• No results found

DRIE Vervolgens blijkt uit figuur 3.1 dat ook regio’s met een

hoge levensverwachting, een indicatie voor een gezonde (beroeps)bevolking, het hardst zijn gegroeid. Er is een positieve samenhang tussen een vitale (beroeps) bevolking en de economische groei van de regio. Achter dit verband kan een aantal mechanismen schuilgaan. Zo zijn vitale arbeidskrachten veelal

productiever en innovatiever, wat een economisch effect kan genereren. Het kan ook zijn dat bedrijven ervoor kiezen hun productieactiviteiten uit te breiden juist in die regio’s waar dit menselijk kapitaal zich concentreert.

In figuur 3.1 komt ook het effect van stedelijke

voorzieningen (amenities) terug, in de zin dat de kwaliteit van cultuur en restaurants positief samenhangt met de groei van de werkgelegenheid in de regio. Deze voorzieningen maken de regio’s aantrekkelijk, maar kunnen ook zorgen voor interacties en ontmoetingen die vervolgens economisch renderen (zie hoofdstuk 2).

Een laatste variabele die positief samenhangt met groei, is de effectiviteit van het overheidssysteem (governance). Deze indicator staat voor een veelheid van indicatoren die gaan over de effectiviteit en de kwaliteit van beleid (zoals door de Wereldbank opgesteld), en over het tegengaan van corruptie. We zien in de empirische analyses dat vooral regio’s met een goed en kwalitatief hoogwaardig bestuur een sterke economische groei hebben gekend.

Figuur 3.1 maakt zo duidelijk dat het bij werkgelegen- heidsgroei vooral gaat om regio’s met een goede bereikbaarheid, die veel agglomeratievoordelen genereren (door dichtheid). Deze regio’s kenmerken zich door sterke concentraties hoogopgeleiden en een hoge kwaliteit van onderwijs. Bovendien kennen ze een hoog cultureel aanbod. Negatieve externaliteiten, zoals files, vieze lucht, geluidsoverlast en dure locaties, zijn juist negatief van invloed op de groei.

Wat we op basis van de simulaties van regressieanalyses nog meer kunnen concluderen, is dat slechts een aantal variabelen (van de zeventig) robuust significant is. We beschreven ze hierboven. Deze variabelen kwamen al in de literatuur naar voren, en bevestigen dus het conceptuele model van de stedelijke regio als

economische groeimotor. De simulaties laten verder zien dat er heterogeniteit is in de impact van de variabelen, maar eigenlijk niet in de richting van de impact. Er zijn nauwelijks variabelen die in de vele verschillende specificaties van teken wisselen.

Om de heterogeniteit in impact nader te duiden kijken we hieronder naar twee nadere analyses. Ten eerste verschilt de impact per sector. Ten tweede analyseren we of

sommige variabelen alleen significant zijn onder bepaalde condities, dat wil zeggen onder de voorwaarde dat er ook andere karakteristieken aanwezig zijn.

3.3.2 Sectorspecifieke werkgelegenheidsgroei

We bespreken in deze paragraaf vooral de variabelen die voor een specifieke sector relevant zijn. Figuur 3.1 laat per kolom de impact zien die de variabelen hebben op de groei voor zes brede sectoren: landbouw, bouw, financiële en zakelijke diensten, industrie, niet- marktdiensten en handel. Wat opvalt, is dat vooral de dienstenmodellen – financiële en zakelijke diensten, niet- markt diensten – en handel (deels consumentendiensten) de sterkste relatie hebben met stedelijke karakteristieken zoals dichtheid en bevolkingsgroei. Deze diensten- modellen lijken het sterkst op het totaalmodel, terwijl de landbouw en de industrie daar het sterkst van afwijken.

Wat opvalt voor de landbouw, is dat veel van de variabelen die voor de totale regionale groei significant waren, voor de werkgelegenheidsgroei in deze sector géén factor van betekenis zijn. Sommige variabelen die in het totaalmodel positief significant waren, zijn voor de landbouw bovendien negatief significant. Zo hangen de variabelen bevolkingsdichtheid en bevolkingsgroei negatief samen met de groei van de sector. Met andere woorden (niet geheel verrassend): stedelijkheid zet een rem op de (banen)ontwikkeling in de landbouw, die beter gedijt in rurale en perifere regio’s. Positief van invloed zijn de specialisatie en clustering van de eigen landbouwsector. Voor bedrijven in de landbouw lijkt een locatie nabij andere landbouwbedrijven positief uit te pakken. Enerzijds komt dit door de ruimtelijke en fysieke

mogelijkheden: doordat landbouwactiviteiten niet overal kunnen plaatsvinden, concentreren deze bedrijven zich in bepaalde gebieden, die in deze sector een sterke specialisatie ontwikkelen. Maar de variabele clustering geeft ook weer dat ze elkaars inputs in de productieketen gebruiken en zo profiteren van elkaars nabijheid. Het gebruik van elkaars input is een belangrijke indicatie dat nabijheid voor landsbouwgerelateerde bedrijven een belangrijke factor is voor de ontwikkeling van de sector. Voor de sector landbouw zien we ten slotte dat de variabele klimaat positief is. Vooral gebieden buiten het economische kerngebied van Europa scoren goed op deze variabele (weinig extreme regen en zon), wat bevestigt dat het gaat om de perifeer gelegen delen van Europa.

De bouwsector is een sector die vooral aanwezig is in of nabij de stedelijke gebieden. In die zin volgen ze de bevolking en bedrijven. Dit komt vooral tot uitdrukking in het feit dat bevolkingsgroei en bevolkingsdichtheid positief samenhangen met de groei van deze sector. Voor de bouw is stedelijkheid dus belangrijk, maar dit gaat minder op vanuit de mechanismen achter de

DRIE DRIE

Figuur 3.1

Hittekaart uitkomsten regressieanalyses voor werkgelegenheidsgroei

Bron: PBL Internet Levensverwachting Persoonlijke vrijheid Cultuur en restaurants Governance effectiviteit Banen Bevolkingsdichtheid Onderwijskwaliteit Connectiviteit weg Bereikbaarheid

Specialisatie bos en mijnbouw Recreatiemogelijkheden Aandeel hoger opgeleiden Connectiviteit lucht Woningkwaliteit Specialisatie kleding Woningbetaalbaarheid Patenten Woonomgeving Natuurrampen Aandeel R&D private sector Specialisatie priv. diensten Specialisatie technologie Specialisatie voedselindustrie Specialisatie regio Clustering bos en mijnbouw Onderwijsmogelijkheden Klimaat

Bevolkingsgroei Clustering priv. diensten Connectiviteit zeehavens Clustering energie Clustering bouw Ziekenhuisbedden Clustering chemie Gezondheidszorg Aantal overvallen Clustering technologie Monocentrisme Specialisatie tot. productie Clustering kleding Specialisatie materialen Specialisatie bouw Specialisatie energie Clustering zak. diensten Belastingpercentage ink Specialisatie chemie Specialisatie meubel Specialisatie zak. diensten Belastingpercentage tot Aandeel R&D publieke sector Clustering materialen Clustering regio Specialisatie financieel Risico op armoede Natuur Clustering voedselindustrie Bevolkingsomvang Arbeidsdeelname 15 – 64 Milieukwaliteit Clustering financieel Specialisatie landbouw Congestie Clustering landbouw Clustering meubel Kosten levensonderhoud Constante Waarde in 1991

Totaal LandbouwBouw en ConstructieFinanciële en Zak elijke diensten Industrie Niet-marktdienstenHandel

Significant negatief Significant positief

DRIE