• No results found

Dossieronderzoek DCMR Milieudienst Rijnmond

In document 34343 Evaluatie Wet OM-afdoening (pagina 115-119)

3 Analyse van registratiegegevens

4.2 Bestuurlijke Strafbeschikkingen

4.2.3 Dossieronderzoek DCMR Milieudienst Rijnmond

Ook ten aanzien van het DCMR bestaat een verschil tussen het aantal dossiers dat bij het DCRM is onderzocht en het aantal zaken dat door het CJIB is geregistreerd in het onder-zoeksjaar 2014.276 De onderzochte zaken betreffen andersoortige milieufeiten dan die bij

275

Een mogelijke verklaring is dat de pleegdatum eind 2014 is en dat de zaak pas in 2015 aan het CJIB is door-gestuurd of daar behandeld. Dan komt het in het registratiesysteem van het CJIB op 2015 te staan.

276 Volgens het CJIB betrof het 39 zaken, maar volgens het DCMR ging het om 41 zaken. Dit verschil kan voor een deel worden verklaard doordat beide organisatie hun eigen registratiesysteem hebben. Het peiljaar 2014 betreft voor het DCMR de pleegdatum, terwijl voor het CJIB het peiljaar 2014 betrekking heeft op de zaken die in 2014 bij het CJIB zijn aangeleverd. Drie zaken kennen een pleegdatum eind 2013, terwijl deze door het CJIB in 2014 zijn geregistreerd. Deze zaken zijn dus niet bij het DCMR onderzocht, terwijl 5 zaken die wel bij het DCRM zijn onderzocht omdat het strafbare feit eind 2014 is gepleegd, niet in de rapportage van het CJIB voorkomen omdat deze zaken daar pas in 2015 zijn geregistreerd. In 4 zaken is het dossier onvindbaar. Dat verklaart waarom deze zaken bij het CJIB onbekend zijn. In 4 andere zaken meldt het DCMR dat de zaak door het CJIB is geaccepteerd. Deze zaken zijn echter niet te vinden bij het CJIB. Uit het dossier blijkt dat er in deze 4 zaken voldoende bewijsmiddelen zijn. Er ligt bovendien een beslissing van de directeur en de daarbij behorende adviezen van DCMR-medewerkers. (Dat betekent dat deze functionaris-sen van mening zijn dat er voldoende bewijs is en dat op basis daarvan ook de schuld kan worden vastge-steld.) Uiteindelijk zijn er in het kader van dit onderzoek 39 dossiers onderzocht.

het ODNV. Door het DCRM zijn vooral veel combi-bonnen uitgeschreven vanwege geluids-overlast door horecagelegenheden. Bij het ODNV ging het vooral om het verwijderen van asbest.

Voor de hiernavolgende feitcodes zijn bestuurlijke strafbeschikkingen (BSBm) opgelegd door het DCMR.

BM004 als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door deze af te geven aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a t/m f Wet milieubeheer, niet registreren van een of meer gegevens als bedoeld in art. 10.38 lid 1 onder a t/m f Wet milieubeheer

BM084A door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht m.b.t. niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

BM108 door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

BM112 door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

BM157 in strijd met art. 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

BM174 verbranden van afvalstoffen (hout) in een inrichting

BM329 bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactivi-teiten plaatsvinden, niet in achtnemen van het maximaal toegestane geluidsniveau; overschrijding min. 10 dB(A), max.21 dB(A)

BM330 bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactivi-teiten plaatsvinden, niet in achtnemen van het maximaal toegestane geluidsniveau; overschrijding; overschrijding 22 dB(A) of meer

BM332 zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in wer-king hebben van een inrichting

BM451 niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen van de wer-king daarvan dit melden aan het bevoegde gezag

Ook ten aanzien van deze feiten geldt dat aan rechtspersonen een hogere boete kan wor-den opgelegd dan aan natuurlijke personen. In 14 zaken is een BSBm uitgevaardigd tegen een rechtspersoon. Vier Daarvan hebben verzet ingesteld, wat in 3 zaken heeft geloond omdat deze zaken alsnog zijn geseponeerd.

Feitcode Geldboete natuurlijke persoon Geldboete rechtspersoon

BM330 €1.800 €4.000 BM112 €1.800 €5.000 BM329 €1.500 €3.000 BM174 €1.500 €3.000 BM157 €1.800 €5.000 BM332 €1.500 €3.000 BM451 €500 €1.000 BM004 €1.000 €2.000 BM108 €1.800 €8.000 BM084A €750 €2.500

In 12 zaken is verzet ingesteld. Daarvan is in 6 zaken de strafbeschikking vernietigd, omdat een rechter over deze zaken heeft geoordeeld. In 5 zaken heeft dat geleid tot een strafop-legging. In één zaak heeft dat geleid tot een schuldigverklaring zonder strafoplegging (art. 9a Sr). Vier zaken zijn alsnog geseponeerd. De reden die daarvoor wordt vermeld is dat er in één zaak sprake is van gewijzigde omstandigheden. In een andere zaak is de vervolgde per-soon onterecht aangemerkt als verdachte. In de derde zaak is sprake van sepot vanwege de ouderdom van het feit. In één zaak kon niet worden achterhaald waarom er is geseponeerd. Eén zaak wacht nog op dagvaarding. Het dossier in die zaak bevat overigens voldoende be-wijsmiddelen; de beslissing van de directeur en de daarbij horende adviezen ontbreken ech-ter.

In 16 zaken is de executie mislukt. Daarvan moet nog één zaak door de CVOM worden geac-cepteerd; de zaak is door het CJIB aan de CVOM overgedragen omdat de executie van de strafbeschikking is mislukt. In 4 zaken waarin de executie van de strafbeschikking is mislukt, is alsnog geseponeerd. Als grond voor het sepot wordt in één zaak gemeld dat sprake was van overschrijding van de 22 weken-termijn.277 In een andere zaak wordt gemeld dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Verder wordt geseponeerd vanwege een gebrek aan bewijs, of omdat sprake is van onvoldoende nationaal belang.

Vier zaken wachten nog op dagvaarding. In 5 zaken is de dagvaarding in 2017 aangekondigd, maar is de uitkomst van de zaak vooralsnog onbekend.

In 2 zaken is gijzeling gevorderd, maar niet toegepast. Deze zaken staan sindsdien ‘on hold’. In 11 zaken is de executie van de BSBm wel gelukt. In al deze zaken was sprake van vol-doende bewijs (een ondertekend pv met daarin een verklaring – vaak op basis van eigen waarneming – van een toezichthouder en/of BOA, een (korte) verklaring van de verdachte waarbij aan het cautievereiste lijkt te zijn voldaan of een uitnodiging voor verhoor, rappor-ten van geluidsmeting e.d.).

In 4 dossiers ontbreken echter de beslissing van de directeur en de daarbij horende advie-zen. Derhalve kon niet worden geconcludeerd of ook de schuldvaststelling op juiste wijze heeft plaatsgevonden.

4.3 Tussenconclusie

Voor de dossierstudie zijn 200 politiedossiers onderzocht waarin in 2014 een politiestrafbe-schikking is opgelegd. Daarnaast zijn 67 dossiers bestudeerd waarin in 2014 een bestuurlijke strafbeschikking is opgelegd door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV) en de Dienst centraal milieubeheer Rijnmond (DCMR Milieudienst Rijnmond).

277

Indien na het instellen van verzet door de verdachte het (aanvullend pv en de overige bewijsmiddelen niet door het DCMR zijn aangeleverd wordt de zaak door de CVOM (of door bij het CJIB gestationeerde mede-werkers van de CVOM) geseponeerd.

Een eerste bevinding van dit dossieronderzoek is de grote mate van zorgvuldigheid die wordt betracht voordat een politiestrafbeschikking of een bestuurlijke strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Die zorgvuldigheid bij de politiestrafbeschikking wordt vooral gereali-seerd door middel van geautomatigereali-seerde werkprocessen. Het systeem dat deze werkpro-cessen regelt, is dermate geautomatiseerd dat het onvolledige of onjuist opgestelde straf-beschikkingen niet accepteert. Ook in 2014 was deels al sprake van een dergelijk geautoma-tiseerd systeem, genaamd MEOS. In regio’s waarin destijds het geautomageautoma-tiseerde systeem nog niet (volledig) was ingevoerd, werd gewerkt met een Team Buitengerechtelijke Afdoe-ning (TBA) dat de bekeuring controleerde op onregelmatigheden voordat een strafbeschik-king ter executie werd overgedragen aan het CJIB.

Een tweede bevinding van dit dossieronderzoek is dat bestuurlijke strafbeschikkingen be-treffende milieufeiten door de directeur van de ODNV en de DCMR Milieudienst Rijnmond slechts worden opgelegd nadat een verbalisant een combi-bon heeft uitgeschreven en twee andere functionarissen hebben geadviseerd over de wenselijkheid van het opleggen van een strafbeschikking op te leggen. Dat advies gaat over twee kwesties: de juridische grondslag (is er voldoende bewijs; kan de schuld worden vastgesteld) en de beleidsmatige wenselijk-heid (past de strafbeschikking binnen de beleidsafspraken) om een strafbeschikking op te leggen.

Een derde en laatste bevinding van dit dossieronderzoek is dat, hoewel het om kleine aan-tallen gaat, ook uit dit dossieronderzoek blijkt dat de meeste politiestrafbeschikkingen (68%) zonder problemen worden geëxecuteerd. Desondanks blijkt uit het dossieronderzoek, net als uit de kwantitatieve analyse van de registratiegegevens dat het loont om verzet aan te tekenen tegen een politiestrafbeschikking. Van de 14 zaken waarin verzet is ingesteld, zijn er zeven alsnog geseponeerd en heeft de rechter in één zaak de verdachte vrijgesproken. Ook niet betalen lijkt te lonen. Van de 51 zaken waarbij de executie is mislukt, zijn 12 zaken als-nog geseponeerd, heeft de rechter in zeven zaken een veroordelend vonnis gewezen en in een zaak vrijgesproken. De overige zaken (allemaal uit 2014) wachten nog op een juridisch vervolg. Opvallend is nog wel dat in 26 zaken (52%) gijzeling is gevorderd. In geen van deze zaken is gijzeling echter daadwerkelijk toegepast.

Het aantal dossiers dat met betrekking tot de bestuurlijke strafbeschikking is bestudeerd, is te gering om harde conclusies te kunnen trekken. Maar dit dossieronderzoek laat wel een hoog percentage verzetszaken bij bestuurlijke strafbeschikkingen zien (78% van strafbe-schikkingen opgelegd door ODNV en 31% van strafbestrafbe-schikkingen opgelegd door DCMR Mili-eudienst Rijnmond). Dit ondersteunt de conclusie die werd getrokken uit de analyse van de registratiegegevens die werden aangeleverd door het Openbaar Ministerie en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (zie paragraaf 3.2.5).

In document 34343 Evaluatie Wet OM-afdoening (pagina 115-119)