• No results found

Dat het Elucidarium niet alleen in het Duitse, maar zeker ook in het Franse taalgebied een grote populariteit genoot, blijkt wel uit het aantal Franse vertalingen en bewerkingen. Dat zijn er niet minder dan negen. Het gaat daarbij om vijf volledige prozavertalingen, twee gedeeltelijke vertalingen in verzen en twee bewerkingen in proza.10

Sinds Lefèvre in zijn standaardwerk van 1954 de prozavertalingen aanduidde als Traduction I tot en met Traduction V, staan ze eenvoudigweg bekend onder deze nummers: recente Duitse studies naar de Franse vertalingen schrijven daarom over

Übersetzung 1 en Übersetzung 2 en zo verder, zonder alternatieve benamingen voor te

stellen.11 Van de vijf vertalingen was Vertaling 1 verreweg de meest verspreide en meest gebruikte vertaling. Deze tekst, geschreven in het eerste kwart van de dertiende eeuw, is overgeleverd in niet minder dan 21 handschriften. Bovendien vormde hij de bron voor de Italiaanse Lucidario, voor het Franse Livre de Sidrac en voor een Franse

Elucidarium-bewerking (de Second Lucidaire, waar ik hieronder nog uitgebreid op

terugkom). In Vertaling 1 is het Elucidarium getrouw in Frans proza overgezet, waarbij de tekst enigszins aangepast werd. De vertaler liet herhalingen, voorbeelden, metaforen en (veelal overbodige) bijbelcitaten vaak weg. De theologische inhoud werd licht gemoderniseerd, zonder dat er baanbrekende nieuwe inzichten in werden verwerkt, en bovendien werden controversiële punten verwijderd – de vertaler streefde blijkbaar nog meer dan Honorius naar eenduidige waarheden.12

De andere vier vertalingen hebben veel minder impact gehad. Elk hiervan is slechts in één handschrift overgeleverd. Vertaling 2 is geschreven in de dertiende eeuw. De vertaler zette de Latijnse tekst getrouw over in het Frans, waarbij hij te moeilijke theologische passages wat vereenvoudigde en redundantie wegwerkte. Hij liet veel bijbelcitaten weg, omdat die in veel gevallen geen wezenlijke functie hadden en slechts herhaalden en ondersteunden wat al gezegd was. Soms nam hij bijbelcitaten over en vulde hij ze aan. Bijbel- en andere citaten voorzag hij soms van een bronvermelding.13 Ook Vertaling 3 is uit de dertiende eeuw. De vertaler zette het

Elucidarium getrouw over in het Frans, zo getrouw dat dikwijls woordvolgorde en

specifiek Latijnse zinsconstructies ongewijzigd zijn overgenomen. De indeling in drie boeken van het Latijn is echter niet overgenomen en redundante constructies zijn vaak geschrapt.14 Vertaling 4, overgeleverd in een vijftiende-eeuws handschrift, is jonger dan de eerstgenoemde vertalingen. Van alle vertalingen is deze vertaling de meest slaafse. De Latijnse tekst is woord voor woord overgezet in het Frans, wat een houterige stijl en een op veel punten slecht begrijpbaar en weinig overtuigend betoog opleverde.15 Ook Vertaling 5 is jonger dan de eerste drie vertalingen. Nummer 5 is de kortste onder de vertalingen. Doelbewust kortte de vertaler de Latijnse tekst in. Hij schrapte systematisch vragen die alleen dienden om het gesprek te structureren en

10

Een overzicht van de vertalingen en bewerkingen biedt Lefèvre 1954, 269-323.

11

Kleinhans 1993a en Türk 2000.

12

Vertaling 1 is uitgegeven en gedetailleerd bestudeerd door Türk 2000.

13

Vertaling 2 is uitgegeven en bestudeerd door Kleinhans 1993a (studie: p. 8-22).

14

Vertaling 3 is uitgegeven en bestudeerd door Düwell 1974.

15

Vertaling 4 is uitgegeven en bestudeerd door Kleinhans 1993a (studie: p. 22-35). Deze vertaling is volledig overgeleverd in een vijftiende-eeuws handschrift; daarnaast bestaat er het handschrift Oxford, Bodl. Douce 99 waarin een mengtekst van Vertaling 1 met Vertaling 4 is opgeschreven (Kleinhans 1993a, 24-29).

vragen met allegorische of getallensymbolische verklaringen of theologische spitsvondigheden.16

Voorts zijn er twee gedeeltelijke vertalingen in verzen. Gillebert de Cambres concentreerde zich op de eschatologische vragen: hij maakte in de eerste helft van de dertiende eeuw een getrouwe vertaling in bijna vierduizend verzen van het Liber

tertius. Hij schreef zijn tekst, bekend als de ‘metrische Lucidarius’ of de Lucidaire en vers, met het oog op cisterciënzer (leken)broeders. Hij vertaalde Honorius’ proloog en

derde boek (met enkele aanvullingen op basis van de eerste twee boeken), waarbij hij rekening hield met een wat minder geschoold publiek: tien te moeilijke vragen schrapte hij, hij breidde de korte verwijzingen naar bijbelcitaten uit door het gehele desbetreffende bijbelverhaal na te vertellen en op plaatsen waar Honorius kort een exempel aanhaalde, vertelde Gillebert het hele verhaal uitgebreid. In de Lucidaire en

vers wordt de eschatologische informatie uit het Elucidarium op deze wijze als

onafhankelijke tekst gepresenteerd. De gegevens over de antichrist heeft Gillebert vervolgens verfijnd door niet alleen te vertalen wat Honorius hierover opschreef, maar ook terug te grijpen op diens bron De ortu et tempore Antichristi van Adso Dervensis en verschillende bijbelboeken. Gilleberts vertaling is overgeleverd in negen handschriften en werd tussen 1475 en 1478 gedrukt door Barthélémy Buyer in Lyon. In deze druk is alleen de eerste helft van de Lucidaire en vers opgenomen, sterk ingekort en omgezet in proza.17

Vertaalde Gillebert alleen het laatste deel van het Elucidarium, de Anglonormandische dichter Pierre de Peckham (Peter of Fetcham, Pierre d’Abernon of Fetcham) hield zich bezig met het begin van die tekst. In zijn Lumière as lais, waarschijnlijk geschreven in 1267, vertaalde hij de eerste vragen van het Elucidarium. In de loop van die vertaling op rijm begon hij steeds meer in te voegen en te veranderen op basis van een andere bron, de Sententiae van Petrus Lombardus, totdat hij het werk van Honorius helemaal losliet en koos voor Petrus Lombardus’ tekst. Van de bijna vijftienduizend verzen van de Lumière as lais zijn ongeveer de eerste driehonderd versregels na de lange proloog vertaald uit het Elucidarium (tot en met Lat I.21). Ook de volgende elfhonderd regels zijn er nog enigszins op gebaseerd, nu evenwel in combinatie met de Sententiae. Voor de rest van de tekst was het

Elucidarium geen bron meer. De reden daarvoor verwoordde Pierre in zijn proloog,

die hij klaarblijkelijk redigeerde nadat hij zijn tekst had voltooid: hij schrijft dat hij begon met het vertalen van de ‘Lucidarie’, maar omdat die tekst hem ‘mesprist en poinz’, wilde hij hem niet verder gebruiken en begon hij andere bronnen te bestuderen. Wat hem mishaagde aan het Elucidarium, brengt hij verder niet onder woorden. Pierres lange tekst, waarin hij op rijm talloze theologische kwesties uiteenzette, was een succes: er zijn 21 handschriften volledig of fragmentarisch overgeleverd.18

Naast deze vijf volledige vertalingen en de twee gedeeltelijke vertalingen op rijm bestaan er twee prozabewerkingen van het Elucidarium. Over de eerste daarvan ben ik hier noodgedwongen kort, aangezien daar nog nauwelijks onderzoek naar is geweest. Deze prozabewerking is door Lefèvre ‘Le Lucidari’ gedoopt. Het gaat om een vijftiende-eeuwse Provençaalse bewerking (of vrije vertaling), waarbij stukken

16

Kleinhans 1993a (studie: 36-46).

17

Studie en editie van de Lucidaire en vers (handschriften én druk): E. Ruhe 1991.

18

Studie en editie van La lumière as lais: Hesketh 1996-2000 (studie in dl. 3). Zie ook Lefèvre 1954, 315-323. Over het publiek van Gillebert de Cambres en Pierre de Peckham, ook: E. Ruhe 1987.

zijn weggelaten, enige informatie is toegevoegd en in boek II ingegrepen is in de volgorde van de vragen. Het doel van de veranderingen was waarschijnlijk de tekst in te korten en vooral te vereenvoudigen, met het oog op een publiek van leken. De Provençaalse Lucidari is overgeleverd in één handschrift.19

Veel meer aandacht van onderzoekers kreeg de andere prozabewerking, de zogenoemde Second Lucidaire. Deze tekst werd in 1312 of kort daarna geschreven door een dominicaan, die zich niet baseerde op het Latijnse Elucidarium maar op Vertaling 1 daarvan. Uitgaande van die Franse vertaling en van andere werken, onder meer van Thomas van Aquino en Aristoteles, maakte hij een geheel nieuwe tekst.20 Hierin werd het materiaal van Vertaling 1 omgevormd, vereenvoudigd, gemoderniseerd en aangevuld. De Second Lucidaire onderscheidt zich onder meer van het Elucidarium en van Vertaling 1 door een andere visie op predestinatie: kon de mens in Honorius’ pessimistische verhaal maar weinig invloed op zijn eigen lot uitoefenen, in de (op Thomas van Aquino gebaseerde) opinie van de Second

Lucidaire heeft hij een vrije keuze tussen goed en kwaad en kan hij zo zijn eigen

zielenheil bewerkstelligen. Tot de toevoegingen ten opzichte van de brontekst behoren vragen over paranormale verschijnselen, over heksen, feeën, dwergen, tovenarij, geestverschijningen en aanverwante zaken. Ook hierbij overheerst de gedachte van de vrije wil: de mens staat niet machteloos tegenover de bedreigingen van duistere machten. De auteur voegde voorts natuurwetenschappelijke informatie toe aan de oorspronkelijke theologische inhoud. In de Second Lucidaire komen daardoor ook vragen over bijvoorbeeld zons- en maansverduisteringen, regenbogen en allerhande andere weersverschijnselen aan de orde. Aan het slot van de tekst worden diverse catechetische rijtjes – wat zijn de zeven sacramenten, wat zijn de twaalf geloofsartikelen, wat zijn de tien geboden – behandeld. Onder meer uit dit laatste blijkt dat de Second Lucidaire primair bedoeld was als handboek voor priesters, die in deze tekst in overzichtelijke vorm alles konden vinden wat zij nodig hadden bij de zielzorg: de rijtjes die gelovigen uit hun hoofd moesten kennen, antwoorden op basale geloofskwesties, maar ook bijvoorbeeld de betekenis van de diverse onderdelen en de gewaden bij de mis. Met behulp van deze tekst konden zij de gelovigen daarnaast rationele antwoorden geven op zaken van bijgeloof en op natuurwetenschappelijke vragen, die immers bij het volk vaak bijgeloof in de hand werkten. Het succes van deze formule laat zich afleiden uit het feit dat er acht handschriften zijn overgeleverd en dertien gedrukte edities, waarvan de laatste uit 1623 dagtekent. Vanaf zijn ontstaan in de vroege veertiende eeuw behield de tekst blijkbaar zijn bruikbaarheid tot ver in de zeventiende eeuw.21

19

Lefèvre 1954, 289-292.

20

Over de bronnen van de Second Lucidaire: D. Ruhe 1993, 36-53.

21

Zie voor een editie en studie van de Second Lucidaire (zowel in handschrift als druk): D. Ruhe 1993. Over de drukken zie ook D. Ruhe 1989.

5.3 Van der Noots bron