• No results found

Discipline Mens – Ruimtelijke aspecten, Hinder (lucht en geluid) en Gezondheid

Afbakening van het studiegebied

In de discipline Mens gaat de aandacht voornamelijk uit naar de geluidsimpact naar aanleiding van de uitvoering van de werken en naar de veiligheids- en stralingsaspecten. Afhankelijk van het onderzoeksthema wordt het studiegebied uitgebreid, bvb. tot de grens waar geluids- en verkeersimpact nog een significante invloed hebben.

Beschrijving bestaande toestand

Ruimtelijke structuur en wisselwerking met de ruimtelijke context De gekruiste planologische bestemmingen zijn weergegeven in §2.1.2.

Volgens het gewestplan is de nieuwe hoogspanningsleiding in het noordelijk gedeelte van het tracé gelegen in industriegebied. Een deel doorkruist eveneens het BPA ‘Rosalinde herziening’ in de zone

‘bestaande wegenis’. Het zuidelijk gedeelte van het tracé is vanaf de Scheldestraat gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en uiteindelijk vanaf halverwege de Marvijlestraat tot de zuidelijke grens in agrarisch gebied.

Het projectgebied maakt grotendeels deel uit van industriegebied en landbouwgebied. De waterlopen en beperkt aantal bomenrijen kunnen zorgen voor een visuele of fysieke barrière.

Ruimtegebruik en gebruikskwaliteit

De lengte van het geplande ondergrondse tracé in Vlaanderen bedraagt ca. 3,2 km.

Industrie

Het geplande tracé doorkruist in het noorden volgende bedrijventerreinen:

- Ruien – Berchem (ca. 109,5 ha) - Rosalinde (ca. 22,9 ha)

- Ruien – Berchem 1/2 (ca. 11,7 ha)

In de ruime omgeving van de geplande hoogspanningsleiding zijn geen Seveso-bedrijven gelegen.

De bedrijventerreinen waarlangs het geplande kabeltracé loopt zijn hoofdzakelijk bebouwd. Enkel rondom de post te Ruien is het industrieterrein momenteel een bouwwerf en langs de zijstraat Herpelgem onbebouwd. Vanuit de post te Ruien lopen reeds verschillende bovengrondse hoogspanningslijnen.

In de omgeving van het geplande kabeltracé zijn geen windturbines aanwezig of gepland.

Figuur 4-29: Bedrijventerreinen in de omgeving van het geplande kabeltracé

Figuur 4-30: Bebouwing van gebruikspercelen in de omgeving van het geplande kabeltracé

Landbouw

Het zuidelijk gedeelte van het geplande tracé doorkruist meerdere landbouwpercelen welke in gebruik zijn door een aangifteplichtige landbouwer. De percelen worden gebruikt voor volgende gewasgroepen.

- Grasland - Maïs

- Granen, zaden en peulvruchten - Suikerbieten

- Groenten, kruiden en sierplanten - Aardappelen

Figuur 4-31: Landbouwgebruikspercelen in de omgeving van het geplande kabeltracé (Bron: WMS Landbouwgebruikspercelen LV, 2019)

Wonen

Ten zuidoosten van het projectgebied bevindt zich de woonkern van Ruien. De woningen in deze woonkern zijn gelegen in woongebied.

Figuur 4-32: Woongebieden volgens gewestplan en woonkernen Toerisme en recreatie

Langs en in de omgeving van het geplande tracé komen fietsroutes voor, zowel behorende tot het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (nl. fietssnelweg F45 Gent – Oudenaarde – Kortrijk) als recreatieve fietsroutes via fietsknooppunten.

In de ruime omgeving van het geplande kabeltracé zijn ook bezienswaardigheden voor toerisme aanwezig, zoals het kasteel Herpelgem. Ook is het Kluisbos een recreatieoord voor natuur, rust en ontspanning.

Ruimtebeleving

Zie discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (§4.5.2.2).

Hinder en gezondheid

Geluid

Het geplande kabeltracé ligt niet binnen relevante geluidscontouren van weg-, spoor- of luchtverkeer.

De dichtstbijzijnde weg dat het omgevingsgeluid mee bepaalt is de N8 Oudenaardsesteenweg ten noorden van de Schelde en de N36 Stationsstraat ten noordoosten van het projectgebied (zie onderstaande figuren).

Gezien de ligging in industriegebied, kunnen redelijkerwijze eerder industriële en bedrijfsgeluiden waargenomen worden in het noordelijk deel van het studiegebied (alsook geluidsemissies van het bijhorende verkeer). Het zuidelijk deel van het projectgebied kent eerder een recreatief en

landbouwgebruik. Er vinden op dit moment geen activiteiten plaats die aanleiding kunnen geven tot significante geluidshinder.

Figuur 4-33: Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lden (Bron: Geopunt) Lucht

Voor de referentiesituatie wordt beroep gedaan op de IRCEL/CELINE-kaarten, beschikbaar op de website https://www.vmm.be/data , met 2018 als meest recente jaar. Deze kaarten zijn het resultaat van een luchtkwaliteitsmodellering met een hoge ruimtelijke resolutie. Sinds 2016 houden deze kaarten ook rekening met zgn. “street canyon”-effecten (verhoogde immissies op en langs verkeers-assen tussen bebouwing omdat de afscherming door deze bebouwing zorgt voor een minder snelle verspreiding en verdunning van de voertuigemissies).

Uit raadpleging van deze kaarten blijkt dat het jaargemiddelde voor NO2 in 2018 globaal 11-15 µg/m³ bedroeg. De jaargemiddelde concentratie voor PM10 in het projectgebied lag in 2018 tussen 16-20 µg/m³. Het PM2,5-jaargemiddelde bedroeg in 2018 hoofdzakelijk 11-12 µg/m³ met een hogere waardes tussen 13-15 µg/m³ ter hoogte van de Marvijlestraat en Grote Herreweg.

Effectbespreking en –beoordeling ruimtelijke aspecten en hinder Ruimtelijke structuur en wisselwerking met de ruimtelijke context

Het noordelijk deel van het projectgebied bevindt zich volgens het gewestplan in industriegebied waarbinnen reeds meerdere ondergrondse infrastructuren zijn aangelegd. Dit geldt ook voor het gedeelte dat het BPA ‘Rosalinde herziening’ kruist in de zone ‘Bestaande wegenis’. Het zuidelijk deel van het projectgebied doorkruist volgens het gewestplan (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied.

De aanleg van de kabels beperkt de invulling van deze ruimtelijke bestemmingen niet.

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt de bundeling van ondergrondse leidingen waar mogelijk met bestaande lijninfrastructuren als beleidsoptie vermeld. Het geplande kabeltracé volgt volledig de bestaande wegenis.

Er wordt geconcludeerd dat het project past in haar omgeving op macroschaal. Het effect wordt beperkt positief beoordeeld (+1).

Ruimtebeleving

Zie ook discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (§4.5.3.2).

De huidige beeld- en belevingswaarde in het noordelijk deel van het projectgebied is eerder beperkt wegens industrie. Het zuidelijk gedeelte kent echter wel waardevolle zones zoals het reliëf van de valleiranden langs de Bovenschelde en de open ruimtes in het landbouwgebied.

Effecten ten aanzien van ruimtebeleving zijn voornamelijk relevant in de aanlegfase. Gezien de leiding ondergronds aangelegd wordt en er zich binnen de voorbehouden zone geen opgaande vegetatie bevindt, beperken effecten zich in de exploitatiefase tot de aanwezigheid van de bovengrondse kasten.

Dit effect wordt beperkt negatief beoordeeld gezien de ligging naast wegenis, de aansluiting met reeds bestaande infrastructuur en de beperkte grootte van de kasten (-1).

De werken tijdens de aanlegfase zullen een visuele impact hebben: graafmachines, bouwmaterialen, stockage van uitgegraven grond, aan- en afrijdende vrachtwagens met bouwmateriaal, … . Maar gelet op de tijdelijkheid van de effecten worden mogelijke effecten (slechts) beperkt negatief (-1) ingeschat.

Ruimtegebruik en gebruikskwaliteit

In de omgeving van het projectgebied zijn geen Seveso-bedrijven gelegen. Er worden geen bijkomende risico’s verwacht, gezien de geplande kabel gelegen is in een zone met gelijkaardige infrastructuur. Het effect wordt verwaarloosbaar ingeschat (0).

Er is momenteel geen informatie ter beschikking over potentieel in aanvraag zijnde windturbines in de omgeving van het projectgebied. Algemeen kan echter gesteld wordt dat er hier geen aanzienlijke cumulatieve effecten verwacht worden. Elke windturbine dient te voldoen aan de geijkte veiligheidsreglementering en voor elke aanvraag van een windturbines wordt een veiligheidsstudie opgemaakt, waarin ook de risico’s ten aanzien van hoogspanningselementen in de omgeving van de windturbine wordt onderzocht. Algemeen worden er door Elia geen interferenties tussen ondergrondse kabels en mogelijke windturbines aangegeven. Er worden geen aanzienlijke veiligheidseffecten verwacht.

De toegang tot de bedrijven langsheen het tracé zal altijd verzekerd zijn. (Toegangs)wegen en de fietssnelweg worden gekruist door middel van een boring of wachtbuizen. Het effect wordt neutraal beoordeeld (0).

Tijdens de aanlegfase kunnen de werken hinder veroorzaken. Onder meer voor recreanten in het studiegebied, bijvoorbeeld wandelaars in het zuidelijk gelegen landbouwgebied. Ook bewoners in de straten waarlangs het kabeltracé wordt aangelegd, kunnen lichte hinder ondervinden. Voorts zullen de landbouwers van de landbouwpercelen in het zuidelijk gelegen agrarisch gebied tijdelijk gehinderd worden door de werkzaamheden. Deze zijn echter tijdelijk van aard. Het effect wordt beperkt negatief beoordeeld (-1).

In de aanlegfase zullen in het zuidelijk deel van het tracé (delen van) landbouwpercelen ingenomen worden als werfzone en zullen (delen van) percelen tijdelijk niet beschikbaar zijn voor de landbouw.

Tijdens de werken in open sleuf zal er in de werkstrook geen teelt mogelijk zijn, of zal de aanwezige teelt verwijderd worden. Aangezien dit een éénmalige en tijdelijke situatie is, waarvoor de landbouwer vergoed wordt, wordt niet verwacht dat dit een aanzienlijk effect heeft op de landbouwexploitatie.

Er zullen duidelijke afspraken gemaakt worden met de landbouwers om de hinder tijdens de aanlegfase tot een minimum te beperken. Er wordt door Elia voorzien in een onderhandelaar en contactpersoon/landbouwexpert voor de betrokken landbouwers. Op deze wijze worden specifieke afspraken gemaakt voor uitvoering van de werkzaamheden in de landbouwpercelen, waarbij aandachtspunten of maatregelen (zoals bvb. verplaatsen of herstel afsluitingen) per betrokken perceel bepaald en geregistreerd worden. Er wordt een perceelsgewijze inventaris opgemaakt. Er wordt eveneens een gepaste vergoeding voorzien voor deze percelen die als werk- en/of stockagezone zullen gebruikt worden. Indien er drainagebuizen beschadigd werden tijdens het eventuele diepgronden achteraf dienen deze ofwel passend vergoed te worden ofwel dienen ze hersteld te worden. Er kan hierbij vermeld worden dat Elia een protocol met de landbouworganisaties heeft afgesloten waarin alle vergoedingen afgesproken zijn (http://www.elia.be/nl/over-elia/corporate-social-responsibility/mens-milieu/vergoedingen-landbouw). Het aanduiden van mogelijke tijdelijke stockagezones zal in samenspraak met de dienst duurzame landbouwontwikkeling gebeuren. Verder zal er op gelet worden dat er zo min mogelijk schade optreedt aan deze percelen en de eventuele voorkomende gewassen.

Tijdens de beheers- en exploitatiefase zijn er geen effecten te verwachten inzake het gebruik van de landbouwgronden nabij de hoogspanningskabels. Na het aanleggen van de hoogspanningskabels wordt de oorspronkelijke toestand hersteld en kunnen de landbouwactiviteiten hervat worden. Indien er tijdens de werken drainagebuizen beschadigd werden, zullen deze ofwel passend vergoed worden bij het doorsnijden ofwel zullen ze hersteld te worden. De werkstrook wordt volledig ontruimd, de teelaarde teruggeplaatst en bewerkt met aangepaste landbouwwerktuigen teneinde de structuur zo goed als mogelijk te herstellen en de grond zaaiklaar te maken. Het inzaaien wordt bij voorkeur overgelaten aan de uitbater (mits vergoeding).

In de exploitatiefase zal de aanwezigheid van de ondergrondse hoogspanningskabels geen belemmering vormen voor de huidige aanwezige bedrijven, landbouwpercelen, woningen, natuur en recreatieve voorzieningen (0). Na de aanleg kan het huidig landgebruik verder gezet worden, met uitzondering van diepwortelende bomen en struiken. Deze zijn echter in de huidige situatie in beperkte mate aanwezig. Voor de bedrijven, recreatie, landbouw-, woon- en natuurfunctie worden bijgevolg geen wijzigingen verwacht door uitvoering van het projectvoornemen. Meer nog, de ondergrondse kabels zijn een essentiële verbinding in het hoogspanningsnetwerk van Elia. Het effect wordt beperkt positief ingeschat (+1).

Verkeer

Tijdens de aanlegfase zal er op de wegen in het studiegebied een tijdelijk toename zijn van zwaar verkeer. Gezien het noordelijk gedeelte van de geplande kabels in industriegebied ligt, kan redelijkerwijze aangenomen worden dat deze wegen hier voorzien zijn op zwaar verkeer. Het zuidelijk gedeelte van het geplande kabeltracé (landbouwgebruikspercelen) is minder voorzien op het zware verkeer. Het effect wordt beperkt negatief beoordeeld (-1).

De grotere wegen worden gekruist via een gestuurde boring. Voor de zones waar de kabels in open sleuf worden aangelegd binnen het gabariet van de weg, zal de bereikbaarheid ten allen tijde gegarandeerd blijven. Er worden omleidingen of verkeerslichten voor afwisselend verkeer voorzien.

Het effect is verwaarloosbaar (0).

Tijdens de exploitatiefase zijn er voor de verschillende ingrepen geen effecten te verwachten inzake verkeer.

Globaal wordt een verwaarloosbaar effect verwacht ten aanzien van verkeer (0).

Hinder Geluid

Aangezien bij de exploitatie van de hoogspanningskabel geen geluidsimpact verwacht wordt, zal enkel de situatie bij de aanleg van de kabel behandeld worden.

In Tabel 4-15 wordt het te verwachten specifieke geluid van de belangrijkste geluidsbronnen in functie van de afstand weergegeven. Het feit dat voor dit project het in te zetten machinepark en de timing van de verschillende werffasen nog niet bekend is, maakt het onmogelijk om een juiste totale geluidsbijdrage te berekenen tijdens elke fase en op elk punt van het tracé.

In Tabel 4-15 werd het minimale geluidsvermogen bepaald dat voorkomt wanneer enkel de stilste geluidsbron alleen in werking is (zie min). Het maximale geluidsvermogen wordt berekend voor het geval alle geluidsbronnen samen in werking zouden zijn (logaritmische som van alle geluidsbronvermogens van alle geluidsbronnen die tijdens een bouwfase aanwezig kunnen zijn). Als gemiddelde situatie wordt het gemiddelde van het minimum (enkel stilste geluidsbron) en het maximum (alle geluidsbronnen samen in werking) genomen. Uitgaande van dit minimum, maximum en gemiddeld geluidsvermogen niveau per bouwfase worden voor een aantal representatieve afstanden in Tabel 4-15 de verwachte geluidsniveaus gegeven. De berekende geluidsniveaus zijn indicatieve en maximale waarden. Er is enkel uitgegaan van de geluidsafname t.g.v. de afstand en alle andere invloeden zoals bodemdemping, afscherming/reflectie van gebouwen, luchtabsorptie zijn niet mee in beschouwing genomen. In Tabel 4-15 wordt ook per bouwfase de minimale afstand bepaald die nodig is om te voldoen aan de milieukwaliteitsnormen.

Tabel 4-15: Geluidsniveau in functie van de afstand tot de bouwwerken (Bron: Mer Hoogspanningsverbinding Zomergem-Zeebrugge, Arcadis)

Relevante geluidsbronnen LW te verwachten geluidsniveau (dBA) ifv afstand (m) bouwwerken MKN (dBA) en minimale afstand (m) waarna deze MKN gehaald wordt

50 100 200 300 400 500 750 1000 MKN 50 (m) MKN 45 (m) MKN 40 (m)

Kranen voor aanleg rijplaten 101 56 50 44 41 38 36 33 30

Bemalingspomp 85 40 34 28 25 22 20 17 14

Graafmachines 93 48 42 36 33 30 28 25 22

Trilmachine 106 61 55 49 46 43 41 38 35

Vrachtwagen 100 55 49 43 40 37 35 32 29

gestuurde boring 102 57 51 45 41 39 37 34 31

generator trekmachine 97 52 46 40 37 34 32 29 26

Drilmachine 105 60 54 48 45 42 40 37 34

Min 85 40 34 28 25 22 20 17 14 16 28 50

Max 11 66 60 54 50 48 46 42 40 304 540 961

Gemiddeld 98 53 47 41 38 35 33 29 27 69 123 220

Voor elke werffase kunnen de berekende daggemiddelde geluidsdrukniveaus op de beschouwde immissiepunten getoetst worden aan volgende criteria:

 Hindercriterium voor de mens: 45 dB(A), volgens de WHO dient een norm van 40 dB(A) voor nachtgeluid gehanteerd te worden;

 Hindercriteria voor de natuur4: o Gevoelige fauna: 45 dB(A) o Zeer gevoelige fauna: 40 dB(A).

Normaal gezien wordt er enkel overdag gewerkt. Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de bemalingspompen continu in werking zijn, ook gedurende de nachtperiode.

De gevoelige zones voor mens zijn die zones waar er woningen in de nabije omgeving (< 200 m) van het tracé gelegen zijn. Binnen een straal van 200 m rondom het tracé is een woonkern gelegen. De dichtstbijzijnde woningen (ong. een 40-tal) liggen langs de weg waar het tracé zal aangelegd worden.

Het merendeel van deze woningen bevindt zich echter in de Avelgemstraat waar het kabeltracé aangelegd zal worden met een gestuurde boring. Ca. 15 woningen liggen langs of nabij een werkstrook. Rekening houdend met de gemiddelde gezinsgrootte van huishoudens in Vlaanderen5, betreft het ca. 35 personen.

Er zullen tijdens de werkperiode momenten voorkomen met een lage werkintensiteit. Het is ook zo dat er werken worden uitgevoerd in verschillende zones, zodat de geluidsimpact niet steeds over het volledige projectgebied dezelfde zal zijn.

Hierbij komt nog dat de werken beperkt zijn in tijd en enkel in de dagperiode zullen uitgevoerd worden en de extra geluidsproductie zich dan ook tot deze periode beperkt. Verstoring van de nachtrust van de omwonenden wordt dus niet verwacht. Het blijft echter aan te raden om de meest geluidsarme werktuigen in te zetten. Bemalingspompen (aangestuurd door een dieselmotor) die constant in werking zijn, kunnen afgeschermd worden middels een tijdelijke aarden omwalling, of door de plaatsing van strobalen rondom de pomp/generator. Indien het elektrisch gestuurde pompen zou betreffen, wordt de impact hiervan als verwaarloosbaar beschouwd.

Bijgevolg wordt hooguit een beperkt negatief effect (-1) verwacht.

4 Uit de studie « Disturbance by traffic of breeding birds: evaluation of the effect and considerations in planning and managing road corridors » van Reijnen, M J.S.M. & R.F.B. Foppen is gebleken 45 dB(A) een richtwaarde is voor gevoelige broedvogels en dat 40 dB(A) ook dient te worden gehanteerd als mogelijke richtwaarde voor zeer gevoelige broedvogels. Er dient dan evenwel te worden opgemerkt dat deze studie is uitgevoerd in het kader van verkeerslawaai en dat er steeds bijzondere aandacht moet besteed worden aan het reeds aanwezige

oorspronkelijke omgevingsgeluid.

5 Bron: https://www.wonenvlaanderen.be/woononderzoek-en-statistieken/demografische-cijfers

Lucht

Aangezien bij de exploitatie van de hoogspanningskabel geen luchtemissies verwacht worden, zal enkel de situatie bij de aanleg van de kabel behandeld worden.

De aanvoer van materiaal en de afvoer van bouwafval tijdens de aanlegfase kan een extra belasting betekenen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het niet alleen de uitlaatgassen van het werfverkeer en machines zijn die invloed op de luchtkwaliteit uitoefenen, maar dat inzake stof vooral het opwaaiend effect van groot belang is. Bij de uitvoering van graafwerken en bij transport van grond kunnen er stofemissies ontstaan. Dit effect neemt uiteraard toe bij droge en winderige weers-omstandigheden (sterke turbulentie zal uiteraard een negatief effect hebben op het in de lucht brengen en verspreiden van deeltjes), en met de snelheid van het werfverkeer.

Tijdens de aanlegfase zullen de emissies aldus in essentie beperkt worden tot:

- stofemissies ten gevolg van de constructiewerkzaamheden en het verkeer;

- emissies van NOx, SO2, CO en VOS van het werfverkeer.

Terwijl deze laatste emissies kwantitatief heel beperkt zijn in relatie tot de globale emissies van deze componenten en dus verder niet in beschouwing zullen genomen worden, kunnen de stofemissies bij bouwwerken wel degelijk significant zijn. Deze emissies zijn moeilijk te kwantificeren. Zij geven vooral aanleiding tot neervallend stof dat binnen een straal van 100 m van de werf neervalt. Om de hinder hiervan te beperken worden enkele algemene aanbevelingen geformuleerd:

- regelmatige besproeiing met water;

- vegen van (werf-)wegen;

- afdekken van ladingen uitgegraven grond in kipbakken van vrachtwagens;

- aangepaste snelheid in potentieel te hinderen (woon-)zones.

Algemeen wordt de impact van de aanlegfase inzake luchtkwaliteit als beperkt negatief beschouwd (-1). In de exploitatiefase, eens de werkstroken terug begroeid zijn, worden geen stofemissies meer verwacht.

Effectbespreking en –beoordeling gezondheid Algemeen

Het magnetisch veld dat door een ondergrondse kabelverbinding opgewekt wordt, hangt in principe alleen af van de stroom die er door vloeit en de opstelling van de geleiders. De opstelling zelf hangt af van het kabeltype (éénaderig of drieaderig) en voor de éénaderige kabels, van hun relatieve onderlinge positie. Hoe kleiner de afstand tussen de assen van de vermogensgeleiders is, hoe zwakker het gegenereerde magneetveld zal zijn.

In de drieaderige kabels, die uitsluitend toegepast worden voor spanningen lager dan 70 kV, zijn de drie geleiders steeds in driehoek geplaatst. Dit is in het algemeen ook het geval voor kabelverbindingen van 70 en meer in welke de éénaderige kabels in klaverbladvorm opgesteld zijn.

Het kan echter gebeuren dat men, voornamelijk om reden van transportcapaciteit, de kabels zij aan zij moet plaatsen, met het behoud van een bepaalde onderlinge afstand ertussen. Men spreekt dan van plaatsing in horizontale configuratie met tussenafstand. In het voorliggend project zullen de kabels echter geplaatst worden in klaverblad.

De horizontale opstelling is, wat betreft het opgewekt magnetisch veld, minder gunstig dan de klaverbladopstelling. Op het punt waar de verbindingen tussen twee opeenvolgende kabellengtes gemaakt worden (kabelmoffen), is de opstelling steeds in horizontale configuratie omwille van praktische redenen bij het maken van de verbindingen en de exploitatieveiligheid.

In alle gevallen neemt het magnetisch veld sterk af met de afstand tot de as van de kabelverbinding, en, meer algemeen, zelfs met het kwadraat van deze afstand. De grootste waarden van het magnetisch veld vindt men dus ter hoogte van het maaiveld, loodrecht op de kabelverbinding.

Wat betreft de stromen dient men, in principe, rekening te houden met alle stromen die door de kabelverbinding lopen, d.w.z. niet enkel met de stromen in de fasegeleiders maar ook met de stromen in de metalen afschermingen van de kabels en in de aardgeleiders of zogenaamde «draineringskabels»

(deze hebben voornamelijk als doel, bij een fout, de grondpotentiaal te beperken).

In dit effectonderzoek echter worden de stromen in de afschermingen en in de aardgeleiders niet in rekening genomen. Zij zijn inderdaad meestal te verwaarlozen omwille van de regelmatige permutatie van de kabelschermen (cross-bonding) of van de aders en hebben bovendien meestal een afzwakkend6 effect op de velden die door de fasestromen verwekt worden.

Enkel de fasestromen, die verondersteld worden perfect in evenwicht te zijn7, worden dus in rekening genomen voor de berekening van de veldsterktes (de waarden worden dus volgens een licht te hoog scenario berekend, d.w.z. iets groter dan ze in werkelijkheid zijn). Onder deze voorwaarden zijn de

Enkel de fasestromen, die verondersteld worden perfect in evenwicht te zijn7, worden dus in rekening genomen voor de berekening van de veldsterktes (de waarden worden dus volgens een licht te hoog scenario berekend, d.w.z. iets groter dan ze in werkelijkheid zijn). Onder deze voorwaarden zijn de