• No results found

2.3 Mensenrechtelijke analyse

2.3.2 De doodstraf versus artikel 6 BUPO

Artikel 6 BUPO, waarin het recht op leven verankert ligt, erkent de doodstraf als een toegestane beperking op dat recht. Daarnaast beschrijft het ook met welke beperkingen landen rekening moeten houden bij het gebruik van de doodstraf.

Vooreerst voorziet het tweede lid van het artikel dat de doodstraf enkel kan opgelegd worden voor ernstige misdrijven. Het begrip ernstige misdrijven moet restrictief geïnterpreteerd worden opdat de doodstraf een uitzonderlijke maatregel blijft147. De Algemene Vergadering verklaarde ter verduidelijking onder meer dat het niet verder dan opzettelijke misdrijven met dodelijke of andere uiterst ernstige gevolgen mag reiken148. Om een idee te geven, het Mensenrechtencomité heeft al meerdere malen kritiek geuit op staten die de doodstraf opleggen voor politieke misdrijven, samenzwering tussen ambtenaren en soldaten, onrechtmatige toe-eigening van staats- of publieke eigendom, verraad, spionage en de weigering om eerdere politieke activiteiten te onthullen149. Echter dient opgemerkt te worden dat de norm om de doodstraf te beperken tot de meest ernstige misdrijven in de praktijk goed wordt nageleefd. De meeste staten die vandaag nog executies uitvoeren, doen dat alleen voor moord, hoewel de doodstraf mogelijks nog voor andere misdrijven in hun wetgeving behouden.150

146 Y. HAECK, “Protocol 6 en 13: afschaffing van de doodstraf” in J. GERARDS e.a., Sdu Commentaar EVRM 2020-2021: deel II: Art. 19 t/m 57 EVRM, Protocol 1, 4, 6, 7, 12, 13 en 16, art. 39 Reglement EHRM, Den Haag, Sdu, 2020, 693-714.

147 W. A. SCHABAS, The abolition of the death penalty in International Law, 2nd ed., Cambridge,

Cambridge University Press, 1997, 105; R. HOOD en R. BADINTER, The death penalty: beyond abolition, Strasbourg, Council of Europe Publishing, 2004, 26.

148 W. A. SCHABAS, The abolition of the death penalty in International Law, 2nd ed., Cambridge,

Cambridge University Press, 1997, 104.

149 Ibid., 106.

150 R. HOOD en R. BADINTER, The death penalty: beyond abolition, Strasbourg, Council of Europe

37 Daarnaast voorziet het tweede lid van artikel 6 BUPO in enkele procedurele waarborgen bij het opleggen van de doodstraf door te verwijzen naar het BUPO- verdrag in zijn geheel. Volgens het Mensenrechten Comité zorgt die verwijzing ervoor dat de waarborgen uit artikel 14 BUPO ook hier van toepassing zijn. Het gaat onder meer over het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke rechtbank, het vermoeden van onschuld, de minimumwaarborgen voor verdediging en het recht op hoger beroep. Er dient echter opgemerkt te worden dat in doodstrafzaken deze waarborgen niet altijd volledig nageleefd worden, wat leidt tot willekeur bij het opleggen van de doodstraf.151

Vervolgens voorziet artikel 6, lid 4 BUPO het recht voor iedere ter dood veroordeelde om gratie of verzachting te vragen en de mogelijkheid om amnestie verleend te krijgen. Tot slot bepaalt artikel 6, lid 5 BUPO dat de doodstraf niet kan worden opgelegd aan personen jonger dan 18 jaar op het ogenblik van de feiten. Daarnaast mag de doodstraf niet worden uitgevoerd bij zwangere vrouwen.

In de praktijk zal artikel 6 BUPO voor Europa enkel relevant zijn ten aanzien van Wit- Rusland. Het is namelijk het enige land in Europa dat de doodstraf in de praktijk nog uitvoert (zie supra), en dus geen lid is van de Raad van Europa. Daarnaast is het, vanzelfsprekend, ook geen partij bij het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf zodat de verplichtingen daaruit niet van toepassing zijn. Als we naar de nationale wetgeving van Wit-Rusland kijken, lijkt het land zich op het eerste gezicht goed te houden aan de beperkingen op het gebruik van de doodstraf die vervat liggen in artikel 6 BUPO. Zo maakt de Grondwet melding dat de doodstraf een uitzonderlijke straf betreft, die enkel voor zeer ernstige misdrijven kan worden opgelegd152. In het Strafwetboek voorziet Wit-Rusland 14 misdrijven waarbij de doodstraf mogelijks kan worden opgelegd. In geen enkel van die gevallen wordt dit als 151 R. HOOD en R. BADINTER, The death penalty: beyond abolition, Strasbourg, Council of Europe

Publishing, 2004, 26; W. A. SCHABAS, The abolition of the death penalty in International Law, 2nd ed., Cambridge, Cambridge University Press, 1997, 108.

38 enige mogelijke straf voorzien153, waardoor de rechter niet verplicht is om deze straf op te leggen.

Om aan de procedurele waarborgen te voldoen stelt Wit-Rusland dat het recht op een eerlijk proces gegarandeerd wordt door de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de regeling van de procedure in het strafprocesrecht en de verplichting voor de beklaagde om zich te laten bijstaan door een raadsman154. Ook wordt de mogelijkheid om in beroep te gaan voor ter dood veroordeelden voorzien in de wetgeving155.

Ook het recht om gratie te vragen, zoals voorzien in artikel 6, lid 4 BUPO, wordt er verzekerd. Zo moet de rechter bij het uitspreken van het vonnis de veroordeelde wijzen op dit recht156, van zodra de beslissing dan uitvoerbaar is, kan de veroordeelde een gratieverzoek indienen157. Het verzoek dient toegekend te worden door de president158, indien dat het geval is, wordt de doodstraf omgezet in een levenslange gevangenisstraf159.160

Bij de beperkingen betreffende categorieën van personen ten aanzien van wie de doodstraf kan worden opgelegd, gaat Wit-Rusland nog een stapje verder dan wat voorzien wordt in artikel 6, 5 BUPO. Naast personen onder de 18 jaar op het ogenblik van de feiten, kan de doodstraf er niet worden opgelegd aan vrouwen, ongeacht zwanger of niet, en aan mannen boven de 65 jaar op het moment van de

153 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par 127.

154 Ibid., par 134.

155 Art. 408 Wetboek van Strafvordering van Wit-Rusland; VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 138-140.

156 Art. 365, lid 5 Wetboek van Strafvordering van Wit-Rusland. 157 Art. 174, lid 2, § 1 Wetboek van Strafuitvoering van Wit-Rusland. 158 Art. 84, lid 19 Grondwet van Wit-Rusland.

159 Art. 59, lid 3 Wetboek van Strafrecht van Wit-Rusland

160 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 141-144.

39 veroordeling161. Om willekeur te vermijden kan de doodstraf enkel worden opgelegd door een unanieme beslissing van alle rechters162.

Nu is het voorzien van de beperkingen uit artikel 6 BUPO in de nationale wetgeving nog maar de theorie, of dit ook allemaal in de praktijk strikt wordt nageleefd, is natuurlijk een andere vraag. Zo uitte het Mensenrechtencomité in het vijfde periodieke rapport van Wit-Rusland haar bezorgdheid over schendingen van de procedurele waarborgen en dan voornamelijk het ontbreken van een effectief beroepsmechanisme tegen doodsvonnissen uitgesproken door het Hooggerechtshof. Het Hooggerechtshof doet uitspraak over doodsvonnissen in eerste aanleg.163 Ondanks het feit dat Wit-Rusland melding maakt dat ter dood veroordeelden dezelfde mogelijkheden hebben om in beroep te gaan tegen hun straf als andere veroordeelden164, blijkt dit in de praktijk toch niet zo te zijn. Artikel 370, lid 5 van het Wetboek van Strafvordering van Wit-Rusland bepaalt namelijk dat uitspraken van het Hooggerechtshof niet vatbaar zijn voor beroep. De ‘beroepsmogelijkheid’ waar Wit-Rusland op doelt uit artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering van Wit-Rusland gaat namelijk over een soort van toezicht procedure die dus volgens het Mensenrechtencomité niet te vereenzelvigen valt met een effectieve beroepsmogelijkheid165.

In tegen stelling tot wat Wit-Rusland zelf lijkt te verklaren, mogen we ervan uitgaan dat er zich in de praktijk toch schendingen van artikel 6 BUPO voordoen met betrekking tot het opleggen van de doodstraf. Zowel het VN Mensenrechten Comité, als Amnesty International maakten hier in het verleden melding van166.

161 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par 126.

162 Art. 354, lid 4 Wetboek van Strafvordering van Wit-Rusland; VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting, procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 135.

163 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 27-28.

164 Ibid., par. 140.

165 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 136 en 139; HRC, Concluding observations on the fifth periodic report of Belarus, UN Doc. CCPR/C/BLR/CO/5, par. 27-28.

166 INTERNATIONAL, Wit-Rusland, www.amnesty.nl/landen/wit-rusland; VN-

MENSENRECHTENCOMITE, Concluding observations on the fifth periodic report of Belarus, UN Doc. CCPR/C/BLR/CO/5, par. 27-28.

40