• No results found

Evaluatie redeneerposter en opvoedadvies MAW juni

helemaal

oneens oneens neutraal eens

heleemaal eens

Jouw oordeel (1 t/m 5)

1. Deze opdracht paste goed bij wat we in de lessen leren. 1 2 3 4 5

2. Met deze opdracht moest ik wat we geleerd hebben op

een realistische situatie toepassen. 1 2 3 4 5

3. Ik vond deze opdracht goed te doen. 1 2 3 4 5

4. Mij was duidelijk wat ik voor deze opdracht moest

kennen en kunnen. 1 2 3 4 5

5. Deze opdracht paste goed bij wat ik bij

maatschappijwetenschappen leer. 1 2 3 4 5

6. Ik wist van tevoren waarop ik beoordeeld zou worden. 1 2 3 4 5

7. Ik vond deze opdracht zinnig. 1 2 3 4 5

8. Ik vond dit een moeilijke opdracht. 1 2 3 4 5

9. Met deze opdracht kon ik goed laten zien wat we bij

maatschappijwetenschappen doen. 1 2 3 4 5

10. Wat ik in deze opdracht leerde daar heb ik ook buiten

school wat aan. 1 2 3 4 5

11. Met deze opdracht kon ik goed laten zien dat ik

kernconcepten kan toepassen. 1 2 3 4 5

12. Het was mij duidelijk wat ik moest begrijpen en kunnen

om deze opdracht goed te kunnen maken. 1 2 3 4 5

13. Deze opdracht leek op andere opdrachten die we in de

lessen hebben gemaakt. 1 2 3 4 5

14. Met deze opdracht kon ik goed laten zien dat ik

oorzaak-gevolgverbanden kan leggen. 1 2 3 4 5

15. Deze opdracht ging over een belangrijk onderwerp 1 2 3 4 5

16. Het was mij vooraf duidelijk waarop je met deze

opdracht getoetst wordt. 1 2 3 4 5

17. Deze opdracht toetste wat mijn docent ons heeft

geleerd. 1 2 3 4 5

18. Ik vond de opdracht nuttig. 1 2 3 4 5

19. Deze opdracht toetste goed of ik de leerstof heb

begrepen. 1 2 3 4 5

20. Ik vond het een lastige opdracht. 1 2 3 4 5

21. Het was mij vooraf duidelijk waarom we deze opdracht

kregen. 1 2 3 4 5

22. Met deze opdracht kon ik goed laten zien dat ik de

lesstof kan toepassen. 1 2 3 4 5

141 Deel 1: bij de Diamond Nine leg je negen woorden/woordcombinaties boven en naast elkaar, waarbij je

oorzaak-gevolg relaties tussen de begrippen probeert te verklaren. Je werkt van onder naar boven.

In de voorgaande lessen hebben jullie je bezig gehouden met het onderwerp sociale stratificatie. Ter samenvatting is het nu de bedoeling dat je de kern uit dat hoofdstuk in een schema zoals de Diamond Nine zet: zo kun je oorzaak-gevolg verbanden uitleggen. Begin bij ‘sociale stratificatie’ onderaan en eindig met ‘identiteit’ bovenaan. Doel van de opdracht is kijken of je zelfstandig verbanden (via een schema) kunt uitleggen en zo de lesstof kunt structureren. Teken verbandpijlen!

Bijlage 18 Voormeting

Identiteit

Sociale stratificatie

142 Deel 2a: binnenkort gaan jullie van start met het onderwerp socialisatie in het gezin. Wat weet je hier eigenlijk al van? Geef de definitie van de volgende drie kernconcepten waar je eerder dit jaar over hebt gelezen:

Sociale (on)gelijkheid:

Feminisme:

Democratisering:

Deel 2b: wat is de relatie tussen deze kernconcepten van Maatschappijwetenschappen? Leg het verband tussen sociale (on)gelijkheid, vrouwenemancipatie en democratisering uit.

Schrijfruimte: Democratisering Sociale (on)gelijkheid (Vrouwen)- emancipatie

143

Bijlage 19

Antwoorden voormeting

Opmerking: deze Diamond Nine heb ik als voormeting voor mijn eigen prototype getoetst over een lessenreeks die ik niet zelf gegeven heb. Het doel van de voormeting was dan ook primair om te kijken of leerlingen met deze vorm van een redeneerschema overweg konden: qua inhoud heb ik de antwoorden overgenomen van een lessreneeks die een collega gegeven heeft. Mijn doel was om te kijken hóe de leerling in deze klas om gaat met een redeneerschema als de Diamond Nine: het ging dus om het format van het redeneerschema.

Deel 1: Identiteit Sociale stratificatie Sociaal kapitaal Naam kinderen Sociale omgeving Economisch kapitaal Cultureel kapitaal Hoog op de maatschap- pelijke ladder Laag op de maatschap- pelijke laddder

+

+

+

-

+

-

-

Woonomgeving Vrienden Smaak Zelfbeeld kind / persoonlijke identiteit

144 Deel 2a:

Sociale (on)gelijkheid:

Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en

hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

Feminisme:

Een politieke stroming en/of sociale beweging als wereldbeschouwing waarin de ongelijke (machts)verhoudingen en rolverdeling tussen vrouwen en mannen bekritiseerd wordt.

Democratisering:

Het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.

Deel 2b: wat is de relatie tussen onderstaande kernconcepten van Maatschappijwetenschappen? Leg het verband tussen sociale (on)gelijkheid, vrouwenemancipatie en democratisering uit.

Schrijfruimte:

Vrouwenemancipatie (feminisme) draait om het bestrijden van machtsongelijkheid op basis van genderrollen, dus om het veranderen van de maatschappelijke positie van vrouwen en mannen en de sociale ongelijkheid (relatief) tussen hen. Democratisering gaat over het veranderen van de

machtsverhoudingen door het versterken van de inspraak en invloed van degenen met minder macht (proces). Feminisme is dus een democratiseringsbeweging die zich richt op sociale (on)gelijkheid.

Democratisering Sociale

(on)gelijkheid (Vrouwen)-

145

Bijlage 20 Constateringen voormeting

Als ik in een overzicht moet plaatsen wat de opvallende sterke en zwakke uitkomsten zijn van de voormeting, uitgevoerd in april 2018, dan vallen de volgende zaken op:

146

Bijlage 21 Beoordeling opvoedadviezen (uit pilot met redeneerposter)

Na uitvoer van de pilot in juni 2018 met de eerste ontwerpversie (die van de redeneerposter) vielen mij vooral de volgende zaken op:

147

Bijlage 22 Valideringsvragen vaksectie Alkmaar (redeneerposter)

Planning

- Hoe is mijn planning: is de lessenserie haalbaar in vier lessen? Zijn de lesplannen realistisch? - Is de stof logisch over de lessen verdeeld: is het tempo goed?

- Is de balans in mijn lesplannen goed tussen herhaling enerzijds en voortgang met nieuwe stappen anderzijds? Bouw ik goed verder op voorkennis in mijn reeks; ga ik te snel of te langzaam?

Opbouw en opzet opdrachten

- Sluit mijn lessenreeks aan op de ontwerpregels?

- Is er een goede balans tussen samenwerkend leren en tussen individuele aanspreekbaarheid? - Sluit mijn lessenserie aan op het niveau van 4HAVO? Verwacht ik te veel of te weinig van ze? - Zitten er genoeg evaluatiemomenten in de lessenreeks om de progressie van leerlingen tussentijds

te controleren (en bij te sturen waar nodig)?

- Is er een goede balans tussen leerlingen zelf aan het werk laten en ingeplande instructiemomenten vanuit mij?

- Moet ik leerlingen de ruimte geven om ook zelf naar bronmateriaal te zoeken of moet ik ze bewust beperken tot wat ik voor ze heb uitgezocht (zodat ik meer zicht heb op waar ze mee bezig zijn)? - Huiswerkopdrachten zijn vaak het afronden van opdrachten uit de les. Moet ik daarnaast extra

huiswerk opgeven om thuis zelfstandig mee verder te gaan of moet ik controle over alle stappen houden door enkel in de les nieuw materiaal te introduceren?

Vakdidactiek / inhoudelijk

- Onderscheidt mijn lessenreeks zich wel genoeg als MAW-programma t.o.v. ‘gewoon’ tekstverklaring?

- Klopt de toepassing van de kernconcepten in mijn lessenreeks? Heb ik te veel/weinig kernconcepten gekoppeld?

- Zijn mijn opdrachten en antwoordbladen vakinhoudelijk correct?

- Ga ik te veel / te weinig de breedte in? Dwaal ik niet af van de oorspronkelijke lesstof?

- Krijgen de leerlingen op de juiste manier (uitdagend genoeg, maar niet te moeilijk) de kans om oorzaak-gevolg relaties te verklaren?

- Gebruik ik een goed redeneerschema?

- Wat is de kwaliteit van het contextmateriaal wat ik heb geselecteerd?

- Zit er een goede balans tussen het uitwerken van theorie a.d.h.v. een redeneerschema en het ‘inkleuren’ van de lesstof aan de hand van contextmateriaal?

- Wat is de kwaliteit van de verdiepingsvragen die ik de leerlingen voorleg? Algemeen

- Is mijn vraagstelling bij de opdrachten helder: klopt de formulering en wordt zo duidelijk wat ik van leerlingen verwacht?

- Is het doel van mijn lessenreeks duidelijk: heb ik correct verantwoord hoe ik tot deze stappen in mijn proces ben gekomen?

- Moet ik antwoordbladen uitdelen, bijvoorbeeld aan het eind van een opdracht? Of moet ik leerlingen het vertrouwen geven dat zij gezamenlijk onderling tot de juiste antwoorden kunnen komen?