• No results found

Hoofdstuk 4 ‘Slotfase van de Weinreb-affaire’

4.2 Een gedane zaak

Geschiedenis herhaalt zich, zo bleek eind augustus 1976, twee maanden voor het verschijnen van het eindrapport. Net als in 1973 had journalist Frans Keijsper een vertrouwelijk document van het Weinreb-onderzoek in handen gekregen. Ditmaal niet een interim-rapport maar een conceptversie van het definitieve eindrapport. Weer koos hij voor een publicatie in het Haarlems Dagblad. Door de twee onthullingen die de krant in de Weinreb-affaire deed, speelde het regionale dagblad een speciale rol in de affaire. Belangrijke conclusies uit het

conceptrapport waren in de krant van 28 augustus te lezen. ‘Rapport rekent af met Weinrebs oorlogsmemoires’, ‘Weinreb maakte speciale lijst om vrouwen te keuren’, ‘Renate Rubinstein blufte inzake verklaringen SD’ers’, luidde de

245 Gruüter, Een fantast schrijft geschiedenis, 142-43, uit het Weinreb-rapport.

tussenkopjes van Keijspers artikel. Ze logen er niet om; het rapport was, zoals verwacht werd, ronduit vernietigend voor Weinreb en zijn verdedigers.247

In de dagen na de onthullende publicatie van Keijsper volgde het nieuws in andere dag- en weekbladen. Hoewel het ging om een uitgelekte conceptversie, bevestigde een woordvoerder van het RIOD de conclusies. Weinreb en zijn sympathisanten zouden niet meer voor verassingen komen te staan als in oktober het rapport zou worden uitgereikt. Zeker Rubinstein kon haar borst nat maken omdat er nadrukkelijk over haar was geschreven dat ze had gelogen over de kwestie Turksma. In tegenstelling tot Rubinstein, kwam Turksma meteen met een reactie op de onthullingen van Keijsper. Ze verklaarde tegenover het dagblad dat ze erg bij was met de uitkomst van het rapport, dat in haar ogen

gerechtigheid bracht nadat ze jaren lang onder vuur had gelegen vanuit joodse en niet-joodse kringen die Weinreb ondanks alle tegengeluiden bleven

verdedigen.248

Dagbladen hadden het officieüle rapport hoewel onder embargo, eind september toegestuurd gekregen, dat na de presentatie daarvan op vijf oktober werd opgeheven. Ondanks dat de kranten er eind augustus al vol mee hadden gestaan, werd de uitkomst van het rapport opnieuw breed uitgemeten in de pers. Geen enkele krant sloeg het nieuws over. Veel grote koppen die over de demasqueó van Weinreb spraken en grote artikelen die uiteen liepen van portretten over Weinreb, interviews, rapportages en samenvattingen over de zaak. Aan aandacht geen gebrek maar de hoeveelheid redactioneel commentaar viel tegen. Een voor de hand liggende reden hiervoor zou kunnen zijn dat er in augustus al veel commentaar op was gegeven en er nu niet meer zoveel nieuws over viel te zeggen. Maar deze verklaring gaat niet op; ook toen werden de conclusies breed uitgemeten maar was het commentaar daarop gering. Wat dan wel een

verklaring zou kunnen zijn, is dat het de gemoederen van de journalisten niet meer bezighield zoals daarvoor wel het geval was geweest. Weinreb als hot topic onder de journalisten leek over. De zaak was niet meer zo spannend als het eind jaren zestig en begin jaren zeventig was geweest.

Wat waren de redactionele commentaren die weól volgden? Het NRC- Handelsblad, ging in het bijzonder in op wat het onderzoek had uitgewezen over de karaktertrekken van Weinreb; ‘een machtswellusteling, een manipulator, een fantast.’ Het onderzoek werd geprezen om zijn zorgvuldigheid, al vond auteur J.R. Soetenhorst het jammer moralisme te bespeuren in het rapport waardoor dit het karakter kreeg van een nieuwe jacht op Weinreb.249 Voor Het Vrije Volk,

jarenlange pleitbezorger van Weinreb, was de zaak nu afgedaan. ‘Dodelijk’ was de conclusie die zij trokken uit het rapport dat een ‘objectief oordeel ademt en de hoogste bewondering afdwingt’. Er werd met geen woord gerept over het feit dat

247 Haarlems Dagblad, ‘Weinreb-rapport zeer negatief’, door Frans Keijsper 28-8-1976.

248 Haarlems Dagblad, ‘Mej, B. Turksma erg blij met publikatie van Weinreb-rapport’, door Frans

Keijsper, 2-9-1976.

249 NRC-Handelsblad, ‘Weinreb: van zondebok naar verrader aan SD’, door drs. J.R. Soelenhorst, 5-

de krant het jarenlang voor Weinreb had opgenomen en ze er naast hadden gezeten.250

De Telegraaf stond van meet af aan kritisch tegenover Weinreb, hetgeen tot grote frustratie had geleid bij Weinrebs voorstanders. Want De Telegraaf was, en is nog steeds, het dagblad met de hoogste oplage en had daarmee het grootste bereik in het land. Sowieso kon De Telegraaf in deze jaren rekenen op flink verzet vanuit de overwegend linkse journalistieke wereld.251 De krant zag het rapport

als een bevrijding. Eindelijk waren er harde bewijzen die de rol van Weinreb als judas op tafel legde.252

‘Duidelijker dan ooit tevoren staat thans vast dat door zijn verradersrol vele joden in de oorlog de dood zijn ingejaagd. Daarmee zijn ook de talrijke mythes, die rond de figuur Weinreb zijn gevlochten, uit de wereld geholpen. Mythes, die konden ontstaan door het thans genadeloos

ontmaskerde valse beeld dat Weinreb rond zichzelf ophing. Daarbij gesteund door enkele goedgelovige Nederlanders, die zelfs een campagne voor zijn eerherstel op touw zetten.’253

En ontmaskerd was Weinreb inderdaad. De Telegraaf benadrukte meer dan andere kranten de rol die Weinreb had aangenomen om in de smaak te vallen bij het publiek. Hoe hij dat dat deed beschrijft Gruüter in haar studie naar de fantast Weinreb;

‘Hij legde in zijn verhalen (…) een waas van mededelingen en oordelen die pasten bij het beeld van de oorlog dat populair werd in de jaren zestig. Hij sprak de taal van de historicus Presser, Renate Rubinstein, de kabouters en de maatschappijcritici, maar hij nam ook hun accent over: de specifieke voor hen aantrekkelijke elementen gaf hij nadruk in zijn verhalen.’254

De Telegraaf hoefde zichzelf niet tot die groep ‘goedgelovige Nederlanders’ te rekenen. Maar dat wil niet zeggen dat in andere gevallen ze niet in Weinrebs verhalen waren getrapt. Weinreb richtte zich nou eenmaal, sinds dat de

schijnwerpers op hem stonden in 1965, op de links geeüngageerde Nederlander. Daarmee had De Telegraaf het ‘geluk’ nooit in de verleiding te zijn gekomen Weinreb als een held te zien en door hem betoverd te worden.

Het Parool bevond zich in de Weinreb-discussie aan de zijde van De Telegraaf en was eveneens zeer te spreken over het onderzoek. Werkman schreef een paginagroot artikel waarin hij op subtiele wijze zijn gelijk haalde. Speciale aandacht schonk hij aan Turksma, voor wie eindelijk gerechtigheid was gekomen, aldus Werkman.255 Ook De Volkskrant was positief over het onderzoek, dat ze

250 Het Vrije Volk, ‘Rapport vernietigt Weinreb’, 5-10-1976. 251 Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 332.

252 De Telegraaf, ‘Ontmaskering’, 7-10-1976. 253 Ibidem.

254 Gruüter, Een fantast schrijft geschiedenis, 370.

zagen als een geslaagde poging om de discussie weer tot het niveau van

onderzoek en bewijsvoering terug te brengen. Wat hun betreft was daarmee ook de kous af en de discussie gesloten.256 Het rapport schopte het zelfs tot de

buitenlandse kranten. The Times wijdde een artikel, genaamd ‘Dutch

collaborator traded in soap bubbles and lives’, aan de onderzoeksresultaten.257

Een vreemde eend in de bijt was het Algemeen Dagblad. Journalist Louis Sinner schreef een van de weinige negatieve artikelen over het onderzoek.

‘Uitgaande van de, ook door Weinreb aangenomen, onkreukbaarheid van de opstellers, krijgt men al lezende steeds sterker de indruk dat het rapport uitgaat van de zogenaamde omgekeerde bewijslast.’ 258

Sinner was van mening dat in het 1680 pagina tellende rapport in verschillende zaken waar de onderzoekers geen onomstotelijk bewijs tegen Weinreb hadden gevonden, dan maar besloten tot zijn schuld. In tegenstelling tot vele van zijn collega’s, verwachtte hij dat de discussie weer nieuw leven werd ingeblazen omdat het rapport van veel zaken een raadsel zou hebben gemaakt.259

Een prangende vraag is wat de reacties op het rapport van de

opiniebladen waren, die zich als pro-Weinreb hadden geprofileerd. Wat deed De Nieuwe Linie? Van meet af aan waren ze kritisch tegenover het onderzoek. Hoe men ook over Weinreb dacht, ‘Het onderzoek van Oorlogsdokumentatie had meer weg van een verkapte rechtszaak dan van een historisch onderzoek.’ Ook bleef het blad het uitstel van staatsecretaris Kleins toestemming voor het

drukken van het rapport interpreteren als een poging het onderzoek te hinderen omdat hij er niet achter zou staan.260 Na publicatie van het onderzoek in oktober

schreef Dick Houwaart een artikel waarin hij zijn bezwaar tegen het onderzoek uitte. Hij sprak zijn duidelijke voorkeur uit, naar zijn zeggen door De Nieuwe Linie gedeeld, voor de komst van een nieuw onderzoek.261

In mei 1975 was een boek van Houwaart uitgekomen over Weinreb. De voormalig hoofdredacteur van het Dagblad van het Oosten deed een poging een overzicht te schrijven van de Weinreb zaak tot dusver. Uit zijn boek, waarvoor Nuis de inleiding schreef, bleek zijn persoonlijke bewondering voor Weinreb. Weinreb kreeg er op de valreep nog een verdediger bij. Houwaart wees hierin al het nog uit te komen rapport bij voorbaat af. Hij onderbouwde dit met weinig overtuigende argumenten, aldus critici. Het boek kreeg in de media slechte kritieken. De Nieuwe Linie was hierin de niet verassende uitzondering en noemde het boek ‘een boeiende collage’ en een ‘interessante bijdrage aan de

256 De Volkskrant, ‘Ontmaskering’, 6-10-1976.

257 The Times, ‘Dutch collaborator ‘traded in soap bubbles’ and lives’, 6-10-1976.

258 Algemeen Dagblad, ‘Weinreb blijft een raadsel’, door Louis Sinner, 6-10-1976.

259 Ibidem.

260 De Nieuwe Linie, ‘Weinreb’, 8-9-1976.

261 De Nieuwe Linie, ‘Er moet een nieuwe proces tegen Weinreb komen’, door Dick Houwaart, 6-

Weinreb-discussie.’262 Maar weekblad De Tijd , dat vaak op eóeón lijn met De

Nieuwe Linie zat, besprak het boek niet al te positief.263

In de weken daarna bleven artikelen in De Nieuwe Linie verschijnen waarin met name mensen die zich in de pers openlijk achter het rapport hadden geschaard, werden bekritiseerd, een handelswijze die doet denken aan die van Rubinstein.264 Weinreb kon rekenen op De Nieuw Linie maar dat betekende in de

praktijk weinig. In 1977 had het blad een oplage van iets meer dan 9.000. Als men dit vergelijkt met de oplage van Vrij Nederland in dat zelfde jaar, ruim 114.000, is snel de conclusie getrokken dat De Nieuwe Linie er niet veel toe deed en de invloed van het blad op de publieke opinie te verwaarlozen was.265

De reactie van Vrij Nederland is dan ook veel interessanter dan die van De Nieuwe Linie. Eind september was er in Vrij Nederland in een zijrubriek een kleine ingezonden mededeling te lezen; ‘Het Weinreb rapport. Begin oktober verkrijgbaar. Laat nu een exemplaar reserveren, want de vraag is zeer groot! Prijs ca. f 65,-’. Vrij Nederland plaatste dan wel niet zelf de advertentie, dat deed een Utrechtse boekhandel, maar het blad werd kennelijk als plek bij uitstek gezien om het Weinreb-rapport aan te bieden. Een redactionele reactie op dat rapport bleef in eerste instantie echter uit. Oud Vrij Nederland redacteur Gerald Mulder vertelde in een interview over de reactie op de redactie op het eindrapport;

‘In ’76 kwam de ontknoping van de Weinrebzaak, de onderzoekers Giltay Veth en Van der Leeuw maakten de kachel met hem aan. Vrij Nederland had zich er in de jaren voordien heel laf buiten gehouden en had het aan Renate Rubinstein overgelaten die het opnam tegen Hermans. In dat morele dilemma heeft de redactie de lafste uitweg gekozen. De directe aanleiding weet ik niet meer maar in ’76 trok Frans Peeters op een redactievergadering fel van leer tegen die houding. Na afloop gingen we naar De Engelbewaarder, Rinus Ferdinandusse voegde zich bij ons en zei ook toen: nou, schiet maar.’266

Blijkbaar stoorde op zijn minst eóeón redacteur zich aan de ‘laffe’ houding van Vrij Nederland. Vrij Nederland had zich inderdaad, zoals Mulder zei, gedistantieerd en het overgelaten aan Rubinstein. Maar die maakte van haar wekelijkse column gebruik om haar persoonlijke ruzies uit te vechten. Ferdinandusse had dit toegestaan en had het beleid van Smedts hierin overgenomen. Maar er speelde nog iets mee. In het begin van de jaren zeventig was Vrij Nederland flink uitgebreid met een tal van nieuwe jonge redacteuren die zich stuk voor stuk, althans niet zichtbaar in het blad, niet interesseerden voor Weinreb. Het is mogelijk dat er tussen de ‘oude’ en ‘nieuwe’ redacteuren een generatie conflict

262 NRC-Handelsblad, ‘Nieuw boek over Weinreb’, door Ben van der Velden, 13-5-1975 en De

Nieuwe Linie, ‘Weinreb-witboek: boeiende collage’, 14-5-1975.

263 De Tijd, ‘Een zwart-witboek over Weinreb’, 16-5-1975.

264 De Nieuwe Linie, ‘Schuldig en nog wat’, 13-10-1976.

265 Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers (Amsterdam 2005) 291.

bestond. Weinreb werd dan gezien als een onderwerp van de ‘oude’ redacteuren, waar de nieuwe garde zich opzettelijk niet mee bemoeide.

Hugo Brandt Corstius, die evenals Rubinstein een columns schreef in Vrij Nederland onder de pseudoniemen Battus en Piet Grijs, liet zich wel nog over Weinreb uit. Hij vergeleek Weinreb met prins Bernhard; ‘twee slechte mensen, met overeenkomsten en verschillen.’ Een overeenkomst was dat beide heren een rapport kregen dat zelfs nog erger bleek te zijn dan Weinrebs medestanders hadden verwacht. ‘Ik vind de twee rapporten zeer leerzaam. Ze overtreffen de roman of detective. Kan er geen gewoonte van gemaakt worden zulke rapporten om de twee maanden te publiceren?’267 Rubinstein en Brandt Corstius hadden

een kortstondige relatie gehad. Nadat deze door Rubinstein was verbroken, raakten ze verwikkeld in een voortdurende polemiek. Jarenlang grepen beide columnisten alles aan om elkaar zwart te maken, hetgeen resulteerde in een soort priveó correspondentie tussen beiden in de kolommen van Vrij Nederland waar hoofdredacteur Ferdinandusse uiteindelijk bij moest ingrijpen.268 Brandt

Corstius’ kritiek op Weinreb was voor hem een dankbaar onderdeel van hun persoonlijke conflict.

Pas een maand na het onderzoek verscheen er een artikel afkomstig van de redactie over het rapport. Dit was, hoe kon het ook anders, geschreven door Igor Cornelissen. Dit kan als bewijs worden gezien dat hij de zaak, waarin zijn houding als ambivalent kan worden aangemerkt, niet achter zich kon laten. Ook nu weer zaten hem dingen dwars. In het rapport was hij gestuit op het verraad in de Haagse Reinkenstraat. In maart 1943 werden daar vijfentwintig joodse

onderduikers opgepakt. Verraden door Weinreb, leidde de conclusie in het Weinreb-rapport. En dit betwijfelde Cornelissen. Hij deed in zijn artikel ‘Het verraad in de Reinkenstraat’ een poging om het tegendeel te bewijzen. In een zeer uitvoerig artikel legde Cornelissen vele getuigenverklaringen naast elkaar en wees op onjuistheden, die de onderzoekers niet hadden of niet hadden willen zien.269

Waarom stopte Cornelissen zoveel moeite in het ontrafelen van deze zaak? ‘Kritische zin maakte plaats voor vijandschap’ bij de onderzoekers Giltay Veth en Van der Leeuw, aldus Cornelissen.270 De toon van het rapport, afgezien

van dat er fouten, onjuistheden en tegenstrijdigheden in zaten, deugde niet omdat de onderzoekers vooringenomen zouden zijn. ‘De onderzoekers gaven Weinreb geen tot weinig kans’, daarom moest het verraad van de Reinkenstraat worden uitgezocht.271 Maar Cornelissen had niet alleen kritiek op het onderzoek.

Integendeel. Het rapport had overtuigend aangetoond dat Weinreb een fantast was die ontelbare malen leugens verkondigde. Hoewel Cornelissen het

267 Vrij Nederland, ‘Battus’, 16-10-1976.

268 Interview met Igor Cornelissen op 22-5-2014.

269 Vrij Nederland, ‘Het verraad in de Reinkenstraat’, door Igor Cornelissen, 6-11-1969. 270 Vrij Nederland, ‘De ontluistering van Weinreb’, 6-11-1976.

onderzoek grotendeels overtuigend vond, waren Nuis en Rubinstein erg blij met zijn artikel omdat het oóoók kritiek leverde op het rapport.272

Het doek was gevallen voor Weinreb; hij was ontmaskerd. En dat was ook de tendens in de media. Op kleine kritiekpunten na, werd het onderzoek positief ontvangen en werden de conclusies breed overgenomen. Het Weinreb-rapport betekende een einde van de discussie over Weinreb voor het grote publiek. Sinds het uitlekken van het interim-rapport in 1973 was het geloof in Weinreb weg en was dit zichtbaar in de media. Steeds minder dag- en weekbladen en journalisten spraken vol overgave hun geloof in Weinreb uit. Men werd voorzichtiger, in sommige gevallen distantieerde men zich zelfs ervan. De rol die Vrij Nederland bij het uitbreken van de Weinreb-discussie had gespeeld, was geenszins te vergelijken met de rol die het blad in de laatste fase van de discussie speelde. Als men uüberhaupt nog van een rol kan spreken. Alleen het progressieve

opinieweekblad De Nieuwe Linie bleef onvoorwaardelijk achter Weinreb staan. Het blad hield zelf echter enkele jaren later, in 1982, op te bestaan. De Nieuwe Linie¸ dochterblad van het blad De Linie hield aan het eind nog maar drieduizend abonnees over.273 De mediahype rondom Weinreb was definitief overgewaaid.

Zijn rol was uitgespeeld; niet langer bezat hij de gave mensen te betoveren. Het publiek dat in de ban van deze fantast was geweest, had hem laten varen. Maar dit ging niet op voor de polemisten uit de affaire.