• No results found

5. Conclusie en Discussie

5.3 Discussie

Type onderzoek

In dit onderzoek is een case study gedaan, dit heeft voor- en nadelen. Door je op één case te focussen, kan er dieper op de data in worden gegaan maar de resultaten zijn niet generaliseerbaar voor de relatie tussen andere front- en backchannels. Omdat er nog geen onderzoek is gedaan op dit gebied was een verkennend onderzoek noodzakelijk; een case study was daarom in dit geval de juiste onderzoekvorm, omdat op deze manier het onderzoeksgebied diepgaand en breed is afgetast.

Ik heb een kwalitatief onderzoek uitgevoerd waardoor mijn eigen interpretatie een erg grote rol heeft gespeeld. Hierdoor is het mogelijk dat de betrouwbaarheid in het geding komt, door een heldere en strikte operationalisatie van het onderzoek is er echter gestreefd naar zo betrouwbaar mogelijke resultaten.

Ook al is het onderzoek kwalitatief van aard, soms vertoont het toch kwantitatieve kenmerken doordat de resultaten telbaar zijn gemaakt. In sommige gevallen was dit echter lastig doordat er bijvoorbeeld meerdere taalhandelingen zijn gebruikt in de tweets en de verhoudingen tussen de tweets, de topics en de taalhandelingen dan niet meer gelijk zijn. Dit kan een vertekend beeld opleveren en maakt dat de resultaten niet op elke manier vergelijkbaar zijn met elkaar. Bij het analyseren van de resultaten is hier rekening mee gehouden door de verhoudingen van de topics, taalhandelingen en tweets niet met elkaar te vergelijken.

78

Doordat er maar één debat is geanalyseerd, maar de resultaten wel telbaar zijn gemaakt, is het soms niet mogelijk om aan bepaalde resultaten conclusies te verbinden. Het gaat soms om zulke lage getallen, dat de resultaten niet veel zeggen. Er zijn bijvoorbeeld maar 4 tweets over de openingsfase verstuurd en hierin komen 2 ironische opmerkingen voor. Naar verhouding zijn hier veel ironische opmerkingen gebruikt, maar aan dit soort resultaten kan niet veel gewicht worden gehangen.

Doordat dit een verkennend onderzoek betreft, zijn er niet veel eerdere onderzoeksresultaten waarmee we de resultaten kunnen vergelijken. Hierdoor was het niet mogelijk om door middel van andere resultaten betekenis aan de uitkomsten van dit onderzoek te geven. Uit dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat er veel persuasieve en informatieve taalhandelingen zijn gebruikt in de tweets, maar misschien gebruiken wij in onze communicatie via Twitter of over debatten sowieso meer persuasieve en informatieve taalhandelingen. Daarnaast zijn er ook erg veel citaattopics verstuurd, maar het is niet goed duidelijk wat dit betekent, want misschien komt dit wel door de opzet van het debat of komt dit type topiccategorie sowieso veel voor op Twitter.

Invloed debat

Om de resultaten beter op waarde te kunnen schatten, zou het erg waardevol zijn om meerdere type debatten te analyseren. De vorm van het debat kan erg bepalend zijn voor de manier waarop er wordt getwitterd en elke debat bestaat uit verschillende debatfasen. Er was bijvoorbeeld een structuurfase waarbij het publiek in de zaal kon overleggen en er geen discussie op het podium plaatsvond. Over deze debatfase is dan ook nauwelijks getwitterd. Deze debatfase is niet kenmerkend voor het debat, maar heeft wel veel invloed op de resultaten van het onderzoek. Daarnaast werd in de argumentatiefase in verhouding er weinig getwitterd, dit zou bijvoorbeeld kunnen komen doordat de twitteraars de uitspraken in deze debatfase niet heel interessant vonden.

Daarnaast gaf de moderator in dit debat de beurt vrij snel door van spreker naar spreker, waardoor er niet lang over hetzelfde punt gediscussieerd werd. Wanneer dit wel het geval zou zijn, zou het kunnen dat er op Twitter ook meer wordt ingehaakt op bepaalde onderdelen van deze discussie.

Het onderwerp van dit debat was vrij lastig, waardoor de twitteraars over veel achtergrondkennis moesten bezitten om het debat helemaal te kunnen volgen. Wanneer het debat een eenvoudiger onderwerp heeft, zou het kunnen zijn dat er bijvoorbeeld meer inhoudelijke reacties zijn omdat mensen het onderwerp beter begrijpen.

Rol twitteraars

Wanneer er op meer data wordt getoetst, wordt de invloed van bepaalde twitteraars ook minder. In de resultaten is te zien dat veel dezelfde mensen dezelfde type tweets verstuurden. @ebsje verstuurden bijvoorbeeld veel tweets met ironische opmerkingen. Daarnaast is er een klein groepje dat de meeste tweets verstuurd. Zij hebben een bepaalde invloed op de manier waarop er wordt getwitterd over het debat, dit zou bij een ander debat heel anders kunnen zijn waardoor er ook andere type tweets worden verstuurd. Suggesties voor vervolgonderzoek

Om meer te kunnen zeggen over de manier waarop tweets bijdragen aan een live debat, kan er in vervolg onderzoek worden gefocust op alleen de inhoudelijke debatfasen, de informatieve topics en citaattopics en op de persuasieve en informatieve taalhandelingen.

79

Op die manier ontstaat er een beperkter beeld, maar kan er wel meer ingezoomd worden op de delen uit de front- en backchannel die kunnen overtuigen en informeren.

Daarnaast is het waardevol om te onderzoeken welke backchannel een debat het meest ondersteunt. Door verschillende kanalen (Facebook, Twitter, websites, fora, Whatsapp) als backchannel in te zetten bij hetzelfde debat, kan het verschil tussen deze kanalen in kaart worden gebracht. Op die manier kan er worden bepaald welk type backchannel het beste kan worden ingezet bij een live debat.

Uit deze resultaten blijkt dat de hashtag een grote rol heeft in een tweet, want een hashtag kan het verschil maken tussen een informatieve en persuasieve taalhandeling. In vervolgonderzoek kan de invloed van de hashtag in tweets worden onderzocht.

Daarnaast blijkt uit de tweets dat de ironische opmerking ook een overtuigende werking kan hebben. De ironische opmerking is later door Pander Maat aan de taalhandelingen van Austin en Searle toegevoegd. Om te bepalen of de ironische opmerkingen in andere situaties ook overtuigend werkt, kan hier vervolgonderzoek naar worden gedaan.

Dit zijn slechts enkele suggesties voor vervolgonderzoek. Om de backchannel te blijven ontwikkelen is het van groot belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen een back- en frontchannel.

80

Literatuur

Aggelen, L. van (2010). Twitteren: De hond uitlaten kan ook. Antwerpen: White Elephant Publishing.

Austin, J. L. (1962). How to Do Things With Words. Cambridge, MA: Harvard University Press. Baron, N.S. (1984). Computer Mediated Communication as a force in language change. Visible language 18(2) 118-141.

Bax, M. (2014). Pragmatiek. via: http://www.rug.nl/ocasys/vak/show?code=LNB001P05, verkregen op: 1 mei 2014.

Baxter, L.A. & Babbie, E. (2004). The basics of communication research. Belmont, CA: Wadsworth/Thomson Learning.

Bennett, S. (2012). Just How Big is Twitter in 2012? Mediabistro. Via: http://www.mediabistro.com/alltwitter/twitter-statistics-2012_b18914 verkregen op 30 mei 2014.

Boyd, D. & Golder, S. & Lotan, G. (2010). Tweet, tweet, retweet: Conversational aspects of

retweeting on twitter. System Sciences (HICSS) 2010.

Broadcast Engineering, (2012). TV-driven social media interaction popular among U.S.

viewers. Via:

http://broadcastinginCering.com/news/tv_socialmedia_interaction_popular_04252012/ verkregen op: 30 mei 2014.

Bruns, A. & Liang, Y.E. (2012). Tools and methods for capturing Twitter data during natural disasters, First Monday 2012.

Bruns, A. & Burgess, J.E. & Crawford, K. & Shaw, F. (2012). # qldfloods and@ QPSMedia:

Crisis communication on Twitter in the 2011 south east Queensland floods, ARC Centre of

Excellence for Creative Industries and Innovation, Queensland University of Technology, Brisbane QLD Australia.

Costolo, D. (2014). About Twitter, via: about.twitter.com/company. verkregen op: 3 maart 2014

Daft, Richard L. and Robert H. Lengel (1984). Information richness: A new approach to

managerial behavior and organization design. In B.M. Staw and Cummings, L. L, Research in Organizational Behavior, volume 6, 191-233. Greenwich, CT: JAI Press.

De Groot, K. (2011), Politieke Twitter discourse: een tekstanalytisch onderzoek naar het gebruik van Twitter door Nederlandse politici. Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.

Dresner, E. & Herring, S.C. (2010). Functions of the non-verbal in CMC: Emoticons and illocutionary force. Communication Theory, 20, 249-268.

Driver, R. & Newton, P. & Osborne, J. (1998). Establishing the Norms of Scientific Argumentation in Classroom. Londen.

81

Eemeren, H. van, Grootendorst, R. & Snoeck Henkemans, F. (1996). Handboek

argumentatietheorie. Historische achtergronden en hedendaagse ontwikkelingen.

Groningen: Martinus Nijhoff.

Eemeren, F. van. & Snoeck, Henkemans, A. F. (2011). Argumentatie. inleiding in het

analyseren,beoordelen en houden van betogen. Noordhoff Uitgevers B.V.

Eemeren, F. van & Grootendorst. R. (1988). Rules for Argumentation in Dialogues. Universiteit van Amsterdam. Argumentation 2 4990510. Kluwer Academic Publishers.

Eemeren, F. van & Houtlosser, P. (2002). Een pragmatische benadering van de verdeling van

de bewijslast in gemengde geschillen. Tijdschrift voor Taalbeheersing. 26e jaargang nr 1,

44-54

Harrington, S. C. & Highfield, T. & Bruns, A. (2013). More than a backchannel: Twitter and

television, Queensland University, Australia, volume 10, Issue 1, May 2013.

Herring, S. C. (1999). Interactional coherence in CMC. Journal of Computer-Mediated Communication, volume 4 issue 4. Special issue on Persistent Conversation.

Herring, S.C. (2001). Computer-mediated discourse. In: D. Schiffrin, D. Tannen, and H. Hamilton (Eds.). The Handbook of Discourse Analysis. Oxford: Blackwell Publishers, 612-634. Herring, S. C. (2004), Computer-mediated discourse analysis: An approach to researching

online behavior. In S. A. Barab, R. Kling, & J. H. Gray (Eds.). Designing for virtual communities

in the service of learning. New York: Cambridge University Press, 338-376.

Honeycutt, C. & Herring, S.C. (2009). Beyond microblogging: Conversation and collaboration

via Twitter. Proceedings of the Forty-Second Hawai’I International Conference on Systems

Sciences (HICSS-42). Los Alamitos, CA: IEEE Press.

Via: http://ella.slis,indiana.edu/~herring/honeycutt.herring.2009.pdf. Verkregen op: 25 februari 2014, from

Houtkoop, H. & Koole, T. (2000). Taal in actie: hoe mensen communiceren met taal. Bussum: Uitgeverij Coutinho b.v.

Java, A., Finin, T., Song, X., & Tseng, B. (2007). Why We Twitter: Understanding

Microblogging Usage and Communities. Proceedings of the Joint 9th WEBKDD and 1st SNA-

KDD Workshop. Via: http://portal.acm.org/citation.cfm?id= 1348556. Verkregen op: 15 februari 2014.

Kaplan, A. M. & Haenlein, M. (2010). The early bird catches the news: Nine things you should

know about micro-blogging. ESCP Europe, Avenue de la Republique, F-75011 Paris, France.

Keenan, Andrew. Shiri, Ali. (2009). Sociability and social interactionon social networking

websites. Library Review
Vol. 58 No. 6, 2009
pp. 438-450. Emerald Group Publishing

Limited 0024-2535
DOI 10.1108/00242530910969794.

King, S. (1996). Researching Internet communities: Proposed ethical guidelines for the reporting of results. The Information Society, 12(2), 119-27.

82

Levy, S. (1984). Hackers: Heroes of the Computer Revolution. New York: Dell.

Lunsford, A. (2009). The SAGE Handbook of Rhetorical Studies. SAGA publications, Inc. Luxen, H. (2013). Twitter als campagnemiddel tjidens Amerikaanse presidentverkiezingen

2012. Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit

Groningen.

McNely, B. J. (2009). Backchannel Persistence and Collaborative Meaning-Making, Ball State University, Department of English.

Oulasvirta, A. & Lehtonen, E. & Kurvinen, E. & Raento, M. (2009). Making the ordinary visible

in microblogs. Personal and Ubiquitous Computing, April 2010, Volume 14, Issue 3, pp

237-249.

Pander Maat, H. (1994). Tekstanalyse: een pragmatische benadering. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers.

Renkema, J. (2004). Introduction to Discourse Studies. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company.

Rafaeli, S. & Sudweeks, F. (1994). Interactivity on the nets. NetWork and NetPlay: Virtual Groups on the Internet, AAAI/MIT Press.

Rescher, N. (1998) The Role of Rhetoric in Rational Argumentation. Department of Philosophy University of Pittsburgh Pittsburgh, PA
U.S.A. Argumentation 12: 315–323, 1998. Kluwer Academic Publishers.

Rheingold, H. (1993). The Virtual Community: Homesteading on the Electronic Frontier. Reading, MA: Addison-Wesley.

Searle, J. (1969). Speech Acts: An Essay in the Philosophy of Language. Cambridge, Cambridge University Press.

Searle, J. (1975). Indirect speech acts. In: P. Cole en J.L. Morgan (Eds.), Syntax and Semantics. Vol III: Speech Acts. New York: Academic Press, 59-82.

Searle, J. (1976). A classification of Illocutionary Acts. Language in Society, 5 (1), 1-23.

Sovinsky, S.J. (2009) Speech Act Theory and the Internet Culture: Computer-Mediated

Communication in the Era of Web 2.0. Senior Honors Thesis. Faculty of Arts, University of

Utah, Salt Lake City, UT.

Spitzberg, B.H. (2006). Preliminary development of a model and measure of computer- mediated communication (CMC) competence. Journal of Computer-Mediated Communication, 11 (2), article 12.

Toulmin, S.E. (1958), The Use of Argument, Cambridge University Press. Universiteit Twente. Via:

http://www.utwente.nl/cw/theorieenoverzicht/levels%20of%20theories/micro/argumentati on%20theory/. Verkregen op: 1 mei 2014

83

Walther, J. B. (1996). Computer-mediated communication: Impersonal, interpersonal, and hyperpersonal interaction. Communication Research, 23, 3-43.

Walther, J. B. & Gay, G. & Hancock J. T. (2005). Do Communication and Technology

Researchers Study the Internet? International Communication Association. Kennedy Hall,

Department of Communication, Ithaca, NY 14853.

Wagemans, J. H. M. (2009). Redelijkheid en overredingskracht van argumentatie : een historisch-filosofische studie over de combinatie van het dialectische en het retorische perspectief op argumentatie in de pragma-dialectische argumentatietheorie. Universiteit van Amsterdam.

Westman, S. & Freud, L. (2010). Information Interaction in 140 Characters or Less: Genres on

Twitter. IIiX 2010, August 18–21, 2010, New Brunswick, New Jersey, USA. Copyright 2010

ACM 978-1-4503-0247-0/10/08.

Zhao, D. & Rosson M.B. (2009). How and Why people Twitter: The Role that Micro-blogging

Plays in Informal Communication at Work. Proceedings of the ACM 2009 international

conference on Supporting group work. Via: www.personal. psu.edu/duz108/blogs/publications/group09%20-%20twitter%20study.pdf. Verkregen op: 25 februari 2014.

Zappavigna, M. (2011). Ambient Affiliation: A linguistic perspective on Twitter. Journal of New Media and Society.

Zappavigna, M. (2012). Discourse of Twitter and Social Media: How We Use Language to Create Affiliation on the Web. London: Continuum.