• No results found

Dilemma van

In document Dilemma s in Duurzaamheid (pagina 52-60)

scale up D e b b i e k u p e r

e m m e l y s t o r y

53 De potentiële investeerder willen dat de prijs van het gas omhoog gaat waardoor minder mensen het kunnen betalen om op gas te koken. Deze eis doet afbreuk aan de opgestelde doelen van het bedrijf. Doelen van het bedrijf zijn; goedkoop gezond kunnen koken voor mens en natuur.

De verhoging van de prijs van het gas wordt gecompenseerd door de vergroting van de markt. Wij vinden dat volgens het morele aspect de potentiële investeerders op een egoïstische manier te werk gaan, ze houden weinig of geen rekening met anderen of met de behoeften van anderen (Stevens, 2019). Ze willen meer geld hebben voor het product, waardoor minder mensen het kunnen betalen. Hierdoor verdienen ze er meer geld aan maar kunnen minder mensen de stap maken om met gas te koken. Deze doelstelling staat dan ook niet gelijk aan het ethische aspect van het bedrijf die werkt vanuit een afgewogen belang. Tevens wordt de ongelijkheid binnen een sloppenwijk groter, doordat de één het product wel kan betalen en de ander niet. Groei in rijkdom blijkt vaak te leiden tot meer individualisering en daarmee ook tot een andere visie op relaties en bezit dan gangbaar is in een armere meer collectivistische samenleving (Beute, 2010).

Wij zijn van mening dat een collectivistische samenleving ervoor kan zorgen dat het op gas koken op een collectivistisch manier gedeeld kan worden. Zo wordt de prijs per unit hoger, maar kan het door de samenwerking door meer mensen worden gebruikt. Volgens Beute (2010) zijn beschikbare gelden en goederen in een collectivistische samenleving in principe van iedereen. Westerlingen zijn meer individualistisch, dat zal misschien verklaren waarom de potentiële investeerders meer geld willen ontvangen en minder kiezen voor het gezamenlijke belang. Wij hebben beide stage gelopen in Zuid-Afrika in een sloppenwijk en hebben daar gezien dat duurdere materialen snel gestolen worden en inwoners sneller kiezen voor voorwerpen die goedkoper zijn. Wij denken dus dat de afzet hoger zal zijn als het gas goedkoper wordt aangeboden. Wij zijn het dus niet eens met de prijsverhoging van gas omdat dit niet aansluit bij de doelstellingen van het bedrijf. Echter zit er een kleine kans in prijsverhoging, door de prijsverhoging kan er een grotere markt bereikt worden, wat kansen biedt voor andere sloppenwijken.

In het inleidende stuk wordt ook aangegeven dat het bedrijf streeft naar zoveel mogelijk medewerkers die uit de sloppenwijken komen zodat de lokale mensen een inkomen krijgen. Door akkoord te gaan met punt twee wordt ermee ingestemd dat de banen worden overgenomen door mensen uit de EU en VS en juist minder door de lokale mensen, dit staat volledig haaks aan de missie die eerder is gegeven. Gedurende onze stage zijn wij meerdere malen tegen het probleem aangelopen dat westerse organisaties denken goed te doen door banen over te nemen en te zeggen hoe het op een westerse manier moet. Echter hebben wij gezien en ervaren dat het veel effectiever is om de lokale mensen te ondersteunen en te begeleiden. Slooten (2011) komt na jarenlange

ervaring tot de conclusie dat westerse ontwikkelingshulp is gebaseerd op verkeerde drijfveren en het ontkennen van de geschiedenis. Vos (2018) voegt hier aan toe dat ondanks de westerse invloeden het continent nog steeds grotendeels heerst van armoede en honger. Hij geeft aan dat dit komt door het mondiale krachtenspel waar de economische en politieke belangen zwaarder wegen dan de Afrikanen zelf. Wij zijn van mening dat op het moment dat op deze manier er een verkeerd signaal vanuit het westen wordt afgegeven, dit nadelig is voor lokale bevolking en de economie. Nijeboer (2009) legt uit dat door de aanvoer van buitenlandse invloeden de regering geen enkele prikkel voelt om hun economie te ontwikkelen omdat tot nu toe veel aanvoer vanuit het buitenland komt.

Nijeboer (2009) voegt hier ook aan toe dan op het moment dat westerse mensen met zakken geld gaan schudden ze een impliciete boodschap afgeven aan de afrikanen, dat er iets mis is met Afrika en met de Afrikanen zelf. Svensson (2003) beaamt dat dit een negatief psychologisch fenomeen is.

De derde eis die de investeerders stellen is dat de aandelen opnieuw verdeeld moeten worden, waardoor twee Amerikaanse mannen (de huidige directeur en een van de nieuwe investeerders) samen een meerderheidsbelang hebben, er geen Afrikaanse aandeelhouders bij kunnen komen en de enige vrouw de helft van haar aandelen in moet leveren. Hier komt het egoïsme van de investeerders weer naar voren, het lijkt erop dat de investeerders zich boven het vrouwelijk geslacht en de afrikanen stellen. Als het bedrijf een duurzame relatie wil opbouwen met hun doelgroep lijkt het ons slim om samen te werken in plaats alles zelf te bepalen. Volgens Beute (2010) kost het Westerse organisaties vaak veel tijd om uit te leggen dat hun hulp gericht is op de opbouw van mogelijkheden om zelfstandig te functioneren.

Vanaf Afrikaanse zijde wordt nogal eens gesproken van een grote broer (zus) of moeder (vader), die komt helpen en zorgen. Deze eis zorgt er ook voor dat er etnisch geprofileerd wordt en dat vrouwen gediscrimineerd

worden, dit is een vorm van ongewenst gedrag (Rijksoverheid, 2017). Wij vinden het dus onverantwoord is om aan de hand van het geslacht of herkomst te bepalen hoe de aandelen worden verdeeld.

Het lijkt erop dat na bovenstaande argumenten wij niet in zee zouden gaan met de investeerders.

De eisen doen afbreuk aan de gestelde doelen van het bedrijf, volgens het morele aspect gaan de potentiële investeerders op een egoïstische manier te werk, tevens is het veel effectiever om de lokale mensen te ondersteunen en te begeleiden, met de gestelde eisen gebeurd dit niet, wij zijn ook van mening dat op het moment dat er op deze manier gehandeld wordt er een verkeerd signaal vanuit het westen wordt afgegeven, dit nadelig is voor lokale bevolking en de economie, ook als het bedrijf een duurzame relatie wil opbouwen met hun doelgroep lijkt het ons slim om samen te werken en de investeerders zorgen er ook voor dat er etnisch geprofileerd wordt en dat vrouwen gediscrimineerd worden. Zelfs al zou het bedrijf één eis opgeven zouden we niet in zee gaan, wij zijn van mening dat als het doel van het bedrijf is om goedkoop en gezond te kunnen koken voor mens en natuur dat alle eisen die de investeerders stellen, niet overeenkomen met deze doelstelling.

(World Animal Protection, 2018) – Zo luidde de globale conclusie van het onderzoek dat werd uitgevoerd door de Eerlijke Bankwijzer. Overigens waren niet alle Nederlandse banken betrokken bij dit onderzoek. Volgens het rapport investeerden Rabobank, ING, en ABN AMRO in totaal 8,8 miljard euro in bedrijven met uiterst lage dierenwelzijnsnormen.

Onder deze categorie vallen situaties als moedervarkens opgesloten in kooien, plofkippen opeengestapeld in massafabrieken en castraties van biggetjes zonder verdoving. De rol van de Rabobank was daarin het meest opvallendst; de bank met als missie “Growing a better world together” was met 6,8 miljard veruit de grootste investeerder (Herder, Kanchan, Walstra, & Verdonk, 2018).

Het bovenstaande belicht een interessante kwestie. Wanneer je duurzaamheid betrekt in je strategische koers. Hoe ga je daar als bank (lees: organisatie waar élke Nederlander mee te maken heeft) mee om?

Banken

investeren miljarden in

dierenleed G I L L E S R I J K

L U C C A K L U I J T M A N S

57 Waar het bedrijfslandschap steeds complexer wordt door bijvoorbeeld internationalisering, bevinden we ons ook in een maatschappelijke economische transitie. Holly Branson, dochter van businessmagnaat Richard Branson, noemt het de Weconomy: een economie waarin sociale betekenis een enorm krachtig paradigma aan het worden is.

Deze verschuiving wordt onder andere gedreven door Millennials;

de leeftijdsgroep die, volgens verschillende onderzoeken, meer

sympathiseert met het socialisme dan kapitalisme (Hengeveld, 2019).

Wat doen dat goed is voor de maatschappij, én voor de commercie is het leidende gedachtegoed. Ook de bankenwereld lijkt deze kant op te sturen. Onder andere de Rabobank wilt koers zetten naar een positie als financier van het duurzame bedrijfsleven. Echter, voer het niet in kalme wateren; de koers zit vol dilemma’s waarin de ethische afwegingen erg ingewikkeld blijken.

Bijvoorbeeld: welke grenzen stel je als bank, hoe bepaal je welke bedrijven je wel of niet wilt financieren, en welke bedrijven wil je in je klantenkring?

Simpel. Als je als bank een dergelijke positie aan wilt nemen, ga je alleen in zee met bedrijven die de intentie hebben om te verduurzamen.

Waarom niet alleen duurzame bedrijven? Omdat je daarmee het aantal potentiële klanten beperkt. De verschuiving naar duurzaam opereren staat nog in de kinderschoenen en lang niet alle bedrijven zijn er mee bezig. Maar de bedrijven die er wél mee bezig zijn of er mee aan de slag willen, die geef je een kans. In een overeenkomst kunnen bepaalde voorwaarden opgenomen worden die betrekking hebben op duurzame targets. Samen stel je doelen die behaald moeten worden waar dan bijvoorbeeld consequenties aan vast hangen, als ze niet behaald worden.

Denk bijvoorbeeld aan de EU-klimaatdoelstellingen voor 2020: dan moet in Nederland 14% van de opgewekte energie van duurzame bronnen als wind- en zonne-energie komen. Uiteraard zijn deze doelen afgestemd op 1) de potentie en 2) de economie van het betreffende land (van Loon, 2019). Of hier consequenties aan vast hangen, is onduidelijk. Enfin, de doelen die gesteld worden in de overeenkomst, en natuurlijk intrinsieke motivatie, functioneren dan als drijfveer voor verduurzaming. Op de bovenstaande wijze kan een bank een mogelijke breuk op een rechtvaardige manier verantwoorden. En hoe ga je dan om met

bedrijven die al jaren klant zijn en opereren in industrieën die haaks op duurzaamheid staan? Ook daar dien je druk op uit te oefenen.

ALGEMEEN

G I L L E S R I J K

L U C C A K L U I J T M A N S

Wanneer een bedrijf vervolgens de wil toont om te veranderen kun je ervoor kiezen om de relatie voort te zetten. Is dat niet het geval, dan kan men wellicht beter afscheid van elkaar nemen. Het is ook slecht voor het imago van de “financier van duurzaamheid” wanneer er een bedrijf in het investeringsportfolio zit dat juist totaal niet duurzaam is.

Nu moet erbij gezegd worden dat de bovenstaande situatie een utopie is.

In de praktijk zijn de keuzes natuurlijk veel ingewikkelder, en dan vooral op het gebied van ethiek. Als financieel instituut is de primaire functie van een bank het bewaren van financiële middelen, het verstrekken van leningen en het aanbieden van betalingsverkeer. Banken zijn, net als andere bedrijven, gericht op het maken van winst en daar handelen zij naar in hun bedrijfsvoering. Een particulier heeft bijvoorbeeld een rekening bij een bank en krijgt een bepaald rentepercentage over het bedrag dat op die rekening staat. De enige manier waarop de bank die rente daadwerkelijk kan verstrekken, is door winst te maken op de investeringen die de bank doet. De bank moet dus niet alleen rekening houden met de gevolgen van de investeringen, maar heeft ook de plicht tegenover haar klanten om de rente te kunnen verstrekken. Dit zorgt voor een tegenstelling als het gaat om het moreel kompas van een bank en de juiste keuze hierin vinden is daarom zeer ingewikkeld. Je kunt je vast voorstellen dat wanneer jou (als particulier) beloofd is dat er alléén geïnvesteerd wordt in duurzame partijen maar de bank daardoor je rentepercentage niet kan uitkeren, je een beroep doet op de plicht van de bank. In dit stadium van maatschappelijke verduurzaming zou je je af kunnen vragen of het überhaupt mogelijk is dat banken een investeringsportfolio hebben dat alleen maar duurzame bedrijven bevat.

Inmiddels is wel duidelijk dat banken te maken hebben met meerdere partijen. In de voorgaande situaties stond telkens een primaire

belanghebbende in het middelpunt van de aandacht: het bedrijf dat een lening wilt en een particulier die recht heeft op rente uitkering. Echter, moeten we niet vergeten welke gevolgen de keuzes van een bank hebben voor secundaire of zelfs tertiaire partijen. Het wel of niet doen van een investering kan enorm veel impact hebben op bijvoorbeeld werkloosheid, werkloosheid weer op inkomsten van individuen, en de inkomsten van individuen weer over de algemene gezondheid van de economie. Het is een enorm dilemma waarbij men rekening moet houden met wijd uitvloeiende gevolgen.

Het is in elk geval belangrijk om je ethische integriteit te bewaken. Niet alleen als bank, maar ook als bedrijf. In het geval van Rabobank:

“Growing megastallen together geeft geen betere wereld”, volgens Stichting Wakker Dier (NOS, 2018). Een dergelijke uiting en tegelijkertijd investeren in megastallen kun je namelijk op geen enkele wijze ethisch verantwoorden naar anderen óf naar jezelf als organisatie. Dat is nu juist een speerpunt van het voeren van een ethische oriëntatie als bedrijf (Bosch & Kaptein, 2019). Deze morele oriëntatie is één van vijf verschillende oriëntaties die toepasselijk zijn voor verschillende situaties.

H e t i s i n e l k g e v a l b e l a n g r i j k o m j e e t h i s c h e

i n t e g r i t e i t t e b e w a k e n .

Deze vraag zou elke sociale ondernemer zich moeten stellen bij het starten van zijn of haar bedrijf, gaan we iets

In document Dilemma s in Duurzaamheid (pagina 52-60)