• No results found

Van de Lucidarius-druk van Thomas van der Noot resteert zeer weinig. Slechts één vel ernstig gehavend papier met acht pagina’s is van de gehele oplage overgebleven. Wanneer de pagina’s in de juiste volgorde gelezen worden – een volgorde die vast ligt omdat het drukkersmerk op de achtste pagina terecht moet komen – staat op de eerste vier een vertaling van de vragen SL 189 (alleen het slot van het antwoord), 190, 191, 202, 203, 204 en 205 (zonder de laatste woorden van het antwoord). Van de laatste vier bladzijden is ten gevolge van grove materiële schade telkens alleen de rechter- of alleen de linkerhelft overgeleverd. In zeer gebrekkige vorm is hierop een vertaling te lezen van de Franse vragen SL 208a, 211, 212, 209 en 213.

We hebben te maken met de laatste bladen van het boekje. De acht bladzijden vormden evenwel niet samen het gehele laatste katern. In het midden van deze acht pagina’s, tussen pagina 4 en 5, moeten zich oorspronkelijk nog een paar bladzijden bevonden hebben. Dat blijkt ten eerste uit het tussenkopje op pagina 4, dat aankondigt dat er nu vragen komen

Van der manen, van den reghenboghe, van den wint ende van der zee

Inderdaad volgt er een vraag over de maan en een over de regenboog, maar de ‘discipel’ vraagt niets over wind of zee. Bovenaan de volgende pagina staat alweer een nieuw tussenkopje, waarvan alleen de woorden ‘Hier na volghen die’ en ‘kersten gheloofs’ overgebleven zijn. Er ontbreekt dus iets na pagina 4.

Datzelfde kan men vaststellen door pagina 4 nauwkeurig te lezen en de Nederlandse tekst te vergelijken met de Franse. Onderaan pagina 4 vraagt de leerling wat een regenboog is. De meester antwoordt:

Het sijn die stralen der sonnen die hen minghelen in die materie der manen, die dick es. Die vier verwen ontfangen ghelijc somige bloemen gedisponeert sijn

Dit antwoord is onvolledig: ‘zoals sommige bloemen gedisponeerd zijn’ – om wát te doen? Bovenaan pagina 5 echter begint een heel nieuw onderwerp, ingeluid met de woorden ‘Hier na volghen die [………] kersten gheloofs’. De laatste vraag op pagina 4 is een vertaling van vraag SL 205 van de gedrukte Second Lucidaire. Daarin eindigt het antwoord met de volgende woorden:

come pluseurs fleurs qui sont disposees a recevoir pluseurs et diverses couleurs selon la nature des herbes et du lieu ont elles croissent.

Na pagina 4 hoort er bij Van der Noot dus nog een afronding van het antwoord te komen, in de geest van: ‘zoals sommige bloemen gedisponeerd zijn om meerdere verschillende kleuren te ontvangen volgens de natuur van de kruiden en van de plaats waar zij groeien’. Pagina 5 begint echter met:

Hoe salmen leven om i[n den hemel te comen]?

een vertaling van SL 208a:

Tussen het eind van pagina 4 en het begin van pagina 5 ontbreekt niet alleen het slot van SL 205, maar ontbreken ook de Franse vragen SL 206 (waarvan komen wind, regen, sneeuw en andere weersverschijnselen?), 207 (waarom is de zee zout?) en 208 (welke tekenen zullen voorafgaan aan het laatste oordeel?). Het is vrij eenvoudig vast te stellen hoe veel ruimte de vertaling van deze vragen in beslag genomen zou hebben. De vragen SL 206 tot en met SL 208 bestaan uit ongeveer net zo veel tekst als de vragen 190, 191, 202, 203 en 204 plus de helft van SL 189 en de helft van SL 205 samen.32 Dit zijn de vragen die afgedrukt staan op de eerste vier pagina’s van Van der Noots fragment. Waarschijnlijk heeft de vertaling van SL 206-208 dan ook vier pagina’s gevuld: in het midden van de acht overgeleverde pagina’s, tussen pagina 4 en 5, moet zich een dubbelblad bevonden hebben, bedrukt met vier pagina’s. Pagina 5 is dus niet pagina 5 van het katern geweest, maar pagina 9. De overgeleverde bladen zijn de bladzijden 1, 2, 3, 4 en 9, 10, 11 en 12 van het twaalf bladzijden tellende slotkatern geweest.33

Vertaaltechniek

De tekst op het Nederlandse fragment begint met de woorden:

Verwermpt. Als ick naect was, so hebdi mi gecleet. Ende hebt noch veel meer wercken der caritaten ghedaen, vanden welcken ick u nu loonen wille.

In de Franse druk vinden we deze woorden terug halverwege het antwoord op SL 189:

chauffé; quant j’estoye nud, vous m’avez revestu et avés fait pluseurs euvres charitables des quesles je vous veulx maintenant recompenser.

Al uit deze eerste woorden blijkt hoe getrouw Thomas van der Noot de gedrukte

Second Lucidaire vertaalde. Een tweede voorbeeld. Op de derde pagina van het

fragment vraagt de leerling:

Hebben wi ieghelijck eenen goeden inghel die ons bewaert?

Een vertaling van vraag SL 203:

Maistre, avons nous chascun de nous ung bon ange qui nous garde?

In het Nederlands begint het antwoord met:

Ieghelijck heeft eenen goeden inghel dien voer den quaden bescermt ende vermaenten duecht te doen. Desghelijcx hadde ons lyeve Heere oock inghelen die hem dienden.

Hetgeen een woordelijke vertaling is van het Franse antwoord:

Mon enfant, chascun a son bon ange qui le defent du mauvais et l’incite a bien faire. Et aussi eut Jesu Crist des bons anges pour luy ministrer.

32

Op de eerste vier bladzijden van het Nederlandse fragment staat een vertaling van SL 189 (half), 190, 191, 202, 203, 204 en 205 (half). In de editie van D. Ruhe beslaan de Franse vragen (delen van) de pagina’s 337-343 en 351-355, in totaal vier kolommen moderne druk. De vragen SL 206-208 vullen in dezelfde editie eveneens vier kolommen (op p. 355-363).

33

Op deze wijze kunnen alle Nederlandse vragen naast de Franse gelegd worden.34 Op de vierde bladzijde bijvoorbeeld vraagt de leerling waarom de maan soms niet schijnt, een vertaling van SL 204 (‘Maistre, pour quoy pert la lune aucunes foiz sa clarté?’). In het Nederlands begint de meester zijn uiteenzetting met:

Die mane en heeft anders geen licht dan dat hair die sonne gheeft. Ende tghebuert dycwijls dat deerterijck tusschen die sonne ende die mane es in soedaniger manieren als dat dye sonne der manen geen lycht noch claerheyt ghegheven en can. Ende dan es die mane al doncker, want haer die eerde dlicht beneempt.

Een antwoord dat letterlijk overgenomen is van het Franse antwoord op deze plaats:

Mon enfant, la lune n’a autre clarté que celle que le soleil luy donne. Et avint souvant que la terre se treuve entre le soleil et la lune tellement que le soleil ne luy peut donner clarté, et lors est elle toute obscure, car la terre luy fait umbre.

Zo neemt Van der Noot de Franse vragen stuk voor stuk woordelijk in zijn vertaling over, om op de laatste pagina vóór het drukkersmerk de laatste Franse vraag (SL 213) te vertalen:

Maistre, combien a de chemin d’icy en paradis et d’icy en enfer?

Een vraag die nog te reconstrueren is in:

Meester, hoe verre ees [………] hier tot inder hei[………….]?

In deze getrouwe vertaling zijn enkele ingrepen van Van der Noot aan te wijzen. Een in het oog springend verschil ten opzichte van de Franse drukken is de aanwezigheid van tussenkopjes. Op de overgeleverde acht bladzijden worden de vragen onderverdeeld met behulp van in totaal drie tussenkoppen. Voorafgaand aan de vertaling van de vragen SL 204 (‘Waerom verliest die mane somtijts haer licht oft claerheyt?’) en SL 205 (‘Wat es den reghenboghe die wi dicwijls in den hemel sien?’) staat het opschrift ‘Van der manen, van den reghenboghe, van den wint, ende van der zee’. Bovenaan pagina 9 staat de titel ‘Hier na volghen die […….] kersten gheloofs’. Onder dit kopje vallen de vragen SL 208a (‘Hoe salmen leven om in den hemel te comen?’), SL 211 (‘Welck sijn die sacramenten?’) en SL 212 (‘Welck sijn die twelef artikelen des gheloofs?’). Na de vertaling van SL 212 volgt er opnieuw een tussenkopje, dat door schade aan het papier grotendeels verdwenen is. Het eindigt met ‘gheboden ons Heeren’. Onder dit kopje schaart Van der Noot de laatste twee vragen van zijn tekst. Door materiaalverlies zijn deze twee vragen in het Nederlands zeer gebrekkig overgeleverd. De eerste van de twee vragen eindigt met de woorden ‘ons Heeren’ en is blijkens het antwoord een vertaling van SL 209 (‘Quelz sont les dix commandemens de la loy?’), van de tweede zijn er alleen enkele woorden van de vraag en niets meer van het antwoord overgeleverd: ‘Meester, hoe verre ees [………….] hier tot inder hei[………….]?’, blijkbaar een vertaling van SL 213 (‘Maistre, combien a de chemin d’icy en paradis et d’icy en enfer?’). Het effect van die tussenkopjes is duidelijk: de tekst wordt onderverdeeld in thematische hoofdstukken, waarbij de titels van die hoofdstukken aangeven wat de lezer te verwachten heeft. Evenals de indeling in vraag-antwoord vergemakkelijkt dit de opname van de stof.

34

Hierbij is ook een ander groot verschil tussen de Second Lucidaire en Van der Noots

Lucidarius aan het licht gekomen. In de overgeleverde tekst houdt Van der Noot zich

bij de eerste vragen strak aan de compositie van zijn Franse bron. Hij laat de vragen SL 189, 190, 191, 202, 203, 204, 205 elkaar opvolgen, waarbij hij net als in de Franse drukken de vragen SL 192 tot en met SL 201 overslaat, en laat daarop zeer waarschijnlijk ook SL 206, 207 en 208 volgen. In de gedrukte Second Lucidaire volgt op SL 208 een vraag die in de handschriftelijke traditie ontbreekt (SL 208a: ‘Maistre, comment se peut on bien sauver?’), en ook in Van der Noots druk komt deze vraag voor. Maar dan gebeurt er iets vreemds in de Nederlandse Lucidarius: volgen er in de gedrukte Second Lucidaire nu de vragen SL 209 over de tien geboden en SL 211 over de zeven sacramenten (SL 210 over de zeven hoofdzonden is uit de gedrukte Franse tekst geschrapt), in het Nederlands slaat Van der Noot SL 209 over en gaat hij direct door met SL 211. Hij vertaalt SL 211 (‘Welck sijn die sacramenten?’) en SL 212 (‘Welck sijn die twelef artikelen des gheloofs?’), maar voordat hij slotvraag SL 213 overneemt, keert hij terug naar SL 209. In de Franse druk stond SL 209 op een logische plaats. In SL 208a werd gevraagd naar de juiste manier om te leven, in SL 209 worden de tien geboden uitgebreid behandeld, en in de volgende vragen worden vergelijkbare rijtjes langsgelopen: in SL 211 de zeven sacramenten en in SL 212 de twaalf geloofsartikelen. Slotvraag SL 213 over de afstand van de aarde tot hemel en hel behandelt een heel ander onderwerp, alsof de bewerker van de gedrukte Second

Lucidaire nog wat materiaal over had gehouden toen hij de vragen SL 192-201 van de

handschriftelijke tekst schrapte en dat nu nog kwijt moest. In de Nederlandse

Lucidarius is alles getrouw overgenomen, inclusief die slotvraag, maar is SL 209

verplaatst van het begin van de drie ‘rijtjes’-vragen naar het einde daarvan. Er is geen enkel argument te bedenken waarom Van der Noot dat gedaan heeft. Het heeft er alle schijn van dat het gaat om een saut-du-même-au-même, een fout van Van der Noot of een Franse drukker: de drie vragen SL 209, 211 en 212 beginnen alle met de woorden ‘Maistre, quelz sont les…’ Bij het overnemen van deze vragen kan een zetter zich eenvoudig vergissen. Om het zetwerk niet opnieuw te hoeven doen, kan hij besloten hebben om SL 209 alsnog na 212 op te nemen.

Van der Noots publiek

In Thomas van der Noots Lucidarius zijn tussenkopjes aangebracht en is een vraag verplaatst. Maar verder heeft Van der Noot de Franse gedrukte Second Lucidaire woord voor woord in het Nederlands vertaald. Blijkbaar vond hij de tekst goed zoals hij was, geschikt voor het publiek dat hij op het oog had.

Van der Noots fonds bestaat voor een groot deel uit artesteksten, algemeen moraliserende werken, christelijke teksten (zoals meditaties op een Psalm of op het lijden van Jezus) en rederijkersliteratuur. Hij richt zich daarmee op een publiek van zich emanciperende burgers, die dankzij de artesboeken praktische problemen in hun leven kunnen oplossen, met behulp van de moraliserende boeken zichzelf zedenkundig kunnen verbeteren, dankzij de christelijke boeken zich meer kunnen bevestigen in het geloof zonder directe hulp van een geestelijke, en die literatuur uit hun eigen tijd en eigen kringen terugvinden in de rederijkersteksten. Temidden van deze werken treffen we in Van der Noots fonds ook enkele schoolboekjes aan. Reeds in het begin van zijn Brusselse carrière drukt Van der Noot een algebra-leerboekje,

Die maniere om te leeren cyffren, een boekje dat zo veel succes heeft dat Van der

hele zestiende eeuw lang gedrukt blijft worden door diverse drukkers.35 Daarop volgt een geometrie-leerboek, Die waerachtige const der geometriën. Eveneens toegespitst op schoolgebruik is naar het zich laat aanzien ook Die cronijcke van Vlaendren int

corte, waarin Vlaanderens geschiedenis vanaf 621 tot in de eigen tijd beschreven

staat. Deze werken zijn niet alleen erg geschikt voor het klaslokaal, maar ook voor elke burger die zichzelf zo iets wilde leren.36

In diezelfde categorie valt ook de gedrukte Lucidarius. Door zijn overzichtelijke opzet in vraag-antwoordvorm, versterkt door een indeling in hoofdstukken, en zijn brede theologische, catechetische én profaan-wetenschappelijke inhoud was dit werkje al van meet af aan geschikt voor schoolgebruik. De zeer sobere opmaak van de druk – voor zover daar gezien de gebrekkige overlevering harde uitspraken over te doen zijn – maakte het boekje wellicht ook financieel aantrekkelijk. Misschien mikte Van der Noot met deze druk dus op de Brusselse schoolkinderen, terwijl hij in zijn achterhoofd ook de gedachte aan een breder publiek vasthield.37 Of het boekje daadwerkelijk bij zo’n breed publiek terechtgekomen is, is onbekend. Het overgeleverde vel papier is nooit opengesneden en heeft dus nooit deel uitgemaakt van een daadwerkelijk gelezen boekje. Er zijn geen andere exemplaren bekend en er is geen spoor van herdrukken of roofdrukken door concurrenten. Het kan natuurlijk zo zijn dat de Lucidarius zo intensief door scholieren werd gebruikt dat hele oplagen letterlijk stukgelezen zijn. Maar misschien sloeg Van der Noots Lucidarius, ondanks het voortdurende succes van zijn Franse bron, in Brussel niet aan.

35

Over Die maniere om te leeren cyffren: Pleij 1988, 200-202.

36

Over Van der Noots schoolboeken: Vermeulen 1986, 126.

37

Van der Noots Lucidarius als schoolboek: m.n. Pleij 1984, 50-51. Zie ook Vermeulen 1986, 126 en Pleij 1988, 202.