• No results found

2.3 Mensenrechtelijke analyse

2.3.3 De doodstraf versus artikel 7 BUPO

In het kader van de doodstraf is naast het recht op leven, ook het recht om niet aan foltering of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing te worden onderworpen niet onbelangrijk. Het VN-Mensenrechtencomité geeft namelijk aan dat het verbod uit artikel 7 BUPO zich uitstrekt tot lijfstraffen, inclusief buitensporige bestraffingen die worden opgelegd als straf voor een misdrijf of als een educatieve of disciplinaire maatregel167.

Het Mensenrechtencomité merkt in zijn General Comment No. 20 op artikel 7 BUPO twee dingen inzake de doodstraf op waarmee rekening moet gehouden worden. Vooreerst stelt het dat een langdurige eenzame opsluiting van een gedetineerde kan neerkomen op handelingen die verboden zijn onder artikel 7 BUPO. Daarnaast vereist het Comité, wanneer een staat die partij is de doodstraf nog toepast, deze moet worden uitgevoerd op een manier die zo min mogelijk lichamelijk en geestelijk lijden veroorzaakt.168 Het Mensenrechtencomité haalt hiermee dus het death row

phenomenon en de gebruikte methoden voor de executie aan.

Zoals reeds eerder aangehaald verwijst het death row phenomenon naar het langdurig wachten, tussen de veroordeling en executie, onder de harde omstandigheden in de dodencel waarbij de ter dood veroordeelde wordt blootgesteld aan extreme gevoelens van angst.169

De stelling dat een langdurige eenzame opsluiting van een gedetineerde kan neerkomen op een schending van artikel 7 BUPO werd door het Mensenrechtencomité ook bevestigd in de rechtspraak170. Uit deze rechtspraak volgt dat het Comité het death

row phenomenon op zich niet in strijd met acht artikel 7 BUPO, maar stelt wel dat

167 VN-MENSENRECHTENCOMITE, General Comment No. 20. Article 7 (Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), UN Doc. HRI/GEN/1/Rev.9, par. 5. 168 Ibid., par. 6.

169 P. HUDSON, “Does the Death Row Phenomenon Violate a Prisoner’s Rights Under

International Law”, EJIL, 2000, (833) 836.

170 VN-Mensenrechtencomité 7 april 1989, No. 210/1986 and 225/1987, Pratt en Morgan t.

Jamaica, UN Doc. A/44/40 at 222, par. 13.6; VN-Mensenrechtencomité 30 juli 1993, No. 470/1991, Kindler t. Canada, UN. Doc. CPR/C/48/D/470/1991, par. 15.3; VN-Mensenrechtencomité 22 maart 1996, No. 588/1994, Errol Johnson t. Jamaica, UN. Doc. CCPR/C/56/D/588/1994, par. 8.5.

41 wanneer er persoonlijke en specifieke omstandigheden voor handen zijn die voldoende overtuigd zijn een schending wel mogelijk is.

Het Comité acht het death row phenomenon op zich niet strijdig omdat dit anders zou impliceren dat state die de doodstraf wel nog uitvoeren, zo snel mogelijk moeten overgaan tot executie om aan hun plichten onder artikel 7 BUPO te voldoen aangezien dit dan de enige manier is om het death row phenomenon bij veroordeelden te vermijden. Dergelijke interpretatie zou echter ingaan tegen de visie van Mensenrechtencomité dat ijvert voor een verdere afschaffing van de doodstraf wereldwijd.171

Vervolgens stelt het Mensenrechtencomité dat in geval van de doodstraf, executies zo weinig mogelijk lichamelijk en geestelijk lijden mogen veroorzaken172. Uit onderzoek van Amnesty International blijkt dat er momenteel nog een vijftal executiemethoden in de praktijk in gebruik zijn. Het gaat om onthoofding, elektrocutie, ophanging, dodelijke injectie en vuurpeloton.173 In Europa, met name in Wit-Rusland wordt enkel de methode van het vuurpeloton nog gebruikt. Over deze methode wordt gesteld dat indien in perfecte omstandigheden wordt uitgevoerd meteen de dood tot gevolg heeft. Maar zoals bij alles bestaat de kans op een mislukking waardoor de persoon in kwestie zal doodbloeden.174

Als laatste dient hierbij nog opgemerkt te worden dat ondanks dat er in artikel 7 BUPO niets vermeld wordt over uitlevering en uitwijzing, het Mensenrechtencomité wel het non-refoulement principe in deze heeft erkend175. Het is verdragspartijen dus verboden om personen bloot te stellen aan het risico op foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing door middel van hun uitlevering, uitzetting of 171 W. SCHABAS, The abolition of the death penalty in International Law, 3rd ed., Cambridge,

Cambridge University Press, 2002, 141.

172 VN-MENSENRECHTENCOMITE, General Comment No. 20. Article 7 (Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), UN Doc. HRI/GEN/1/Rev.9, par. 6. 173 AMNESTY INTERNATIONAL, Amnesty International global report death sentences and

executions 2019, Londen, 10, www.amnesty.org/download/Documents/ACT5018472020ENGLISH.PDF.

174 W. SCHABAS, The death Penalty as Cruel Treatment and Torture: Capital Punishment

challenged in the world’ s courts, Boston (Mass.), Northeastern University Press, 1996, 177-178.

175 VN-MENSENRECHTENCOMITE, General Comment No. 20. Article 7 (Prohibition of torture, or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment), UN Doc. HRI/GEN/1/Rev.9, par. 9.

42 terugzending. Deze visie wordt kracht bijgezet door artikel 3, lid 1 van het Antifolterverdrag dat bepaalt dat: “Geen enkele Staat die partij is bij dit Verdrag mag

een persoon uitzetten of terugzenden (“refouler”) naar of uitleveren aan een andere staat wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat hij daar gevaar zou lopen te worden onderworpen aan foltering.”

In de praktijk zal artikel 7 BUPO voornamelijk relevant zijn ten aanzien van Wit- Rusland, daar het enige Europese land is dat de doodstraf nog uitvoert en niet gebonden is door de mensenrechteninstrumenten van de Raad van Europa. Daarnaast kan het eventueel ook relevant zijn voor Kazachstan in de context van uitleveringszaken, aangezien dat land geen lid is bij de Raad van Europa, maar wel partij is bij het BUPO-verdrag.

Met betrekking tot Wit-Rusland heeft het Mensenrechtencomité reeds haar bezorgdheid geuit over schendingen van artikel 7 BUPO in de context van de doodstraf. Het er namelijk een vaste praktijk om zowel veroordeelden als hun families niet op de hoogte te brengen wanneer de executie zal plaatsvinden. Hierdoor leven beide partijen in constante angst. In het geval van de familie komt daar dan nog eens bij dat het lichaam niet wordt vrijgegeven noch wordt de begraafplaats aan hen bekendgemaakt.176 Het VN-Mensenrechtencomité is dan ook van oordeel dat de geheimhouding rond de doodstraf in Wit-Rusland neerkomt op een onmenselijke behandeling en dus een schending inhoudt van artikel BUPO.177 Het Comité vraagt dan ook om in afwachting van de afschaffing van de doodstraf deze praktijk, voorzien in artikel 175 (5) van het Wetboek van Strafuitvoering van Wit-Rusland, in

176 Art. 175 (5) Wetboek van Strafuitvoering van Wit-Rusland, UN Doc. CCPR/C/BLR/5; AMNESTY

INTERNATIONAL, De doodstraf in Wit-Rusland – dodelijke onzekerheid, 2017, www.amnesty.nl/actueel/de-doodstraf-in-wit-rusland-dodelijke-onzekerheid; PACE, Abolition of the death penalty in Council of Europe member and observer states, Belarus and countries whose parliaments have co-operation status – situation report, 2019, UN Doc. AS/Jur (2019) 50, par. 37. 177 AMNESTY INTERNATIONAL, Belarus: Three sudden executions point to shameful purge of death row, 2016, www.amnesty.org/en/latest/news/2016/11/belarus-three-executions-feared-in- as-many-weeks-amid-sudden-and-shameful-purge-of-death-row/; VN- MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 27.

43 overeenstemming te brengen met de staat haar verplichtingen onder artikel 7 BUPO178.

2.4 Conclusie

De doodstraf is een straf die van oudsher wordt toegepast. Reeds in de 18de eeuw gingen er, onder invloed van Beccaria, stemmen op om op humanere wijze te straffen. Toch bleef het wachten tot na de Tweede Wereldoorlog op een echte ommekeer in de gedachtegang over dergelijke straf. Vanaf toen kwamen mensenrechten steeds meer op de voorgrond te staan.

De komst en verdere ontwikkeling van universele en regionale mensenrechteninstrumenten, maar ook de daaropvolgende evolutie in de rechtspraak van zowel het Europees Hof van De Rechten van de Mens als het VN- Mensenrechtencomité zorgt ervoor dat de druk op en de bescherming tegen de doodstraf steeds groter wordt.

Aanvankelijk werd de doodstraf in het EVRM als een legale straf beschouwd. De komst van Protocol Nr. 6 zorgde ervoor dat dit niet langer zo was in vredestijd en met Protocol Nr. 13 werd afbreuk gedaan aan deze visie onder alle omstandigheden

Ook de rechtspraak van het EHRM leverde zijn bijdrage daar het gezorgd heeft voor een evolutie in de interpretatie van artikel 2 EVRM en artikel 3 EVRM. Aanvankelijk werd de doodstraf als een uitdrukkelijke uitzondering op het recht op leven beschouwd in artikel 2, 1 EVRM. Gaandeweg is deze visie steeds meer verlaten en kan gesteld worden dat momenteel deze uitzondering minstens in vredestijd niet meer geld. Te verwachten valt dat deze visie nog verder zal evolueren naar een volledige amendering van de uitzondering waardoor de doodstraf niet langer als een uitzondering op het recht op leven kan worden beschouwd. Daarnaast is de visie dat de doodstraf geen onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing uitmaakt in de zin van artikel 3 EVRM geëvolueerd tot een waarbij de omstandigheden waarin de straf wordt uitgevoerd wel een schending kan uitmaken van artikel 3 EVRM. 178 VN-MENSENRECHTENCOMITE, Fifth periodic report submitted by Belarus under article 40 of the Convenant pursuant to the optional reporting procedure, due in 2016, UN Doc. CCPR/C/BLR/5, par. 28.

44 Protocol Nr. 6 en Protocol Nr. 13 in combinatie met de evolutie in de Europese rechtspraak zorgen er ook voor dat in geval van uitleveringszaken steeds rekening gehouden moet worden met een eventueel risico op de doodstraf. Hierdoor zorgt Europa er dus impliciet voor dat de doodstraf in derde landen ook steeds minder uitwerking kan krijgen.

Qua universele mensenrechteninstrumenten zijn vooral artikel 6 BUPO en artikel 7 BUPO voor Europa van belang, en wel in het bijzonder voor Wit-Rusland waar de doodstraf vandaag de dag nog steeds wordt toegepast. Artikel 6 BUPO dat de doodstraf als uitzondering op het recht op leven bevat, voorziet namelijk enkele beperkingen bij het gebruik van de doodstraf. Daarnaast ontwikkelde het VN- Mensenrechtencomité ook rechtspraak waardoor omstandigheden tijdens het wachten in de dodencel op de executie een schending kunnen uitmaken van artikel 7 BUPO dat het verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling bevat.

In de praktijk wordt er een wereldwijde trend richting steeds minder toepassing van de doodstraf vastgesteld. Europa blijkt daarbij een goede leerling in de abolitionistische klas, slechts 1 leerling voert nog de doodstraf uit, namelijk Wit-Rusland. Zoals blijkt, neemt Wit-Rusland het daarbij niet al te nauw met de bepalingen uit mensenrechteninstrumenten waaraan het is onderworpen. Toch zijn er momenteel enkele initiatieven lopende, waardoor men de hoop op beterschap niet mag verliezen. Zo keurde het Comité van Ministers van de Raad van Europa het actieplan 2019-2021 goed. Dit is een strategisch programma dat verschillende benaderingen biedt om de wetgevingen, instellingen en praktijken van Wit-Rusland in overeenstemming te brengen met de Europese normen. In dit actieplan zijn de Raad van Europa en de autoriteiten van Wit-Rusland overeengekomen om gezamenlijk de dialoog over de doodstraf te bevorderen door middel van samenwerkingsprogramma's. Daarnaast werd reeds in 2017 in het Wit-Russische parlement een werkgroep opgericht die samenwerkt met internationale deskundigen rond het afschaffen van de doodstraf.179 179 PACE, Abolition of the death penalty in Council of Europe member and observer states, Belarus and countries whose parliaments have co-operation status – situation report, 2019, UN. Doc. AS/Jur (2019) 50, par. 38.

45 Toch blijft het wachten op concrete stappen om het opleggen en uitvoeren van doodvonnissen te bannen. Gezien de politieke onrust die momenteel, naar aanleiding van de presidentsverkiezingen, in het land heerst lijkt het weinig waarschijnlijk dat we hier snel verandering mogen verwachten daar.

Ondanks het feit dat Europa zo goed als doodstraf vrij is, blijft er wel werk aan de winkel. Zo nu en dan wakkert het debat over de herinvoering van de doodstraf nog eens aan wanneer zich ernstige feiten voordoen, zoals na de aanslagen in 2015 in Frankrijk. Het zij hierbij wel opgemerkt dat een herinvoering onverenigbaar is met een lidmaatschap bij de Raad van Europa. Het blijft dus nodig dat de Raad van Europa en het VN-Mensenrechtencomité hun sleutelrol blijven vervullen opdat landen gemotiveerd blijven om samen de doodstraf wereldwijd aan banden te leggen en zo mensenrechtenschendingen tegen te gaan.

46