• No results found

Energie en ruimte

In document Wind-op-land: lessen en ervaringen (pagina 47-50)

Compensatie en financiële participatie

2.3 Energie en ruimte

Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat het begrip ‘maatschappelijke acceptatie’ multidimen- sionaal is en afhangt van veel factoren die vaak sterk contextafhankelijk (bijvoorbeeld de mate van vertrouwen in de overheid en de politieke cultuur) en subjectief zijn, zoals de houding ten opzichte van het energiesysteem (Ellis & Gianluca 2016: 54). Daarom is het moeilijk om conclusies te trekken over best practices en dergelijke (Ellis & Gianluca 2016: 47). Het begrip eerlijkheid speelt bij maatschappelijke acceptatie een belangrijke rol, maar hoe dit wordt vormgegeven kan verschillen (goed overleg, zeggenschap, financiële participatie). Hoewel de plaatsing van windmolens meestal nog steeds wordt beschouwd als een technische exercitie, en het ‘regelen’ van draagvlak als een onderdeel daarvan, kan

Figuur 2.4 Voor concreet voorstel Tijdens Na realisatie Bron: Gipe 1995 pb l.n l

Mate van acceptatie van windparken

Hoog

deze modernistische denkwijze botsen op die van mensen die niet als een homo economicus (willen) denken of handelen (zie ook Sijmons & Van Dorst 2014):

… die emotionele kant maakt dat discussies vaak hoog oplopen en dat ze zorgen voor veel sociale onrust binnen dorpen en zelfs binnen kerkgemeenschappen, families en gezinnen. In veel plattelandsgemeenschappen staat de sociale cohesie sterk onder druk door (plannen voor) windparken. (Koers 2015: 55) Kort gezegd is de wetenschappelijke literatuur over windenergie veel meer gericht op doelbereik dan de planningstheorie. Aitken (2010: 1840) merkt op dat er een zekere spanning (of zelfs hypocrisie) is te vinden in “… the irony of repeated calls for engendering greater trust within planning processes when the literature appears so clearly wedded to a managerial intention of overcoming opposition”.

Vanuit het perspectief van duurzame energie is planning dus een middel of een belemmering voor de implementatie van windenergie. Maar geredeneerd vanuit de planning is energie, bijvoorbeeld wind-op-land, slechts een van de belangen die tegen elkaar moeten worden afgewogen. Hoewel er steeds meer interactie en integratie komt van deze perspectieven, is het verschil in denkwijze nog altijd aanwezig. Op basis van het literatuuroverzicht kunnen wij de tabel over energie en ruimte nader uitwerken.

Tabel 2.2

Uitgewerkte doelen van energie versus planning Perspectief duurzame energie op ruimte

MW realiseren door:

Perspectief ruimtelijke planning op energie

Ruimtegebruik optimaliseren door:

Inhoud • Plaatsing turbines waar meeste windopbrengst is.

• Juridische zekerheid geven aan investeerders (o.a. door gebieden aan te wijzen)

• Sluitende business case (o.a. door subsidieregelingen)

• Minimaliseren publieke subsidie (o.a. door keuze voor windenergie als kosteneffectieve opwekkingsvorm)

• Plaatsing in afstemming met andere gebruiksfuncties die ruimte nodig hebben (o.a. natuur, luchtvaart, dijken, (vaar) wegen, industrie)

• Beste functie voor deze plek (o.a. door een landschappelijk verhaal)

• Slimme combinaties, creëren van meerwaarde (o.a. door een gebiedsfonds) • Zuinig ruimtegebruik (o.a. door

herstructurering van ‘verouderde’ windturbines)

Proces • Deadlines halen (o.a. door vlotte procedures, heldere afspraken, eenvoudige regels)

• Weerstand minimaliseren (o.a. participatie en compensatie)

• Democratische afweging maken (o.a. door veel overleg met alle betrokkenen) • Onderling goed afgestemde besluiten (o.a.

door heldere bevoegdheidsverdeling) • Zwakke belangen beschermen • Consensusvorming

Noten

1 Er is vervolgens veel onderzoek gedaan naar hoe de fysieke omgeving het welzijn van mensen kan verbeteren, bijvoorbeeld om sociale cohesie te bevorderen. Jane Jacobs is bekend om haar uitspraak dat ‘ogen op straat’ sociale veiligheid verbeteren en William Whyte (1988) om hoe objecten in de openbare ruimte, zoals banken, het contact tussen mensen kunnen bevorderen. Kevin Lynch (1960) heeft in The Image of the City de wisselwerking tussen mensen en de fysieke omgeving in detail uitgewerkt en deze principes zijn inmiddels omarmd in standardwerken zoals Cities for People (Gehl 2010). Planologen zien zichzelf steeds meer als placemakers dan als ruimtelijke ordenaars.

2 Deze auteurs laten dit zien aan de hand van de grote verschillen in de aanpak van een groot- schalig landinrichtingsproject in Friesland in de jaren ‘50 en de jaren ‘90. Hoewel in beide periodes is ingezet op consensus en participatie, was dat in de jaren ‘50 van bovenaf ingestoken en in de jaren ’90 veel complexer.

3 Hoewel het bouwen van een windturbine een ruimtelijke ingreep is, speelt ruimte geen rol in de meeste literatuur over de implementatie van windenergie. Het gaat vooral over de technische specificaties van turbines, subsidiebeleid en dergelijke.

4 Vanuit de ruimtelijke ordening echter zijn windturbines slechts één van de mogelijke functies die in een gebied kunnen worden gerealiseerd. Deze functie moet worden afgewogen tegen andere belangen (bijvoorbeeld concurrerende ruimteclaims, impact op omgeving), inclusief de kans dat andere functies (bijvoorbeeld uitbreiding woningbouw, infrastructuur) in de toekomst door de voorgestelde turbines worden belemmerd (Oerlemans 2016: 49). 5 Dit roept onmiddellijk de vraag op wie dit vraagt: een paternalistische overheid?

6 Soms krijgt de planning hiervan de schuld omdat deze tegenstanders handvatten biedt om de besluitvorming te beïnvloeden (Power & Cowell 2012). Bovendien kunnen, vanwege de nadruk op rechtszekerheid in de ruimtelijke ordening, planologische regels (bijvoorbeeld risico- zoneringen) sterk achterlopen bij technologische en maatschappelijke ontwikkelingen (Oerlemans 2016: 52). Volgens Wolsink (2009) is het fundamenteel onjuist om planning als een belemmering te zien: “planning should not be seen as the key problem facing wind power deployment, but as a process which channels a broader range of institutional and ideological factors that frustrate the delivery of wind power” (verwoord in Ellis et al. 2009: 522). Wij sluiten ons hierbij aan en komen straks terug op dit punt.

7 Hoewel er een rijk academisch debat over dit onderwerp wordt gevoerd, is deze discussie volgens Ellis et al. (2009: 526) lang niet doorgedrongen tot de praktijk. Maar dit betekent niet dat wetenschappers geen verantwoordelijkheid hebben, want dezelfde auteurs beweren dat het debat wel doorwerkt in hoe professionals en beleidsmakers over de problematiek zijn gaan denken – met NIMBY als slecht voorbeeld – en daarmee hoe de planning voor andere hernieuwbare bronnen wordt aangepakt (Ellis et al. 2009: 521).

8 Dit is ook een enigszins negatief beladen begrip – het roept een top-downbeeld op van wind- energie, suggereert dat deze a priori bezwaarlijk is en negeert andere mogelijke houdingen (zie Batel & Devine-Wright 2015, in Ellis & Gianluca 2016: 13) – maar is te prefereren boven het bezwaarlijke NIMBY en de meer positieve beladen term support (draagvlak). Dit begrip hangt samen met andere begrippen zoals place attachment, trust en procedural justice (Ellis & Gianluca 2016: 3).

3 Aanpak en

In document Wind-op-land: lessen en ervaringen (pagina 47-50)