• No results found

Echelon 1: IndividuEchelon 2: CZSK

4. Oorzaken van onderrealisatie

4.2. DRP bij het CZSK

In deze paragraaf wordt DRP toegepast op een munitiesoort. Het schema wordt gemaakt voor de twee echelons van voorraadplaatsen: eenheden (echelon 2) en het

moedermagazijn (echelon 3). Impliciet bevat het schema ook de verbruiken op echelon 1: dit is de bruto behoefte op echelon 2. In het schema wordt de distributie van munitie tussen de DMO en twee schepen weergegeven.

Het munitieplan dat gemaakt wordt op strategisch niveau, lijkt op een DRP- schema met een planningshorizon van 10 jaar. In het munitieplan wordt de bruto behoefte van het CZSK afgestemd op de leveringen aan de DMO.

Bij de tactische planning van het CZSK wordt geen DPR-schema gemaakt. In dit onderzoek is met fictieve data een DRP-schema gemaakt, omdat de data onbetrouwbaar en incompleet zijn. In paragraaf 5.2.6 wordt de hiervoor benodigde informatie opgesomd. Een DRP-schema is echter niet alleen een planningsmechanisme, maar ook een methode om achteraf inzichtelijk te maken waar de knelpunten zich voordoen. In deze paragraaf wordt de munitielogistieke keten van het CZSK vergeleken met de DRP methode. De munitielogistieke knelpunten worden in paragraaf 4.3 onderzocht.

4.2.1. Vaste parameters

In Tabel 6 zijn de vaste parameters gegeven van de echelons. Per kolom wordt uitgelegd wat deze inhoudt.

Wanneer de toewijzing dit toelaat, wordt door eenheden in de praktijk ‘standaard- verpakkingen’ van munitie aangevraagd. De bestelgrootte is echter niet door het CZSK vastgelegd. De bestelgrootte van de DMO aan echelon 4 is niet onderzocht, het valt buiten de scope van dit onderzoek.

De levertijd is voor vlooteenheden één maand (MEDMAT 22, paragraaf 5.3.1). De levertijd van echelon 4 aan de DMO is niet onderzocht.

De veiligheidsvoorraad van OMU voor eenheden is vastgelegd in LVG’s. In dit voorbeeld wordt onderscheid gemaakt tussen een CTL < 9000 van 2.000 stuks en een CTL > 9000 van 800 stuks. Deze laatste CTL is in dit voorbeeld de veiligheidsvoorraad voor een ernstmissie. De veiligheidsvoorraad van OMU die de DMO aanhoudt om stochastiek van aanvragen en leveringen op te vangen, is onbekend. De DMO doet geen ‘missies’ dus heeft hiervoor geen OMU-veiligheidsvoorraad.

De veiligheidsvoorraad van CVM is voor eenheden niet door het CZSK vastgelegd. Bij de DRP-methode wordt door een echelon besteld wanneer de veiligheidsvoorraad is bereikt. Bij het CZSK geldt dat eenheden de veiligheidsvoorraad zelf bepalen: zij bestellen niet wanneer de voorraad gelijk aan nul is, maar op een tijdstip daarvoor. De

veiligheidsvoorraad van CVM voor de DMO is niet onderzocht.

Echelon Bestelgrootte Levertijd Veiligheidsvoorraad

OMU missie CVM

2.1 - 1 2.000 800 ?

2.2 - 1 2.000 800 ?

3 ? ? ? - ?

Echelon Voorraad periode 0 Orderontvangsten

periode 1 gedurende het jaar Bruto behoefte

OMU CVM OMU CVM OMU CVM

2.1 2.000 200 0 0 - 1.600

2.2 2.000 100 0 0 - 1.200

3 700 1.500 0 0 700 3.000

Tabel 6 Fictieve vaste parameters van het DRP-schema voor eenheden en de DMO

Elke regel in het DRP-schema valt uiteen in twee regels: één voor OMU en één voor CVM. De voorraadgrootte in periode 0 is voor OMU en CVM gegeven in Tabel 6.

Doordat de levertijd van de eenheden één maand is, worden de orderontvangsten in periode 1 gegeven. Deze zijn vastgesteld op nul, ook voor de DMO.

De bruto behoefte gedurende het jaar is een extra parameter die bij het CZSK vastgesteld wordt. Deze vloeit voort uit het munitieplan, het strategische DRP-schema. Er wordt geen verbruiksvoorspelling voor OMU gemaakt, dus de bruto behoefte gedurende

het jaar voor eenheden is gelijk aan nul. De bruto behoefte aan OMU wordt medegedeeld aan de DMO middels het munitieplan. In dit voorbeeld is deze gelijk aan 700.

De jaarlijkse bruto behoefte van CVM voor eenheden wordt middels de toewijzing aan hen medegedeeld: in dit voorbeeld respectievelijk 1.600 en 1.200. De

behoeftestelling aan de DMO is gebaseerd op de som van de toewijzingen. In de praktijk geldt vaak dat er munitie ‘achtergehouden’ wordt, door de Munco’s: niet alle toegewezen munitie wordt toegewezen aan eenheden. Daarom is de behoeftestelling van echelon 2 aan echelon 3 hoger dan de som van de toewijzingen per eenheid.

De voorraadhoogtes, alsmede de hoogte van de behoeftestellingen zijn fictief. 4.2.2. Toepassing van het DRP-schema voor het CZSK

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen planningen van DRP-schema’s en een realisatie daarvan. In de realisatie kan het stochastische verbruik dat voorkomt uit ATEV’s voor CVM inzichtelijk gemaakt worden.

In Tabel 7 is een gepland DRP-schema gegeven. De ‘bruto behoefte’ van de eenheden impliceren het verbruik van OMU of CVM van de individuen (echelon 1).

Het verbruik van OMU is laag vergeleken met CVM: in 2005 voor de GBW

eenheden 547 stuks, waarvan 182 stuks zogenoemde ‘lijnschietpatronen’ die in vredestijd vaak verbruikt worden en 160 stuks munitie die ‘op’ moest omdat deze niet meer

houdbaar was10. Er wordt ook geen verbruiksvoorspelling voor OMU gemaakt, daarom is

in Tabel 7 de geplande behoefte aan OMU in elke periode gelijk aan nul.

In het schema is het CVM verbruik constant, alhoewel dit in de werkelijkheid niet zo is. Voor dit schema maakt dat niet zo veel uit. Echelon 2.1 verbruikt al de toegewezen CVM, echelon 2.2 heeft onderrealisatie.

De ‘geplande voorraad’ wordt bepaald door de formule welke gegeven is in paragraaf 4.1. Op echelon 3 worden ook de stortingen van echelon 2 opgeteld bij de geplande voorraad. De ‘geplande orderontvangst’ van OMU voor echelon 2.1 heeft te maken met een

ernstmissie in periode 9. Omdat er een grotere kans is op verbruik van OMU, wordt de OMU-voorraad van deze eenheid tijdelijk verhoogd middels een CTL > 9000 pakket.

De ‘geplande orderontvangsten’ van CVM voor echelon 2 vinden vaak twee keer per jaar plaats. Volgens DRP vindt alleen een aanvraag plaats wanneer de

veiligheidsvoorraad bereikt is. De hoogte van de veiligheidsvoorraad wordt door eenheden zelf bepaald. Een aanvraag wordt een maand van tevoren gedeeld met echelon 3. Er is dus geen sprake van het afstemmen van de DRP op langere termijn. Echelon 3 heeft niet de vrijheid om ‘geplande orderontvangsten’ te bepalen, dit hangt af van een zogenoemd raamcontract met de leverancier (echelon 4).

De ‘geplande vrijgave orders’ is voor echelon 2 gelijk aan de geplande orderontvangsten van de maand erna. Voor echelon 3 is deze regel niet ingevuld omdat de levertijd onbekend is. Een extra regel in het DRP schema is de geplande retourstroom, dit zijn de stortingen tussen de echelons. De aanname is dat de stortingen binnen een maand uitgevoerd zijn.

4.2.3. Subconclusies

Met enkele aanpassingen is het mogelijk een DRP-schema voor de distributie van munitie tussen het CZSK en de DMO te maken. Een DRP-schema kan gemaakt worden om te plannen, de realisatie van een DRP-schema geeft achteraf inzicht in een goederenstroom.

Wanneer het CZSK en de DMO een DRP-schema willen maken voor het plannen van de fysieke distributie van munitie, is er meer duidelijkheid nodig over de volgende gegevens:

• De bestelgrootte van de DMO; • De levertijd van de DMO;

• De veiligheidsvoorraad voor OMU en CVM van de DMO; • De veiligheidsvoorraad voor CVM van de eenheden; • De bruto behoefte voor CVM van de eenheden.

Het is mogelijk een realisatie van een DRP-schema te maken, waardoor inzichtelijk wordt waar knelpunten in de fysieke distributie van munitie zich voordoen.