• No results found

6. Leren leven met

6.4 DLV-adviseur 1 Inleiding

Het interview met deze instantie ging in op de rol van de jaarrekening bij het financieel deskundige advies dat door hen aan agrariërs wordt verstrekt. Belangrijk hierbij is hun mening ten aanzien van de huidige en de nieuwe situatie, waarbij de uitkomsten van de eerste twee interviews een enigszins sturende rol speelden. Wegens tijdsdruk is vooral ingegaan op het onderscheid tussen de oude en nieuwe situatie en is een gedetailleerde behandeling achterwege gebleven. Nadat in paragraaf 6.4.2 een aantal algemene opmerkingen zijn gemaakt ten aanzien van de vragen die tijdens het interview centraal stonden, zal in paragraaf 6.4.3 de oude situatie en in paragraaf 6.4.4 de nieuwe situatie belicht worden. Paragraaf 6.4.5 bevat een samenvatting en conclusies.

6.4.2 Algemeen

De positie van de DLV is enigszins concurrerend met de accountant, maar het DLV biedt een meerwaarde voor wat betreft de technische kennis van de agrarische sector. Ten opzichte van de bank onderscheidt het DLV zich op het gebied van de onderbouwing van de economische begroting.

Ook door de DLV wordt nagenoeg alleen gebruikgemaakt van de fiscale jaarrekening, vooral vanwege het feit dat een bedrijfseconomische jaarrekening eigenlijk niet voorhanden is. Voor de DLV zijn de volgende grootheden van belang:

- liquiditeit; - rentabiliteit; - vermogenspositie.

De liquiditeit kan direct uit de fiscale jaarrekening worden gehaald; de rentabiliteit wordt berekend door de opbrengsten te verminderen met de toegerekende kosten. Voor de vermogenspositie is de actuele waarde weer wel van belang.

De biologische transformatie vormt naar de mening van de adviseur bij het rundvee geen probleem omdat er meestal in meer of mindere mate sprake is van een ideaalcomplex. Bij de fruitopstanden kan deze biologische transformatie echter wel tot waarderings- en verwerkingsproblemen leiden.

Vanuit de theoretische achtergrond van de adviseur stelt hij twee verschillende jaarrekeningen wel op prijs, maar een agrariër doet dat niet; voor de agrariër is het in zijn ogen zelfs storend en minder begrijpelijk om twee verschillende jaarrekeningen te ontvangen.

Naar de mening van de adviseur kan er beter één (foute) jaarrekening zijn die goed uitgelegd wordt dan twee verschillende jaarrekeningen. De rentabiliteit en de liquiditeit vallen toch wel uit de fiscale jaarrekening af te leiden.

6.4.3 Oude situatie

Naar de mening van de adviseur geeft de fiscale jaarrekening geen 'getrouw beeld'. Maar de agrariër is gespitst op de continuïteit en weinig gericht op de vermogenstoename. In de agrarische sector heeft men leren leven met het fiscale verslag en voor de berekening van de rentabiliteit en liquiditeit is de fiscale jaarrekening voldoende. Indien er inzicht in de vermogenspositie van de onderneming gewenst is, wordt de fiscale jaarrekening omgezet naar een bedrijfseconomische jaarrekening. Dit gebeurt dan op basis van de gegeve ns zoals deze ook bij het LEI aanwezig zijn 1

en voor de overige noodzakelijke gegevens wordt dit 'naar eer en geweten' omgerekend.

6.4.4 Nieuwe situatie

De waarderings- en verwerkingswijze volgens de nieuwe situatie is wel begrijpelijk, maar het zal moeilijk zijn om een markt voor biologische activa te vinden.

De DLV-adviseur valt met name over de verschillende waarderingsgrondslagen die in één jaarrekening worden gehanteerd. Dit botst naar zijn mening met de kenmerken begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid.

Waardering

Voor de waardering van het rundvee kan naar de mening van de adviseur wel aangesloten worden bij de waarde van het gebruiksvee. De prijzen die gerealiseerd worden op de fokveeveilingen 2

zijn weer aan de hoge kant voor de waardering van he t gemiddelde rundvee. Volgens hem is het ook een goede optie om een panel van deskundigen de normen voor het rundvee te laten bepalen. Met betrekking tot bepaalde gegevens in de agrarische sector wordt nu al van deze optie gebruikgemaakt. Deze normen kunne n dan eventueel nog afhankelijk worden gemaakt van de gemiddelde melkproductie per koe, zodat een melkkoe die meer dan gemiddeld melk produceert ook een hogere waarde toegekend krijgt.

Voor de fruitteelt zal aansluiting gezocht moeten worden bij de kwaliteit van het fruit. Van belang bij de waardering van de biologische activa is ook dat er bedrijfsspecifiek gewaardeerd wordt.

Als er volgens de nieuwe methode gewaardeerd wordt, is de meest aantrekkelijke optie dat de biologische activa tegen individuele waarde gewaardeerd kunnen worden, omdat zo het beste de werkelijke waarde benaderd wordt. Indien waardering tegen fair value wordt toegepast dient de waardering een zo reëel mogelijk beeld van de werkelijkheid te geven. Als uitzondering op de waardering op basis van de individuele gegevens dienen bij immateriële vaste activa en agrarische gronden centrale normen juist een belangrijke rol te spelen.

1

Kwantitatieve informatie (KWIN).

2

Naar de mening van de adviseur is de NCW-methode niet geschikt voor de bepaling van de waardering van activa, omdat deze berekening niet overeenkomt met de marktwaarde van een bepaald actief. Hij pleit in plaats van deze methode voor het hanteren van directe verkoopprijzen. Het probleem is echter dat deze directe verkoopprijzen of niet voorhanden zijn of dat deze bij eerdere stappen van het waarderingsproces zijn aangemerkt als een onjuiste weergave van de fair value van de biologische activa.

Verwerking

Indien er in de winst- en verliesrekening opbrengsten worden verwerkt die geen ontvangsten zijn moeten deze bedragen de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Tevens moet een duidelijke splitsing worden aangebracht tussen wel en niet- gerealiseerde opbrengsten. Deze splitsing is met name voor de verandering van de vermogenspositie van belang.

De tijdigheid van publicatie van de jaarrekening vormt voor hem geen probleem. Aan iedere jaarrekening is een datum gekoppeld en indien deze wordt meegenomen bij de beoordeling van de jaarrekening, hoeft dit niet tot problemen te leiden.

Voor wat betreft de verhouding tussen nut en kosten geeft de adviseur aan dat extra kosten niet aanvaardbaar zullen zijn voor de klanten van DLV. Wel zou het goed zijn om in het fiscale verslag extra kengetallen op te nemen of bepaalde posten wat verder uit te splitsen. Het 'boervriendelijker' maken van de fiscale jaarrekening zal de bruikbaarheid (begrijpelijkheid, relevantie en vergelijkbaarheid) van deze jaarrekening zeker verhogen.

De splitsing tussen prijs component en fysieke component is wel nuttig, maar is niet noodzakelijk.

6.4.5 Samenvatting

De DLV-adviseur heeft leren leven met de fiscale jaarrekening, ondanks dat deze geen 'getrouw beeld' geeft. De grootheden liquiditeit en rentabiliteit, die voor hem voor zijn advisering van belang zijn, kunnen naar zijn mening uit de fiscale jaarrekening worden afgeleid. Indien de vermogenspositie van de onderneming van belang is, wordt een omrekening vanuit de fiscale jaarrekening naar de werkelijke waarde gemaakt.

Hoewel de waarderingsmethodiek in de nieuwe situatie begrijpelijk is, zal het moeilijk zijn een goede markt te vinden. Voornaamste bezwaar van de DLV-adviseur heeft betrekking op de verschillende waarderingsgrondslagen die in één jaarrekening worden toegepast.

Een goed alternatief voor de waardering van rundvee zou zijn om bepaalde normen voor deze waardering toe te passen en deze door een panel van deskundigen te laten opstellen. Deze normen kunnen eventueel nog afhankelijk gemaakt worden van de gemiddelde melkproductie per melkkoe.

Voor de waardering van de fruitopstanden zo u aansluiting gezocht moeten worden bij het kwaliteit fruit dat met de fruitopstanden wordt gerealiseerd. Voor de waardering van immateriële vaste activa en agrarische gronden kunnen centrale normen gehanteerd worden.

Van belang bij een waardering die de werkelijke waarde weer wil geven is dat deze in hoge mate bedrijfsspecifiek (per individueel bedrijf) wordt berekend. Naar de mening

van de adviseur wordt de 'netto constante waarde'- methode ten onrechte gebruikt om de waardering van een actief te berekene n.

Als er in de winst- en verliesrekening opbrengsten worden verwerkt die nog niet tot ontvangsten hebben geleid, dienen deze de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen.

Bij de verhouding tussen nut en kosten komt naar voren dat een agrariër een extra jaarrekening niet op prijs zal stellen. De adviseur is dan ook van mening dat er beter één (foute, fiscale) jaarrekening kan worden opgesteld die goed wordt uitgelegd, dan twee verschillende jaarrekeningen. Wel pleit hij er voor om de fiscale jaarrekening 'boervriendelijker' te maken.

De splitsing van de verandering van de fair value in een prijs component en fysieke component is wel nuttig, maar niet noodzakelijk.

6.5 Fruitteler