshulpverzoeken door België, Duitsland en Frankrijk

108 Intersentia

rechtshulp vereiste voorwaarden niet vervuld zijn. Het kan in dat geval echter niet zelf beslissen dat geen rechtshulp zal worden verleend466, doch is bij toepassing van § 61 I IRG verplicht om de zaak aan het Oberlandesgericht voor te leggen, dat vervolgens een defi nitieve beslissing zal nemen.467 Vooraleer het Oberlandesge-richt te adiëren, is het wenselijk dat het VornahmegeOberlandesge-richt zich wendt tot de ligungsbehörde, waarbij het haar bedenkingen kenbaar maakt. Dit biedt de Bewil-ligungsbehörde de mogelijkheid om op de genomen beslissing terug te komen en om aldus alsnog de rechtshulp toe te laten. In deze gevallen is de Bewilligungsbe-hörde echter wel verplicht om de hoogste JustizbeBewilligungsbe-hörde of VerwaltungsbeBewilligungsbe-hörde van de betrokken deelstaat te informeren en diens beslisssing af te wachten.468

In het kader van de voor haar aanhangige procedure kan het Oberlandesge-richt zich tot de Bewilligungsbehörde wenden om de nodige stukken te bekomen, doch het is hier geenszins toe gehouden. Het Oberlandesgericht is verder uiteraard niet gebonden door de beslissing van de Bewilligungsbehörde.469 Conform § 61 III IRG is de beslissing van het Oberlandesgericht echter wel bindend voor de rechter-lijke instantie of dienst die voor het verstrekken van rechtshulp bevoegd is.

V.6.2.4. De spoedprocedure

In beginsel gaat het Bewilligungsverfahren vooraf aan het Vornahmeverfahren en wordt logischerwijze eerst beslist of rechtshulp zal worden verleend, waarna – mits positieve beoordeling – de concrete daad van rechtshulp kan worden gesteld.470 Ingeval van dringende noodzakelijkheid – Gefahr im Verzug – kan bij wijze van uitzondering echter van deze regel worden afgeweken en kan aldus een daad van rechtshulp worden gesteld vooraleer er sprake is van een Bewilligung. Toepassing van deze spoedprocedure komt wel slechts in aanmerking voor zover er geen bezwaren tegen het verlenen van rechtshulp aanwezig lijken. De Vor-nahmebehörde is overigens verplicht om het rechtshulpverzoek en de stukken die betrekking hebben op de uitvoering ervan post factum aan de Bewilligungs behörde over te maken.471

466 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 269.

467 De bevoegdheid ratione loci komt toe aan het Oberlandesgericht in wier rechtsgebied de plaats ligt waar de daad van rechtshulp dient te worden gesteld. Gaat het om daden van rechtshulp in rechtsgebieden van onderscheiden Oberlandesgerichte, dan is het Oberlandesgericht bevoegd aan wie de zaak het eerst werd voorgelegd. Werd nog geen van deze Oberlandesgerichte geadi-eerd, dan vloeit de bevoegdheid ratione loci voort uit deze van het parket dat het eerst met de zaak belast is (zie § 61 II IRG).

468 Nr. 21 I RiVASt.

469 W. SCHOMBURG, O. LAGODNY, S. GLESS en T. HACKNER, o.c., 269. Over de mogelijke tussenkomst van het Bundesgerichtshof in de procedure, zie § 61 I, vierde zin juncto § 42 IRG. Zie daarnaast ook nr. 19 IV RiVASt.

470 Een rechtstreeks bij de Vornahmebehörde ingediend rechtshulpverzoek moet in die optiek dan ook onverwijld worden overgemaakt aan de voor de Bewilligung bevoegde instantie (nr. 19 I RiVASt).

V.6.2.5. De controle op de rechtshulpverlening

Nadat de daad van rechtshulp werd gesteld, dient de Vornahmebehörde het rechts-hulpverzoek en de ter uitvoering ervan opgestelde stukken aan de – per deelstaat aangewezen – Prüfungsbehörde over te maken. Deze controleert vervolgens of aan het rechtshulpverzoek volledig gevolg werd gegeven en of dit gebeurd is op een wijze die de bruikbaarheid van de verkregen resultaten in de verzoekende Staat waarborgt. Zodoende kunnen vastgestelde gebreken alsnog worden verholpen.472

Hierbij dient voor ogen te worden gehouden dat de wettelijk voorziene voorwaar-den ook nog vervuld moeten zijn op het tijdstip waarop de resultaten van de gevraagde daad van rechtshulp aan de verzoekende Staat worden overge-maakt.473

In de gevallen waarin de rechtstreekse overdracht van rechtshulpverzoeken toegelaten is (supra, V.4), maakt de Prüfungsbehörde de uitvoeringsstukken, samen met het rechtshulpverzoek en een begeleidende brief474, over aan de ver-zoekende autoriteit. In de andere gevallen maakt zij een en ander eerst over aan de hoogste Justizbehörde of Verwaltungsbehörde van de betrokken deelstaat.475

V.6.2.6. De rechtsbescherming van de betrokkene

Ingeval het rechtshulpverzoek strekt tot de overdracht van bewijsstukken of voor-werpen aan de verzoekende Staat – zoals voorzien in § 66 IRG –, kan de persoon die beweert dat hij door deze overdracht in zijn rechten wordt geschaad zich tot het Oberlandesgericht wenden. Het Oberlandesgericht zal dan vervolgens beslis-sen of de voorwaarden voor het verlenen van rechtshulp vervuld zijn.476 Oordeelt het Oberlandesgericht dat de vereiste voorwaarden niet vervuld zijn, dan kan de gevraagde rechtshulp niet worden verleend. Een dergelijke beslissing bindt immers zowel de Bewilligungs- als de Vornahmebehörde.477

V.6.3. DE R EGELING IN FR ANKRIJK

De algemene bevoegdheid tot het uitvoeren van inkomende rechtshulpverzoeken komt toe aan de procureur de la République, die met het oog hierop offi cieren of

472 Nr. 23 I RiVASt. Zie tevens nr. 7 I, b en II RiVASt.

473 Nr. 20 RiVASt.

474 Zie hierover nr. 11 RiVASt.

475 Nr. 23 II RiVASt.

476 § 61 I IRG.

Deel II. Het formele kader voor de afh andeling van Nederlandse