• No results found

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader landeigendom en livelihood

2.4 Duurzame bestaanswijze

De livelihoodbenadering wordt vanaf 1990 vooral beschreven als een dúúrzaam ontwikkelingsconcept. De duurzaamheid van de benadering wordt gezien als een sleutelfactor. Duurzaamheid bestaat uit vele dimensies die alle van groot belang zijn. “Livelihoods are sustainable when they:

ƒ are resilient in the face of external shocks and stresses;

ƒ are not dependent upon external support (or if they are, this support itself should be economically and institutionally sustainable);

ƒ maintain the long-term productivity of natural resources; and

ƒ do not undermine the livelihoods of, or compromise the livelihood options open to, others.”42

Het laatste punt werd in paragraaf 2.3.1 al kort genoemd onder een andere naam namelijk exclusie of buitensluiting. De Haan (2000) gebruikt het concept duurzame bestaanswijze om de sociale inclusie en exclusie te bestuderen. Zoals we zagen kan een duurzame bestaanswijze voor de één leiden tot exclusie terwijl het de ander een duurzame vorm van bestaanswijze brengt. Op grotere schaal kan hierin een spanningsveld in duurzaamheid van bestaanswijzen ontstaan:

ƒ “tension between locally identified needs for greater livelihood security and wider concerns about environmental sustainability;

ƒ tension between maximising production/income in the short term and guarding against vulnerability to external shocks in the longer term; and

ƒ tension between achievement of individual, household or community livelihood objectives and the requirement not to compromise the livelihood opportunities open to others.”43

Verschillende uitkomsten van een bestaanswijze kunnen dus met elkaar botsen; de bestaanswijze van de één kan in conflict zijn met de bestaanswijze van een ander of de ontwikkeling van duurzaamheid op een ander gebied (een andere vorm van kapitaal) in de weg zitten.

41

http://www.livelihoods.org/info/guidance_sheets_pdfs/section1.pdf, 6

42

www.livelihood.org, guidance sheets, 1999, Hf1.4, p 7

43

Carney (1998) gaat in zijn definitie met name in op het eerste punt van de schokken en stress: “A livelihood is sustainable when it can cope with and recover from stresses and shocks and maintain or enhance its capabilities and assets both now and the future, while not undermining the natural resource base.”44 Schokken zijn heftig en komen vaak onverwacht, stress is minder heftig maar kan wel langer duren. Allebei hebben ze invloed op de vijf kapitalen van de bestaanswijze. De Haan (2000) onderscheidt drie vormen van schokken:

ƒ natuurrampen; droogte, overstroming, seizoenswisselingen ƒ economie; devaluatie, internationale prijspolitiek

ƒ politiek; systeem, beleid, geweld of oorlog.

Er is een verschil tussen tijdelijke, jaarlijks terugkerende, langdurige en extreme schokken en stress. De manier waarop huishoudens hierop inspelen geeft aan of ze duurzaam in haar bestaanswijze kan voorzien en leven. Hoe mensen omgaan met die (mogelijke) schokken wordt ook wel ‘coping strategy’ genoemd. Dat zijn de korte termijn antwoorden om de bestaanswijze veilig te stellen in tijden van schokken of stress van welke aard dan ook. “Depending on the severity and length of the latter, coping strategies fade away and normal livelihood strategies return.”45 Maar omdat er nu regelmatiger schokken en stress voorkomen krijgen deze ‘coping strategies’ een meer permanent karakter. Of dat zouden ze moeten krijgen. De Haan (2000) en Zoomers (2001) noemen dat ‘adaptive strategies’.

Veel veranderingen in die bestaanswijze zijn het resultaat van de invloed van externe factoren. Maar ook interne factoren kunnen aanleiding geven aan veranderingen in de bestaanswijze. Zoals een doel om meer welvaart te verkrijgen of plotselinge ziekte. Actoren maken gebruik van beschikbare en voor hen toegankelijke vormen van kapitaal om hun bestaanswijze vorm te geven en om daarbij rekening te houden met schokken en stress.

Om duurzaamheid van bestaanswijzen te kunnen meten is het noodzakelijk om per kapitaalvorm te omschrijven wat duurzaamheid inhoudt. DFID doet dat door verschillende dimensies van duurzaamheid te beschrijven voor vier aspecten waarbinnen de kapitaalvormen te herkennen zijn.

ƒ “Environmental sustainability is achieved when the productivity of life-supporting natural resources is conserved or enhanced for use by future generations.

44

Zoomers, 2001, 25

45

ƒ Economic sustainability is achieved when a given level of expenditure can be maintained over time. In the context of the livelihoods of the poor, economic sustainability is achieved if a baseline level of economic welfare can be achieved and sustained. (The economic baseline is likely to be situation-specific, though it can be thought of in terms of the `dollar-a-day’ of the International Development Targets.) ƒ Social sustainability is achieved when social exclusion is minimised and social equity

maximised.

ƒ Institutional sustainability is achieved when prevailing structures and processes have the capacity to continue to perform their functions over the long term.”46

Het fysieke kapitaal is niet duidelijk te herkennen. Haar duurzaamheid is bereikt als de structuren en ondersteunde middelen er voor zorgen dat mensen ook de economische en sociale dimensies kunnen ontwikkelen.

Er zijn maar weinig bestaanswijzen die aan al deze dimensies voldoen. De vraag rijst dan wanneer men iets duurzaam mag noemen. Sommigen noemen het al duurzaam als met de andere kapitalen vooral aan het natuurlijk kapitaal niet afbreuk wordt gedaan. “This takes the view that natural resources are sufficiently important to such a wide range of livelihoods, that absolute preservation – even replenishment, given the extent to which they have already been degraded – should be the aim.”47 Naar mijn mening is de bestaanswijze pas echt duurzaam als alle vijf onderscheiden kapitalen kunnen herstellen van schokken en er zelfs sterker uitkomen.

2.4.1 Link tussen macro en micro niveau

Oorzaken van schokken en stress komen vanuit het macroniveau. Maar “the way shocks and stresses are perceived is almost exclusively extra-local. Their impact runs through the five vital capitals to livelihood and adaptive strategies.”48 Er moet dus op zowel macroniveau als op microniveau gereageerd worden. En dat is vaak het probleem. Ontwikkelingssamenwerking en ook onderzoekers daarvan focussen zich vaak op of het macro óf het micro niveau.

“The livelihoods approach attempts to bridge this gap, emphasising the importance of macro level policy and institutions to the livelihood options of communities and individuals.”49 Ook op het hogere besluitvormingsniveau moet er duidelijkheid zijn over de invloed van hun

46

www.livelihood.org, 1999, Hf1.4, p 7 guidance sheets

47

www.livelihood.org, 1999, Hf1.4, p 7 guidance sheets

48

Haan de, 2000, 20

49

beleid op de mensen. Vaak worden de actoren waar het om draait juist uit het oog verloren. “Understanding of the effects of policies on people (what actually happens as opposed to what is assumed will happen) and people on policies (the policy making process itself) is remarkably limited. Both these areas will need to be better understood if the full value of the livelihoods approach is to be realised.”50 De wisselwerking tussen het macro- en micronniveau moet niet uit het oog verloren worden.

2.4.2 Globalisering

De wisselwerking tussen het macro- en microniveau is niet altijd zo geweest. Er is een tijd geweest dat ook de manier van leven vooral in zijn regionale context werd bekeken. Deze ‘regional livelihood’ wordt bijvoorbeeld door Claval (1974) ‘genre de vie’ genoemd. Een definiëring daarvan is “de bestaanswijze in totaliteit van een menselijke groep die in een regio leeft. Uitgebreider geformuleerd: het overgeërfde, in gewoonten en tradities verankerde en daardoor stabiele geheel van materiële technieken, sociale organisatievormen, waarden, normen en doeleinden, dat die groep in relatie tot het omgevende fysische milieu van lieverlede heeft ontwikkeld.”51

Opvallend is dat de keuzes voor een bepaalde manier van leven, de livelihood strategieën, worden gemaakt in en door een groep. Dat vormt een tegenstelling met de livelihoodbenadering waar individuen of huishoudens keuzes maken maar niet de hele groep. Mensen hebben keuzevrijheid en kunnen een andere bestaanwijze hebben dan hun buren ook al kunnen ze ook erg overeenkomen. Daarnaast is het in de theorie van Claval opvallend dat deze keuzes altijd sterk gelinkt zijn aan de natuurlijk omgeving, de regio. “Claval maakt geen onderscheid tussen culturele geografie en regionale geografie, omdat volgens hem cultuur per regio verschillend is.”52 Hierin merk je duidelijk de invloed van de regionale geografie.

Tegenwoordig staat men achter het standpunt, dat “livelihood (…) experiences a multitude of influences from a broader national and international economic, social and political context.”53 Er vindt een internationalisering van de regio plaats. Maar niet alleen van de regio, ook van de bestaanswijze. “A livelihood system can no longer be regarded as a more or less closed regional system, but much more as a complex ensemble of generically heterogeneous factors on various spatial levels of scale: natural and social, internal and external, historical

50

www.livelihoods.org, 1999, guidance sheets, §1.3, p6

51

De Pater, van der Wusten, 1996, 113

52

Nienhuis, van Hulst, 2002, 10

53

and actual.”54 Livelihood gaat over de lokale situatie maar de internationale invloed moet daarin onderkend en beschreven worden. De lokale regio staat niet meer op zichzelf.

Deze internationale invloeden ook wel mondialisering of globalisering genoemd hebben invloed op de regio en de individu die kiest voor een manier van leven. “Globalisering betreft (…) het mondiaal worden van uiteenlopende verhoudingen: politieke machtsverhoudingen, economische relaties en praktijken en ten slotte ook culturele relaties.”55 Hier is nog veel meer over te zeggen. Er zal echter niet verder op ingegaan worden. Dan zou het onderzoek te uitgebreid worden. Toch is er wel gekozen om er iets over te zeggen omdat haar invloed ook niet totaal genegeerd kan worden.

2.4.3 Keuze voor de livelihoodbenadering

In dit onderzoek wordt de livelihoodbenadering gebruikt omdat het multidimensionaal is. Er wordt vanuit gegaan dat de inkomsten en de totale bestaanswijze van boeren niet alleen komt uit landbouw maar uit vele verschillende bronnen. Om in termen van de livelihoodbenadering te spreken. Er worden vele verschillende strategieën gebruikt door verschillende huishoudens om in hun levensonderhoud te voorzien. “The multi-activity of rural households is a strategy for the livelihoods of rural families in a context of limited opportunities in both the labour and product market, a context which has become harsher within economic liberalization, in which basic food crops are being priced at international levels, and labour markets are being deregulated within national economies.”56 Als het inkomen van rurale families niet alleen uit landbouw komt is het goed af te vragen wat voor rol land dan nog speelt in het gehele plaatje van het levensonderhoud. Ook niet- landbouwgerichte activiteiten kunnen door de livelihoodbenadering onderzocht worden.

Het multidimensionale van deze methode heeft ook een nadeel. Het overzicht kan verloren gaan omdat alles in samenhang met elkaar onderzocht en beschreven wordt. Het verleden, heden, en de toekomst, het lokale, nationale en globale niveau, de rurale en urbane omstandigheden, de economische, sociale, fysische, humane en fysieke aspecten van de bestaanswijze, alles wordt erin meegenomen. Het is bijna teveel voor één benadering. Het overzichtelijk verzamelen en het inzichtelijkheid beschrijven van al deze informatie is een grote uitdaging.

54 Haan de, 2000, 18 55 Sassen, 1999, 9 56 Zoomers, 2001, 26