• No results found

Afbakening van het studiegebied

Door de inplanting van de hoogspanningskabel zijn er theoretisch gezien in en rondom de eigenlijke inplantingszone gevolgen op fauna en flora (biodiversiteit) mogelijk. Pragmatisch willen we stellen dat het studiegebied bestaat uit de eigenlijke inplantingszone en de diverse groenzones die binnen een straal van een 200-tal meter rondom de eigenlijke werkstrook gelegen zijn.

Beschrijving bestaande toestand

De landschapsecologische evaluatie gebeurt door de integratie van vier criteria. Door deze criteria op een correcte en logische wijze naast mekaar te plaatsen, kan men tot 7 verschillende waarderingsklassen komen:

 Biologisch minder waardevol (m)

 Biologisch minder waardevol met waardevolle elementen (mw)

 Biologisch minder waardevol met zeer waardevolle elementen (mz)

 Biologisch waardevol (w)

 Biologisch waardevol met zeer waardevolle elementen (wz)

 Biologisch zeer waardevol (z)

 Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen (mwz)

De criteria die binnen deze studie gehanteerd worden, zijn:

 Zeldzaamheid

 Natuurlijkheid

 (Bio)diversiteit

 Biologische potenties

Zeldzaamheid kan aangeduid worden als het meest objectieve criterium en is makkelijk te operationaliseren, vermits er in Vlaanderen voldoende standaardgegevens ter beschikking zijn waarop de zeldzaamheid van soorten is terug te vinden (o.a. Stieperaere en Fransen, Van Rompaey en Delvosalle, De Langhe et al.).

Het criterium natuurlijkheid kan zonder veel problemen worden ingeschat en levert weinig interpretatieproblemen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen hoog, matig en weinig natuurlijk.

De biodiversiteit duidt op de veelheid van levensvormen. Dit kan slaan op soorten, ecosystemen of genen, en hangt samen met factoren als ouderdom, zeldzaamheid en ruimtelijke structuur.

De biologische potentie is afhankelijk van terreinaspecten (zaadvoorraad, beheersmogelijkheden, geschiedenis, bodempatroon,...) en van beleidsmatige aspecten (GHS, VEN-waardig en dan wellicht GEN, vogelrichtlijngebied, N-, B-, R-zone,...). Het is duidelijk dat de verschillende waarderingscriteria elk op zich een eigen waardering hebben en elkaar sterk kunnen overlappen.

Vogel- en Habitatrichtlijngebied

De Europese Habitatrichtlijn (HRL) 92/43/EU van 21/05/92 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna beoogt het waarborgen van de biodiversiteit en streeft naar de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Op Europees niveau is het de bedoeling tot een coherent ecologisch netwerk, 'Natura 2000', te komen dat bestaat uit speciale beschermingszones (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden, Ramsar-gebieden).

 De geplande hoogspanningskabel bevindt zich op minimaal 700 m ten noordwesten van het Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’

(BE2300007) (zie Figuur 4-18).

De Europese Vogelrichtlijn (VRL) (79/409/EEG) van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand verplicht de lidstaten voor de in bijlage bij deze richtlijn vermelde, bijzonder te beschermen vogelsoorten, alsook voor de geregeld voorkomende trekvogels, speciale beschermingsmaatregelen te treffen.

 De geplande hoogspanningskabel is niet gelegen binnen een Vogelrichtlijngebied. Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied – Durme en de middenloop van de Schelde – is op meer dan 40 km van de geplande hoogspanningskabel gelegen.

De geplande leiding is niet gelegen in of nabij Ramsargebieden.

Gezien de ligging van het project ten opzichte van deze Natura-2000 gebieden en het feit dat er zowel in de aanlegfase als de exploitatiefase geen effecten zullen optreden die een mogelijke invloed kunnen hebben op de voorkomende en tot doel gestelde habitats of soorten binnen het Habitatrichtlijngebied, dient er geen passende beoordeling opgemaakt te worden.

Figuur 4-18: Situering van het geplande tracé tegenover Habitatrichtlijngebied en VEN-gebied.

VEN-gebieden

De geplande ondergrondse kabel loopt tussen twee VEN-gebieden: Ten noorden is het GEN ‘De West-Vlaamse Scheldevallei’ gesitueerd en ten zuiden het GEN ‘De West-Vlaamse Ardennen van Kluisberg tot Koppenberg’ (Figuur 4-18). De werkstrook komt tot op 120 m van het VEN-gebied ‘De West-Vlaamse Scheldevallei’. Gezien de ligging van het tracé ten opzichte van voorgenoemde VEN-gebieden is een verscherpte natuurtoets opgenomen binnen de discipline Biodiversiteit.

Fauna

Het geplande kabeltracé loopt eveneens tussen twee zones die aangeduid staan als faunistisch waardevol (Figuur 4-19). Ten noordwesten van het kabeltracé is het Erkende Natuurreservaat de Avelgemse Scheldemeersen gelegen rond de afgesneden meanders van de Schelde met lager gelegen meersen (komgronden). Het is een ideaal en gevarieerd leefgebied voor amfibieën, libellen, vlinders, watervogels en rietvogels. In de winter speelt het gebied een belangrijke rol voor eenden die er neerstrijken. Roofvogels en reigers zijn het jaar rond te gast in het gebied. Steltlopers zijn dan weer voornamelijk aanwezig tijdens de trekperiode in het voorjaar. De woudaap en bruine kiekendief zijn twee bijzondere broedvogels die voorkomen in het gebied.

Ook het Kluisbos, ten zuidoosten van het geplande kabeltracé, is een faunistisch waardevolle zone. Dit bosreservaat herbergt verschillende soorten bosvogels, insecten en ook de zeldzame vuursalamander en bosvleermuis komen er voor.

De vogelrisico atlas kan gebruikt worden om een beeld te krijgen van belangrijke zones voor vogels in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat de Schelde en zijn oevers een belangrijk pleister- en rustgebied zijn voor watervogels en steltlopers als ook spelen deze gebieden een rol in de seizoenstrek.

Specifiek rond het geplande kabeltracé worden de potenties met betrekking tot het voorkomen van vleermuizen laag ingeschat. Het kabeltracé wordt in het zuiden wel in een open landbouwgebied voorzien met maar weinig opgaande begroeiing en waterpartijen. Deze laatst genoemde elementen zijn net erg belangrijke voor vleermuizen om te foerageren en te oriënteren.

Figuur 4-19: De biologische waarderingskaart en zones met belangrijke faunistische waardevolle.

Flora

Op het niveau van ecotopen (vegetatietypen in relatie met homogene milieuomstandigheden) en biotopen (leefgebied van levensgemeenschappen) komen verschillende vegetatietypes voor, waarvan enkele waardevolle ecotopen voor het Vlaamse landsgedeelte. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de ecotopen en de waardering van de ecotopen die aangetroffen worden binnen het studiegebied (200 m rondom het projectgebied).

Tabel 4-8: Biologische waardering3 van het studiegebied (200 m rondom gepland tracé)

Waardering Oppervlakte (ha) % van totaal

m 106,88 81,27

Tabel 4-9: Voorkomende ecotopen binnen het studiegebied (200 m rondom het gepland tracé)

BWK-type Waardering Oppervlakte

hp m, mw 17,33 13,18 Soortenarm permanent cultuurgrasland

hp+ w, wz 1,65 1,26 Soortenarm permanent cultuurgrasland met

relicten van halfnatuurlijke graslanden

hpr+ w 2,60 1,98 Weilandcomplex met veel sloten en microreliëf

hx m 3,73 2,84 Zeer soortenarm, ingezaaide graslanden

kbgml w 0,14 0,11 Bomenrij met dominantie van gemengd loofhout

kbp w 0,27 0,21 Bomenrij met dominantie van populier

kbs w 0,10 0,08 Bomenrij met dominantie van wilg

kd w, wz 2,03 1,54 Dijk

kj- mw 0,22 0,17 Hoogstamboomgaard

kp mw 1,96 1,49 Park

ks w, z 3,72 2,83 Verlaten spoorweg

ku mw 5,99 4,55 Ruderale ruigte of pioniersvegetatie

lhb w 0,14 0,11 Populierenaanplant op vochtige grond met elzen-

en/of wilgenondergroei

mru w 0,09 0,07 Rietruigte

n w 0,14 0,10 Loofhoutaanplant

ua m 8,11 6,17 Halfopen of open bebouwing met beplanting

ui m 18,65 14,18 Industriegebied

3 m = biologisch minder waardevol; w = biologisch waardevol; z = biologisch zeer waardevol, mw = complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen; wz = complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen

BWK-type Waardering Oppervlakte (ha)

% van

totaal Omschrijving

ur m 7,37 5,60 Bebouwing in agrarische omgeving

wat m 6,66 5,07 Water

weg mw 0,14 0,11 Weg

Totaal 131,51 100,00

Tot slot werd ook nog gekeken naar de voorkomende ecotopen binnen de werkstrook. Ter hoogte van de Scheldestraat (tussen de Ruggestraat/Avelgemstraat en de Veerstraat) overlapt de werkstrook beperkt met een waardevol weilandcomplex met veel sloten en microreliëf. Het werfdepot wordt bij voorkeur niet ingericht ter hoogte van deze biologisch waardevolle zone. Daarnaast wordt nog een waardevolle bomenrij en een oude spoorwegberm met waardevolle vegetatie gekruist.

Tabel 4-10: Voorkomende ecotopen (ha) binnen de werkstrook.

Code m mw w Opp (ha) Opp (%)

bl 1,94 1,94 52,74

bs 0,44 0,44 11,84

hp 0,64 0,03 0,67 18,12

hpr+ 0,14 0,14 3,72

hx 0,04 0,04 1,06

kbp 0,004 0,004 0,11

ks 0,03 0,03 0,76

ku 0,09 0,09 2,56

ua 0,14 0,14 3,91

ur 0,19 0,19 5,16

Opp (ha) 3,38 0,12 0,17 3,68 100,00

% 92,05 3,35 4,60

Figuur 4-20: Detail overlap van de werkstrook met het biologisch waardevol grasland en de waardevolle spoorwegberm

Beschrijving geplande toestand en milieubeoordeling Effectgroep ‘ecotoop- en biotoopverlies of –winst

Effecten zijn enkel relevant in de aanlegfase. Na het beëindigen van de werken wordt de huidige situatie hersteld en in de exploitatiefase zijn er geen ingrepen meer nodig die een relevant effect kunnen hebben op biodiversiteit. Er dient wel opgemerkt te worden dat binnen de voorbehouden zone, ter hoogte van de kabels die in open sleuf werden aangelegd, geen diepwortelende vegetatie meer toegelaten wordt. Gezien er momenteel nauwelijks opgaande vegetatie in deze zones voorkomt, wordt dit als niet significant beoordeeld. Daarnaast zorgen de elektriciteitscabines voor een zeer beperkt en bijgevolg te verwaarlozen permanent biotoopverlies.

Tijdens de aanlegfase zal de effectieve oppervlakte-inname en het hieraan gekoppelde ecotoopverlies zich beperken tot de zone van de werkstrook. Er is niet over de volledige lengte van het geplande kabeltracé een werkstrook aanwezig doordat er gebruik wordt gemaakt van verschillende gestuurde boringen of wegkruisingen met wachtbuizen.

Om de ondergrondse kabels te kunnen aanleggen wordt een sleuf gegraven (behalve in de zones waar de kabels via een gestuurde boring wordt aangelegd). Door het afgraven van de bodemtoplaag zal de bestaande vegetatie die hierop aanwezig is, vernietigd worden. Daarnaast is er biotoopverlies mogelijk door het gebruik van de werkstrook (berijden met machines of stockage) en het werfdepot, waarbij vegetatie kan verdwijnen of sterk beschadigd kan worden.

In onderstaande tabel worden de vegetatietypes opgelijst die vernietigd kunnen worden binnen de werkstrook.

Tabel 4-11: Voorkomende ecotopen binnen de werkstrook.

BWK-type Waardering Oppervlakte (ha)

% van

totaal Omschrijving

bl m 1,94 52,74 Akker op lemige bodem

bs m 0,44 11,84 Akker op zandige bodem

hp m 0,67 18,12 Soortenarm permanent cultuurgrasland

hpr+ w 0,14 3,72 Weilandcomplex met veel sloten en

microreliëf

hx m 0,04 1,06 Zeer soortenarm, ingezaaide graslanden

kbp w 0,004 0,11 Bomenrij met dominantie van populier

ks w, z 0,03 0,76 Verlaten spoorweg

ku mw 0,09 2,56 Ruderale ruigte of pioniersvegetatie

ua m 0,14 3,91 Halfopen of open bebouwing met beplanting

ur m 0,19 5,16 Bebouwing in agrarische omgeving

Totaal 3,68 100,00

De grootste oppervlakte (82%) die tijdelijk verloren gaat tijdens de werkzaamheden bestaat uit akker op lemige bodem, soortenarm permanent cultuurgrasland en akker op zandige bodem (Tabel 4-11). Al deze ecotopen worden aanzien als biologisch minder waardevol.

De biologisch waardevolle ecotopen bestaan uit een weilandcomplex met veel sloten en microreliëf, een bomenrij met dominantie van populier en een verlaten spoorweg welke bovendien ook zeer waardevol is volgens de BWK. Daarnaast wordt ook een beperkte oppervlakte van een ruderale ruigte of pioniersvegetatie gebruikt welke uit een complex van minder waardevolle met waardevolle elementen bestaat.

De verlaten spoorweg is sinds 2017 ingericht als fietssnelweg van 3 meter breed met asfalt. Voordien bestond deze strook uit een niet verharde perceelstoegang met naastliggende vegetatie. De biologische waarde volgens de BWK is gebaseerd op een terreinbezoek in 1999. Actueel kan aangenomen worden dat de biologische waarden er eerder beperkt zijn. Bovendien wordt ter hoogte van deze fietssnelweg een wegkruising met wachtbuizen voorzien. Tijdelijke stockage van grond ter hoogte van de fietssnelweg of net er naast wordt niet voorzien.

Ter hoogte van de werkstrook welke overlapt met een oppervlakte die aangeduid wordt als een bomenrij met dominantie van populier, overlapt in praktijk met de straat. Er zullen op terrein dus geen bomen verdwijnen.

Figuur 4-21: Detail ligging van de waardevolle bomenrij ten opzichte van de werkstrook

Verder zal een deel van de werkstrook op een weilandcomplex met veel sloten en microreliëf komen te liggen. Wanneer dit perceel echter in detail wordt bekeken, bevindt het merendeel van het microreliëf zich net ten noordwesten van de werkstrook en is er ter hoogte van de werkstrook geen sloot aanwezig.

Bij voorkeur wordt vermeden om het werfdepot in te richten ter hoogte van de biologisch waardevolle zones ter hoogte de bomenrij met dominantie van populier, het weilandcomplex met veel sloten en microreliëf, en de verlaten spoorweg.

Figuur 4-22: Detail van het weilandcomplex met veel sloten en microreliëf (hpr+) op het digitaal hoogte model.

Na het beëindigen van de werken kunnen de vegetaties terug spontaan herstellen. Er zijn geen waardevolle vegetaties aanwezig die actief hersteld moeten worden.

Het biotoopverlies van de voorziene werken is bijgevolg zeer beperkt en tijdelijk en de aanwezige vegetatie zal zich na de werken kunnen herstellen.

Het effect van het biotoopverlies wordt globaal als verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1).

Effectgroep ‘verstoring’ van fauna Rustverstoring

In de aanlegfase genereert de aanleg van de ondergrondse hoogspanningskabel geluidseffecten die kunnen leiden tot verstoring van de aanwezige fauna. Effecten zijn mogelijks relevant gezien de ligging nabij de Schelde welke aangeduid wordt als faunistisch waardevol gebied volgens de BWK. Bovendien heeft de Schelde en zijn oevers een belangrijke functie als pleister- en rustgebied voor watervogels en steltlopers als ook voor de seizoenstrek.

De grootste geluidstoename wordt verwacht tijdens het graven en vullen van de sleuf. Indien er bemaling dient te gebeuren, zullen de bemalingspompen continu in werking zijn bij aanleg in open sleuf. Geluidsverstoring heeft vooral een negatief effect tijdens de broedperiodes (i.c. van april tot juli), maar kan ook in de winterperiode (overwinterende ganzen) een effect hebben. Er wordt in principe aanbevolen om buiten het broedseizoen te werken om niet onnodige de rust te verstoren tijdens deze belangrijke periode. Gezien de ligging in openbare wegen in landbouwgebied en de afstand tot de natuurwaarden is dit echter niet noodzakelijk.

In het projectgebied zal er een beperkte en tijdelijke verstoring optreden in de omgeving van de werkstroken en het werfdepot. Dit betekent dat de (potentieel) meest gevoelige zone, met name de Schelde-oevers, geen rechtstreekse negatieve effecten zullen ondervinden.

Ter hoogte van de tracédelen die aangelegd worden via open sleuf, zullen de werken gefaseerd verlopen, beperkt zijn in tijd en zeer lokaal plaatsvinden waardoor het effect beperkt negatief beoordeeld wordt (-1).

In de exploitatiefase beperkt de rustverstoring zich tot het moment van controles. Deze verstoring is echter heel beperkt en wordt dus als verwaarloosbaar aanzien (0).

Lichtverstoring

Tijdens de aanlegfase is het mogelijk dat er na zonsondergang of voor zonsopgang lichtbronnen aanwezig zijn binnen de werfzone. Er wordt ingeschat dat de potenties voor vleermuizen ter hoogte van het geplande kabeltracé beperkt zijn. Het kabeltracé wordt in een open landbouwgebied voorzien met maar weinig opgaande begroeiing en waterpartijen. Deze laatst genoemde elementen zijn net erg belangrijke voor vleermuizen om te foerageren en te oriënteren. Bovendien zijn de werkzaamheden beperkt in tijd en ruimte waardoor het effect als verwaarloosbaar (0) wordt ingeschat.

ElektroMagnetische velden (EMF)

De aanwezigheid van elektromagnetische velden rond de ondergrondse kabel kan ook negatieve verstoringseffecten genereren voor de fauna. De inschatting van de potentiële effecten is echter op basis van een afwezigheid van relevante literatuur niet in te schatten en dient bijgevolg als een leemte in de kennis beschouwd te worden.

Effectgroep ‘versnippering en barrière-effecten’

De aanleg van de hoogspanningskabel zorgt niet voor permanente versnippering, maar veroorzaakt wel tijdelijke barrière-effecten. Effecten zijn dus enkel relevant in de aanlegfase.

De meest in het oog springende barrière wordt veroorzaakt door de sleuven zelf. Het effect zal echter relatief beperkt zijn omdat de meeste sleuven na enkele dagen alweer worden gedicht. Bovendien bevinden een groot deel van de sleuven zich ter hoogte van bestaande wegenis, waardoor het barrière-effect beperkt zal zijn.

Gezien er geen opgaande vegetatie gelegen is binnen de voorbehouden zone welke van belang is voor de migratie van soorten, worden er geen bestaande migratieroutes definitief onderbroken omwille van het feit dat geen diepwortelende vegetatie toegelaten wordt binnen de voorbehouden zone.

Het effect wordt globaal verwaarloosbaar ingeschat (0).

Effectgroep ‘verdroging / vernatting’

Effecten zijn enkel relevant in de aanlegfase.

De effecten op fauna en flora van een eventuele daling van de (grond)waterstand zijn moeilijk te voorspellen en meestal niet vast te stellen tijdens de aanlegfase van een kabeltracé, maar pas zichtbaar in de beheerfase, wanneer de aanleg reeds enige tijd is afgerond.

Voor de aanleg van het kabeltracé is het niet uitgesloten dat er op verscheidene plaatsen bemaald dient te worden. Bemaling zorgt voor een verlaging van de grondwatertafel, waardoor vochtminnende planten kunnen verdwijnen (indien de bemaling lange tijd aangehouden wordt). Verstoringsgevoelige zones zijn zones met (grond)waterafhankelijke vegetatietypes en locaties waar er waterlopen gekruist zullen worden.

De meeste van de doorkruiste vegetatietypes zijn echter niet tot nauwelijks kwetsbaar voor verdroging.

De bemalingsduur is ook beperkt en de bemalingsstraal reikt tot maximaal 4 - 18 m, afhankelijk van het bodemtype. Er worden dan ook geen significante effecten verwacht ten aanzien van vernatting en verdroging. Het effect wordt verwaarloosbaar ingeschat (0).

VEN-analyse

De geplande ondergrondse kabel en de werkstrook bevindt zich op ca. 120 m van het VEN-gebied ‘De West-Vlaamse Scheldevallei’.

Wanneer VEN-gebieden een eventuele invloed van werkzaamheden kunnen hebben, dient een verscherpte natuurtoets opgesteld te worden. Volgende 4 essentiële vragen worden hieromtrent op projectniveau behandeld:

 Zijn er veranderingen aan de natuurwaarden ?

 Zijn de veranderingen voor de natuur nadelig ?

 Zijn deze veranderingen vermijdbaar ?

 Zijn deze veranderingen herstelbaar ? Is er verandering?

 De ondergrondse kabels zullen op minimaal 140 m van het VEN-gebied ‘De West-Vlaamse Scheldevallei’ lopen. De werkstrook komt op minimaal 120 m van het VEN-gebied. Gezien de afstand worden er dus geen rechtstreekse effecten verwacht ten aanzien van het VEN-gebied.

 Tijdens de werkzaamheden zal er bemaling worden toegepast waardoor de grondwaterstand in de omgeving van de sleuf tijdelijk gewijzigd wordt. Ter hoogte van de werkstrook en de sleuf is de bodem en vegetatie echter weinig kwetsbaar voor verdroging. Deze mogelijke bemaling zal geen verdroging veroorzaken binnen het VEN-gebied. Bovendien loopt de Schelde tussen het VEN-gebied en de geplande kabeltracé.

 Een mogelijke verandering die optreedt ten gevolge van het voorgenomen project is een tijdelijke toename van het geluid ten gevolge van de werkzaamheden in de aanlegfase.

Is de verandering nadelig ?

 De werkzaamheden zijn zeer tijdelijk van aard en het graven van de sleuven is ook zeer lokaal.

Na de werkzaamheden wordt het landschap terug in zijn oorspronkelijke staat hersteld.

 Gezien de afstand van het geplande kabeltracé en de werkstrook tot het VEN-gebied, zal de geluidstoename zeer beperkt zijn. Bovendien is deze eventuele geluidstoename ook tijdelijk van aard.

Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. Qua uitvoering, locatie) ?

 Geluidsverstoring is zeer lokaal en beperkt in de tijd (enkel aanlegfase). Er kan dus gesteld worden dat dit effect herstelbaar is. Het oorspronkelijke geluidsniveau zal immers na de werkzaamheden automatisch terug bereikt worden.

Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk ?

 Neen.

Er kan besloten worden dat er geen onvermijdbare en onherstelbare schade zal optreden ten aanzien van het nabijgelegen VEN-gebied.

Grensoverschrijdende effecten

Het project is enerzijds gelegen nabij Waals grondgebied en maakt anderzijds deel uit van een grotere kabelverbinding op Waals grondgebied. Bijgevolg worden specifiek voor dit project de grensoverschrijdende effecten nagegaan. De totale lengte van de ondergrondse hoogspanningsleiding tussen de bestaande post Elia Ruien en een nieuwe post in Wallonië te Thieulain bedraagt ongeveer 25 km.

De bemalingsstraal kan reiken tot op Waals grondgebied. Ook fauna op Waals grondgebied kan verstoord worden door geluid, licht of EM-velden. De effecten worden verwacht gelijkaardig van aard en grootteorde te zijn aan deze bekomen wanneer het projectvoornemen getoetst werd op Vlaams grondgebied zoals in §0. Er wordt verwacht dat de grensoverschrijdende effecten niet aanzienlijk zullen zijn voor wat betreft de discipline Biodiversiteit.

Conclusie

Rechtstreeks ecotoopverlies treedt enkel op ter hoogte van de werkstrook. Het ecologische effect hiervan is echter beperkt. Het rooien van opgaande vegetatie is niet nodig en de aanwezige vegetatie zal zich na de werken terug kunnen herstellen. Bovendien gaat het vaak om bermen van wegenis, akkers en graslanden. Het effect wordt vanuit de discipline Biodiversiteit globaal dan ook verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld (0/-1).

Rustverstoring treedt tijdelijk op tijdens de uitvoeringsperiode. Gezien de fasering van de werken, zal verstoring slechts beperkt in de tijd en zeer lokaal optreden. Rekening houdend met negatieve effecten tijdens broedperiodes wordt in principe aanbevolen buiten het broedseizoen te werken, echter gezien de ligging in openbare wegen in landbouwgebied en de afstand tot de natuurwaarden is dit niet noodzakelijk voor dit project.

De aanwezigheid van elektromagnetische velden rond de ondergrondse kabels kan ook negatieve

De aanwezigheid van elektromagnetische velden rond de ondergrondse kabels kan ook negatieve