• No results found

Factoren die de besluitvorming beïnvloeden (Code 3c)

Op basis van de interviews komen drie factoren naar voren die het besluitvor- mingsproces over het Volkerak-Zoommeer beïnvloeden: kennis, stakeholders

en tijd.

Kennis is belangrijk geweest in het proces over het Volkerak-Zoommeer. Er is zoveel mogelijk informatie verzameld: over de afhankelijkheden in het water- systeem in Brabant, Zeeland en Zuid-Holland, over de nutriëntenvrachten, over de alternatieven voor de zoetwatervoorziening (13:11). Er zijn algemeen aan- vaarde stramienen om de informatie te verzamelen en vast te leggen, zoals een planstudie, een milieueffectrapportage en kosten-baten analyse. Onderzoek, in de zin van feiten op een rij zetten, is een belangrijke manier om het proces te beïnvloeden (17:8). Het onderzoek moet goed gefundeerd zijn in lokaal empi- risch onderzoek (6:17). Zowel voor- als nadelen moeten zo objectief mogelijk

op een rij worden gezet zodat stakeholders vertrouwen houden in het proces (17:8).

Figuur 5.1 illustreert welke informatiebronnen veelal gebruikt worden door 13 van de 19 respondenten die in aanvulling op het interview ook het internetsur- vey ingevuld hebben.

Figuur 5.1, Overzicht van de beantwoording van de vraag uit de internetsurvey over de verschil-

lende geraadpleegde informatiebronnen. Respondenten (13 van de 19 geïnterviewden) konden verschillende informatiebronnen aanvinken. Dat veel informatie verkregen wordt via collega’s blijft vaak onderbelicht, het lage percentage voor informatie uit modellen is mogelijk illustratief voor de beleefde onzekerheden hierin (paragraaf 4.1.6). De post “anders namelijk” betreft kennis uit voorgaande baan van de respondent en ervaringskennis die deze persoon haalt bij mensen van het waterschap en boeren.

De tweede factor is het betrekken van stakeholders in de discussie. Dit vinden respondenten van de overheid belangrijk (13:11, 17:8). De meeste maatschap- pelijke partijen beseffen dat het belangrijk is om als sector bij veel besprekin- gen aanwezig te zijn, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau (3:19, 7:10, 8:10, 15:14). Er zijn ook respondenten die niet geloven in hun eigen invloed, en het zien als een politiek spel (5:14).

Voor het beïnvloeden van beleid is het belangrijk dat een sector het intern eens is en men als groep naar buiten kan treden (2:10, 8:10). Daarom wordt ook aandacht besteed aan interne communicatie en aan communicatie tussen or- ganisaties van dezelfde sector.

“In 2002 (…) was er binnen de natuurorganisaties nog heel erg discussie of we dat voor het Volkerak wel wilden, er was een stevige stroming die doodsbe- nauwd was om de zoete waarden die inmiddels ontstaan waren, kwijt te raken, die stroming is er nog steeds. Maar intern is daar wel een denklijn uitgekomen, ik hoor van mijn collega, dat dat nou weer aan het rommelen is. Dus dat is ook iets wat je intern, dus als natuurorganisaties onderling telkens weer moet be- discussiëren en bespreken. (16:33)

Een volgend niveau is dat verschillende maatschappelijke partijen binnen de regio met elkaar een consensus bereiken. Dit is een belangrijke voorwaarde

107

voor de Rijksoverheid om een besluit te nemen. Overheidsonderhandelingen zonder de maatschappelijke partners te betrekken hebben weinig waarde, want zodra partijen ergens tegen in het geweer komen is het besluit vaak van tafel; zie bijvoorbeeld het protest van de boeren in de Hedwige polder (16:16). De natuurorganisaties hebben vanaf het begin de ideeën van RWS actief ge- steund om te laten zien dat er niet alleen nadelen maar ook voordelen aan een zout Volkerak-Zoommeer zitten. De natuurorganisaties hebben zelfs het initia- tief genomen om met de landbouw te overleggen. De strategie van de natuur- en landbouworganisaties in Zeeland was een regionale coalitie te smeden voor het zout maken van het VKZmeer (1:13). Voor het ontstaan van de coalitie is in- zicht in elkaars belangen nodig. Voorwaarde voor ZLTO was dat de zoetwater- voorziening voor de boeren op een andere manier geregeld zou worden. Communicatie over standpunten is een middel dat door partijen wordt ingezet. ZLTO heeft bijvoorbeeld een film uitgebracht (3:19). Evides praat op zoveel mogelijk plaatsen over hun belangen bij zoet water en organiseert soms zelf bijeenkomsten met dat doel (7:10). Ook nodigen ze mensen uit op hun bedrijf. Zowel overheden als onderzoekers maken tijd vrij voor het uitleggen van on- derzoeksresultaten aan de betrokken partijen (4:20, 6:17, 17:8). De overheid maakt van de communicatieactiviteiten gebruik voor het meenemen van de re- acties (17:8). Het kan lang duren voordat de boodschap van de onderzoekers wordt opgepikt maar bij langdurig ventileren van de boodschap heb je toch in- vloed (6:36, 19:18).

‘Op de universiteit was nooit iemand geïnteresseerd in het thema verzilting en zout grondwatermodellen. En als je maar lang genoeg iets verkondigt, bijv. Ne- derland verzilt, of regenwaterlenzen zijn kwetsbaar, dat als je dat consequent doet bij de juiste personen, dat die dat ook meenemen en dat dat uiteindelijk in het Deltaprogramma komt.’ (6:36)

‘Een feitenrelaas en wetenschappelijke onderbouwing daarvan, dat is één, maar (…) het tweede is gewoon echt proberen om in het beleidsproces te inter- veniëren, met dat feitenrelaas als bagage. En dat is natuurlijk wat diffuser, maar dat betekent dus dat je (…) in ieder geval steeds langs komt met je ver- haal, dat je steeds deelneemt aan al die participatie bijeenkomsten, maar dat je ook een beetje probeert te sturen aan [persoon a en persoon b], noem maar op. Dus invloed uitoefenen, je laten horen.’ (4:20)

In de communicatie vindt strategische ‘framing’ plaats om meer invloed te hebben. Bij een kabinetswisseling wordt bijvoorbeeld het verhaal aangepast aan de nieuwe politieke setting (10:15). Onderzoekers presenteren hun resulta- ten als objectieve feiten, geframed in een historische beleidsanalyse (4:20). Voor de onderzoekers is de nuance belangrijk (6:17). Soms kiezen onderzoekers voor provocerende termen om aandacht te vragen voor die nuance. Zie ook 2d.

“Het ging om waterkwaliteit en dat er iets moest gebeuren, Kaderrichtlijn water en weet ik veel allemaal, toen kwam er een nieuw kabinet die zei bullshit, dat is ecologie, zonde van de tijd, flauwekul, dat gaan we niet meer doen. Toen heb-

ben we gezegd: dan hebben we wel een paar andere argumenten. Daar zijn wij goed in, het veranderen van de argumentatie. Nu is de argumentatie het eco- nomische perspectief van o.a. recreatie, scheepvaart, schelpdierkweek.” (10:15) ‘Door hun te laten zien hoe dat werkt; dat het niet alleen verzilting is maar ook verzoeting. Dat het een traag proces is, aantonen dat het een proces is waar je weinig aan kunt doen. Het komt er toch gewoon aan. Dat is een gegeven, maar je kunt dan ook aangeven dat het misschien helemaal niet zo erg is, want het is al zout in de sloten van veel gebieden in Zeeland. Dus of het nou twee keer zo zout is dan nu, ze doen er nu toch al niks meer mee. Het enige wat gevaarlijk is, en dan geef ik ook de gevarengebieden aan - dat zijn dan die ondiepe regenwa- terlenzen - dat deze gebieden bij een jaar droogte zodanig dun worden dat er dan opeens een jaar geen zoet water meer is en dat de planten dan ook echt in de problemen komen en dat het in de toekomst dan ook misschien wel eens twee jaar achter elkaar kan komen en dat trekt de boer dan natuurlijk niet. Dat risico probeer ik dan ook te duiden en dat het voor veel gebieden anders is.’ (6:17)

De factor tijd: Als tenslotte regionale overeenstemming is bereikt moet er op rijksniveau een besluit worden genomen. Dit is een taak voor het Programma- bureau Zuidwestelijke Delta: ministeries, ambtenaren, waterschapsbestuurders etc. bewerken om een besluit te nemen. Dat is niet makkelijk omdat veel be- stuurders het niet aandurven om de knoop door te hakken.

‘Er zijn heel veel bestuurders die liever het besluit aan zich voorbij laten gaan.’ (10:13)

Een van de middelen die het Programmabureau inzet om voortgang in het pro- ces te houden en een besluit te forceren is het creëren van deadlines.

I: Wat is de deadline?

R: Die creëren we zelf. Dat is een van de belangrijkste speelgoedjes die je als [Programmabureau] hebt. (…) We hebben nu een prachtig momentum gecre- eerd, een nieuw kabinet en hoe moet dat nou met het Volkerak. Toen hebben we bedacht dat er in 2012 een besluit moet worden genomen over de toekomst van het Volkerak en de Grevelingen, dat is een paar keer herhaald, briefwisse- lingen zijn erover geweest en nu is het opeens: oh god, dat besluit moet in 2012 genomen worden. (10:14)

Interpretatie

Bij de factor “stakeholders” valt een dilemma waar te nemen: Als groep optre- den geeft meer impact in de besluitvorming, geïllustreerd door de natuur- landbouw coalitie die voor een zout VZKmeer was. Het nadeel is dat de nuance wegvalt en innovatieve uitzonderingen of lokaal maatwerk buiten beeld raken. Het alternatief, verdeeld zijn, betekent echter dat een sector minder invloed heeft (bv de rol van de NGO’s in het Deltaprogramma).

109