• No results found

Fiet-Fiet op de konijnenjacht

Langzaam valt de avondschemering over de stille winterwereld. Het is heel stil, geen takje van de kale bomen beweegt. Er is geen geluid van wind, die langs de muren suizelt en vogels fluiten er niet meer, want die zijn naar hun nesten.

En binnenshuis is het precies eender, geen voetstappen gaan er over trappen of gangen, geen stemmen klinken er en geen lachen en in de tuinkamer, waar het wel lijkt, of het donker uit de hoeken aan komt kruipen, zitten Fiet-Fiet en de Hertogin bij het vrolijk brandende haardvuur en de Hertogin knikkebolt boven haar naar binnen gevouwen voorpootjes en Fiet-Fiet tuurt in de dansende vlammen en denkt weer aan die heerlijke braadlucht, die vanmiddag uit de keuken kwam, zodat hij wel een kwartier lang onbeweeglijk aan een kier van de keukendeur heeft staan snuffen. Wat er toch allemaal klaar gemaakt mag zijn! Telkens zweven er geuren door het huis, waarvan je helemaal van streek raakt. En trouwens, er gebeuren allerlei onbegrijpelijke en geheimzinnige dingen in huis.... Wat doet nou bijvoorbeeld die boom hier in de kamer? Een boom in een kamer, wie heeft er ooit van gehoord? Hij reikt warempel haast tot aan de zoldering!

‘Zeg,’ vraagt hij eindelijk, geheimzinnig fluisterend, ‘weet jij waarom die boom hier in de kamer staat?’

‘Die boom? Schei me daarvan uit! Ik word naar als ik nog aan de dag van gisteren denk, met al die

herrie over de vloer en al die onrust! En ze hebben me zeker en vast kou laten vatten door me hier zo lang bij die open deuren te laten zitten toen ze dat malle ding naar binnen sleepten.’

Maar Fiet-Fiet kwispelt zachtjes met zijn staart bij de herinnering aan al die plezierige drukte, waarbij hij maar heen en weer heeft gerend en die wonderlijke boom aandachtig heeft besnuffeld. Hij kon er maar niet achter komen, waar 't naar rook en toch was het een bekende lucht. Wacht, hij zou nog eens proberen! En met uitgerekte hals, zijn pootjes op de rand van de houten kuip, snuffelt en snuift hij, tot zijn natte neus vol zand zit. En opeens weet hij het, en hij is er helemaal opgewonden van.

‘Het zijn konijnen, ik ruik het! Er zit vast een konijnenhol in die grond!’ Zijn oortjes gaan omlaag en omhoog, zijn pootjes trillen ervan. Zal hij eens proberen te graven naar dat konijnenhol? Wacht....

‘Je bent niet wijs!’ roept de Hertogin kwaad, ‘Jij met je konijnen! Dacht je, dat die in die houten kuip verstopt zaten?’

‘Ik ruik ze toch!’ zegt Fiet-Fiet verontwaardigd.

‘Zie jij dan maar, dat je ze vangt!’ bromt de Hertogin spottend. ‘Ik zal er straks eens in klimmen, misschien vang ik dan nog wel een vogeltje!’

Fiet-Fiet tuurt omhoog in de donkere boom. Het is nu niet goed meer te

onderscheiden, wat er allemaal voor wonderlijke dingen in hangen, want allang is het helemaal donker binnen en je ziet alleen nu en dan, hier en daar, een onduidelijk geglinster van een bol of een ster of een slinger, waar de gloed van het vuur tegen aan schijnt. Maar vogeltjes zullen er wel niet in zitten. ‘Ik begrijp er niks van!’ zucht hij.

‘Het is een Kerstboom, domoor,’ licht de Hertogin hem in. ‘Straks zal je wel zien wat dat is. En laat me nu alsjeblieft in vrede nog een dutje doen, want het wordt een onrustige avond.’

Maar het roze neusje van de Hertogin is nog maar nauwelijks op haar pootjes neergeknikt, of daar gaat zachtjes de kamerdeur al open en weer dicht. Het is Jaap. Fiet-Fiet springt tegen hem op, zo hoog hij kan, maar de kleine Baas jaagt hem weg. ‘Ga zoet zitten, Fiet-Fiet, we gaan de lichtjes aansteken.’

En Jaap strijkt de ene lucifer af na de andere en allemaal kleine bewegende vlammetjes gaan er branden in de boom, telkens weer een, telkens hoger. Jaap staat nu boven op een stoel. Nu branden ze allemaal. Alle-honden-nog-toe, wat een lichtjes! Waar zou dat voor wezen? Daar snap je niks van, maar aardig is 't. En de kamer is er helemaal zacht helder licht van.

En daar zijn ook Elly en Bert.

Bert heeft zijn viool bij zich en Elly een massa kleine pakjes, die ze bijna laat vallen doordat ze opeens in haar handen wil klappen en uitroept:

‘O Jaap, wat is hij mooi geworden! Ik had nooit gedacht, dat hij zo prachtig was!’ ‘En zo groot,’ zegt Bert, naar het bovenste kaarsje kijkend.

‘En zijn nu alle kadootjes erbij, voor iedereen?’ vraagt Jaap.

Fiet-Fiet z'n oren gaan ervan omhoog. Is er voor iedereen wat bij de boom? Dus ook voor hem? Wat zou dat wezen? Hij moet nog eens eventjes ruiken, eventjes maar....

Hè, daar schrikt hij van. Bert heeft zijn viool genomen en strijkt over de snaren. Dat is toch zo'n mirakels naar geluid! Je krijgt er rillingen van over je rug. Als Elly speelt wordt hij er ook altijd zo zeeziek van, maar die doet het lang zo hard niet.

En daar gaat weer de deur open en de Baas en de Vrouw komen binnen met Hanneke en Leo. En daar heb je zelfs Mina in haar Zondagse japon! Wat een voeten over de vloer!

‘Heb ik 't je niet gezegd,’ moppert de Hertogin op haar schoorsteenmantelhoekje, ‘dat het een avond van kouwe drukte zou worden!’

‘Maar we krijgen allemaal een kadootje. Heb je het niet gehoord? Voor iedereen is er wat bij de boom!’

‘Dat zal dan voor jou dat konijn zijn, dat je geroken hebt,’ plaagt de Hertogin. ‘Zou je heus denken?’ vraagt Fiet-Fiet opgewonden. O, hij moet stellig eens in de grond gaan krabben, zo dadelijk als niemand erop let!

Maar nu lopen ze nog om de boom heen en allemaal moeten ze kijken hoe mooi alles glinstert en hoe hoog hij is. Nu kijken ze zeker ook stiekum wat voor een presentje er voor hen in de boom hangt...

Ach foei, daar begint het weer! Bert, die over zijn viool strijkt... Wat daar toch voor een vreemd beest in zit te klagen en te huilen! En nu zingen ze allemaal mee; het klinkt ijselijk prachtig, maar je wordt er helemaal koud en akelig van. Fiet-Fiet is languit op zijn buik gaan liggen, zijn kop tussen zijn poten, om er maar zo weinig mogelijk van te horen en hij zucht van verlichting als het eindelijk uit is.

Nu wordt er thee gedronken en Elly gaat met koekjes rond. Ha, dat is wat beters! Maken, dat hij erbij is! Fiet-Fiet gaat de hele rij langs, van de grote Baas af tot Mina toe, die hem alleen nog maar een paar overgeschoten kruimels geeft, de gierigerd! En nu is het voor het ogenblik weer op. Wat nu?

Heel voorzichtig kijkt hij achterom, nee, er staat niemand bij de boom en niemand let op hem. Zal hij het nu wagen? Voorzichtig sluipt hij naar de donkere kant van de houten kuip, waarin de boom staat. Hier kan niemand hem zien. Hij beeft ervan en zijn natte neus snuift open en dicht. Nu staat hij met zijn voorpootjes tegen de rand van de kuip, wip! een sprongetje, hij is er bovenop. Heftig snuift hij langs de droge aarde om de stam van de boom heen en hij ruikt het weer duidelijk: konijnen! Nu maar graven! Zijn pootjes zijn er vanzelf al mee begonnen. Gauw! Gauw!... almaar dieper.... Konijnen zitten altijd in de diepte....

‘Fiet-Fiet, wat doe je daar? Zal je 't laten!’

O wee, ze hebben hem gezien! Dat is het kleine Vrouwtje! O o, en hij is er nog lang niet! Nog even! Nog heel eventjes maar! Haastiger krabben zijn sterke kromme voorpootjes in de grond... gauw dan.... gauw!.... Maar opeens, daar is het gevaar vlak bij... Elly, naar hem toegebukt... ze gaat hem

pakken... ze gaat hem slaan! Fiet-Fiet schrikt zich naar, hij keert zich om en doet een sprong... gelukkig nog net bijtijds!

Maar wat is dat? Een gil en alle mensen schreeuwen tegelijk en springen op. En wat ziet hij, nu hij omkijkt? Vuur... vlammen! Staat Elly in brand?

Elly's mooie blonde haar?... O... o, ze is te dicht bij de kaarsen gekomen! Wat zal er nu gebeuren? Zal ze helemaal verbranden? O.... Maar daar is Bert al bij haar, zijn handen grijpen in haar haar, om haar hoofd heen, zo maar in de vlammen! Het helpt... het wordt minder... nog minder.... Nu is het uit... o gelukkig!

Helemaal van streek zit Fiet-Fiet in een hoek

gekropen en beeft over zijn hele lijf. Daar staan ze nu allemaal om Elly heen om te kijken hoe haar haar eruit ziet en bij Bert om te kijken naar zijn handen, die geschroeid zijn. Hoe heeft hij het toch gedurfd! Fiet-Fiet snapt er niets van, zomaar in het vuur te grijpen! ‘Als jij me niet geholpen had,’ zegt Elly, ‘dan had ik nu geen haartje meer op mijn hoofd.’

‘'t Is die lamme hond zijn schuld!’ zegt Jaap driftig. ‘Fiet-Fiet kom hier!’

Op zijn buik, zijn oren omlaag, komt Fiet-Fiet aangekropen, onbeweeglijk ligt hij aan Elly's voeten. Nu gaat het gebeuren... nu gaat ze hem slaan!

‘Malle domme hond,’ zegt ze zachtjes en aait hem over zijn kop. Fiet-Fiet z'n adem staat bijna stil. Wat is dat nu? Krijgt hij geen slaag? ‘Was je aan 't zoeken, of er voor jou ook wat bij de Kerstboom lag?’

Fiet-Fiet kruipt wat dichter naar haar toe en beeft wat minder.

‘Wees maar niet zo bang, hoor. Vandaag krijg je geen klappen en we brommen niet op je ook. Want vandaag is het Kerstfeest en dan zijn we op niemand boos.’

Nu durft Fiet-Fiet wel zachtjes met zijn staart kwispelen. De stem van het kleine Vrouwtje klinkt zo zacht en vriendelijk. ‘En straks krijg je wat, hoor, want we hebben konijntjes gegeten en ik heb een heerlijk kluifje voor je bewaard.’

Het duizelt hem, nu hij weer bij de haard zit en het is allemaal net een droom. ‘Je hebt daar wat moois uitgehaald,’ bromt de Hertogin. ‘Jij met je konijnen!’ ‘En toch heb ik gelijk gehad!’ zegt Fiet-Fiet triomfantelijk. ‘Er zijn konijnen! Ik wist het

wel! En straks krijg ik er een kluifje van!’

‘Jij liever dan ik,’ zegt de Hertogin, terwijl zij zich lekker in mekaar rolt. ‘Och, och, wat beleven we toch veel!’ zucht ze. ‘Maar een beetje minder was me wel zo lief, dan kon ik tenminste rustig mijn dutje doen.’

Fiet-Fiet zegt niets meer. Als een brave hond ligt hij in zijn mandje, maar als je denkt, dat hij slaapt, dan heb je het mis. Met één oog dicht en één op een kiertje wacht hij op ‘straks’ en op het kluifje, dat zijn neus al ruikt.