• No results found

demokratiese’ radicalisering en onbehagen

In document High Tech Human Touch (pagina 76-82)

Toch was de geest uit de fles. Campofocus begon zich steeds meer te ontwikkelen tot de spreek- buis van de ’krietiese’ student, zulks tot ontsteltenis van zijn eigen hoofdredacteur die zijn eigen blad als ’ietwat rood en stuitend’ omschreef. Ook de SVB begon ook op Drienerlo een factor te worden waar rekening mee moest worden gehouden. Zo werd in het verkiezingsprogramma van de SVB voor de parlementsverkiezingen gesteld van 1968 geponeerd dat het baccalaureaat in dienst stond van het kapitalisme en daar- mee verantwoordelijk zijn voor de instand- houding van totalitaire regimes en voor het neerslaan van vrijheidsoorlogen. Hier- mee stonden de Drienerlose SVBers op één lijn met de Nijmeegse studentenleider Ton Regtien. Regtien omschreef in zijn pamflet Universiteit in opstand. Europese achter-

gronden bij de Nederlandse situatie [42a &

b] het baccalaureaat als ’een thans al weer

afgeschreven aanval van het bedrijfsleven op de niet op de strikte bedrijfsbehoeften afgestemde studieprogramma’s van de Ne- derlandse universiteiten en hogescholen.’ Hij vervolgde zijn analyse door te stellen dat de eerste baccalaureï die in Twente afstudeerden in overgrote meerderheid doorstudeerden voor het ingenieursdiploma. ’Het experiment met het baccalaureaat wordt dan ook door velen al weer als mislukt beschouwd. Ongelukkig de lelijke eenden die met de titel baccalaureus de bedrijven ingestapt zijn. Hun status zal over een paar jaar berusten op een graad die door geen hond ge- kend, laat staan erkend zal worden.’ Aanhangers van de SVB wezen op de politieke verantwoorde- lijkheid van de hogeschool. Intellectuelen waren immers in staat om complexe processen te ana- lyseren en zo alternatieven aan te wijzen en foute beslissingen aan de kaak te stellen. Aangezien een universiteit een verzamelpunt van intellectuelen was, diende de universiteit deze kritische functie te faciliteren. Een werkgroep van de SRD kwam in een Diskussienota vorming tot de con-

[42a] Studentenleider Ton Regtien

‘demokratiese’ {de:mɔkrá:ti:zɘ} radicalisation and a sense of unease

But the genie was out of the bottle. Campofocus began to develop into the mouthpiece of the ‘kritiese’ student, to the dismay of the editor-in-chief, who described his own magazine as “a bit red and offensive”. The SVB also started to gain a following on the Drienerlo campus. The SVB’s manifesto for the elections to the Polytechnic’s Parliament in 1968 declared that the bachelor degree was a capitalist tool and as such responsible for upholding totalitarian regimes and the suppression of wars of liberation. This put the Drienerlo SVB squarely in line with Ton Regtien, the student leader in Nijmegen, whose pamphlet Universities in Revolt – European background to the situation in the Netherlands described the bachelor degree “an attack by industry – one that has already been repulsed – on those programmes in the Dutch universities and polytechnics that do not answer most rigidly to industry’s needs.” He con- tinued his analysis by noting that the vast majority of the first bachelors to graduate from Twente went on to study for their engineer’s degree. “So many

people regard the experiment with the bachelor degree as a failure. How unhappy is the ugly duckling who goes into indus- try bearing the title bachelor of technology! In a few years their status will have come to depend on a degree that even a dog wouldn’t recognise, let alone acknowledge.” The SVP supporters pointed to the polytechnic’s political responsibility. Intellectu- als, they held, were capable of analysing complex processes and coming up with alternatives. They could condemn faulty deci- sions. Now, since the university is just a collection of intellectu- als, then the university should support this critical function. An SVB working group wrote a Discussion paper on personal de- velopment in which it reached the conclusion that the personal development of the Drienerlo students could be improved. The Campus Council in particular came under fire. It was said to be an impediment to progress towards a democratic polytech- nic. As two students, Adri van der Meer and Frank Wehmeijer, put it, the Campus Council occupied an ambivalent position in the polytechnic as a whole. Daily management regarded the Campus Council as the spokesperson of the campus residents, while the students regarded it as management’s mouthpiece. The ‘student regents’, as Van der Meer and Wehmeijer called

[42a]Student leader Ton Regtien

clusie dat de vorming van de Drienerlose student wat dit betrof te wensen overliet. Met name de Campusraad moest het ontgelden. Deze zou een obstakel zijn op de weg naar een democratische hogeschool. Twee studenten Adri van der Meer en Frank Wehmeijer stelden dat de positie van de Campusraad in het geheel van de hogeschool dubbelzinnig was. Het dagelijks bestuur beschouwde de Campusraad als woordvoerder van de campusbewoners, terwijl de studenten de Campusraad zagen als een spreekbuis van het dagelijks bestuur. De ’student-regenten’, zoals Van der Meer en Wehmeijer de studentleden van de Campusraad noemden, hadden dus eigenlijk niet veel in te brengen. ’Het bestaan van de Campusraad versluiert de werkelijke situatie: de student wikt, het bestuur beschikt.’ De analyse van Van der Meer en Wehmeijer kreeg bijval van andere studenten. In een tirade voor meer inspraak voor studenten stelde een van hen: ’Zoals bekend is inspraak in de andere Universiteitssteden niet of nauwelijks aanwezig. In deze steden is dan ook een grote onrust onder de studenten, die de inspraak verlangen; zij demonstreren, zij gaan de straat op! Op Drienerlo gebeurt dit niet! De studenten op Drienerlo wordt gesuggereerd, dat zij wel inspraak hebben in de gang van zaken in de Hogeschool. Dit wordt heel handig tot stand gebracht door het instellen van schijninspraak. (…) Er is geen schijntje van een gestruktureerde inspraak!’ Dan kon men maar beter zonder deze schijn van inspraak voortgaan en diende de Campusraad te worden opgeblazen, zo meende de schrijver, die gegeven de strekking van zijn betoog, ongetwijfeld als ‘ietwat rood en stuitend’ zou zijn gekarakteriseerd door zijn eigen hoofdredacteur.

Vandaag de dag maakt dit soort kritiek een gechargeerde - om niet te zeggen: geëxalteerde – in- druk, maar dat gold niet aan het eind van de jaren zestig. Zelfs rector magnificus Vlugter bleek niet

geheel ongevoelig voor de kritiek uit radicale hoek.[43] In zijn rede bij de opening van het acade-

misch jaar 1969-1970 gaf hij aan dat het van meet af aan de bedoeling van de oprichters was ge- weest om de studenten en de staf te betrekken bij de opzet en de uitwerking van plannen. Dat was destijds een prijzenswaardig en vernieuwend streven. Aan andere instellingen van hoger onderwijs deelden immers hoogleraren de lakens uit zonder enige vorm van inspraak voor staf en studen- ten. Toch constateerde Vlugter dat de situatie aan de THT ook nadelen kende: ’Staf en studenten mochten meedenken en meespreken — en hun meningen en adviezen werden vaak gehonoreerd — maar de beslissingen werden toch maar altijd genomen door het bestuur van de hogeschool en door de hoogleraren, gebundeld in de afdelingen, in besloten vergaderingen. De bestuurders behoefden daarvoor ook geen verantwoording af te leggen tegenover de bestuurden.’

Het was echter bepaald niet zo dat een meerderheid der studenten dergelijke radicale stand- punten huldigden. Het punt was alleen dat ’enkele activisten’ voldoende waren om de studen- tenpolitiek te doen kantelen. Als gevolg van de apathie binnen de ASV kon de SVB de SRD domi- neren. In januari 1969 kwam het tot een vertrouwenscrisis: de Studentenraad Drienerlo nam een ’motie van wantrouwen’ aan waarin werd verklaard dat de SRD de Campusraad als een belem- mering voor de democratisering van de hogeschool zag. Daarop werd besloten om geen nieuwe

[43] Rector magnificus Jo Vlugter, hier bij de introductie in 1967, betoonde zich niet geheel ongevoelig voor kritiek uit ‘radikaal-demokratiese’ hoek

the student members of the Campus Council, didn’t have much say in matters. “The exist- ence of the Campus Council veils the actual situation: the student proposes but manage- ment disposes.” Van der Meer’s and Wehmeijer’s analysis was supported by other students. One of them, in a tirade aimed at securing more student participation, stated, “We all know that there is virtually no student participation in the other great universities, so the students there have sprung into action. They want participation! They demonstrate! They march! But it’s not happening at Drienerlo! The Drienerlo students are led to believe they do have a say in the way the Polytechnic is run. It’s very clever how this is done, giving them the appear- ance of having their say. … But there’s no trace of any structural involvement!” So, the writer continued, it would be better to continue without this apparent involvement and the Cam- pus Council should be blown up. Given the tenor of this screed, the editor would certainly have characterised the writer as “a bit red and offensive”.

Nowadays this sort of criticism makes a rather exag- gerated, even highfalutin’ impression but that was not so in the late 1960s. Even Rector Magnificus Vlugter seemed to be somewhat sensitive to radical critique.

[43] In his speech at the opening of the 1969–1970 aca-

demic year he admitted that the founders’ idea right from the start had been to involve the students and the staff in planning and execution. At the time it was a praiseworthy and innovative ideal. After all, it was the professors at other institutes of higher education who ruled the roost, while the students and staff had no say whatsoever. Nevertheless, Vlugter observed, the Twente situation also had its disadvantages. “Staff and students were allowed to consider proposals and join in talks – and their opinions and advice were often taken into consideration – but decisions were nevertheless taken by the polytechnic’s governors and the professors in their departments, in closed meetings. So the gover- nors never had to answer to the governed.”

But it should not be supposed that a majority of the students embraced this sort of radicalism. The point is, though, that just ‘a few activists’ were sufficient to slant student politics. The ASV membership was apathetic, so the SVB was able to dominate the SRD. A crisis of con-

[43] Rector magnificus Jo Vlugter, here during the introduction ceremonies in 1967, seemed to be not unsensitive to

leden voor de Campusraad voor te dragen aan het bestuur van de hogeschool. Vlugter stelde over deze motie van wantrouwen dat er sprake leek te zijn van ’een goed georganiseerde poging om de Campusraad af te breken.’ Zonder kandidaten voor een nieuwe Campusraad kwam campusde- caan Schuijer terug als voorzitter van het campusbestuur, dat van januari tot oktober 1969 func- tioneerde. Dit campusbestuur was echter op ‘ondemokratiese’ wijze tot stand gekomen, reden om het in radicale kring te omschrijven als het ’fascistoïde kolonelsbewind’, verwijzend naar het toenmalige dictatoriale regime in Griekenland. Na het aftreden van dit campusbestuur werden de taken en de bevoegdheden van de Campusraad ondergebracht bij de campusdecaan, waar- door in feite precies het omgekeerde werd bereikt van wat de ‘revolutionairen’ hadden beoogd. De kritiek op de campus werd door sommigen uitgebreid naar de hogeschool als geheel middels een pleidooi voor democratisering van het onderwijs. Zaken als het collegerooster, het curricu- lum en het researchprogramma dienden ter discussie te worden gesteld. Om hier zinvol over te kunnen discussiëren was echter meer openbaarheid nodig. Openbaarheid betreffende de begro- tingen van de hogeschool en de afdelingen, openbaarheid van de vergaderingen van de raad van bestuur en de afdelingsbesturen, van het benoemingsbeleid, het onderwijsbeleid en het onder- zoeksprogramma. Deze gedachtegang werd deels overgenomen door de SRD. Als resultaat van een studieweekend stelde de studentenraad dat openheid zou betekenen dat de besturen van de afdelingen verantwoording zouden moeten afleggen aan de studenten.

De THT veranderde niet alleen in politiek opzicht. Ook op het vlak van de seksuele moraal is in dezelfde tijd een omwenteling te zien — waar niet iedereen het mee eens was. Er was een condoomautomaat geplaatst op het terrein van de THT en hierover waren in de Tweede Kamer vragen gesteld aan de minister van justitie. De minister ant- woordde dat op 23 oktober 1969 inderdaad een automaat op de cam- pus was geplaatst. Hij tekende echter aan dat dit was gebeurd op een ’onopvallende plaats’ en met medeweten van de campusleiding. Bo- vendien hadden de studenten de automaat al weer verwijderd nadat duidelijk was geworden dat het plaatsen van de condoomautomaat een strafbaar feit behelsde. Op grond hiervan en een aanstaande wetswijziging in overweging nemende stelde de minister dat er geen maatregelen tegen de studenten hoefden te worden getroffen. Er waren echter ook bestuurders die, anders dan Vlugter, geen en- kel begrip konden opbrengen voor de roep om – nog – verder gaande

‘demokratiesering’ . Van Nispen tot Pannerden, [44] die De Van der

fidence was reached in January 1969: the Drienerlo Student Council passed a ‘motion of no confidence’ which stated that the SRD viewed the Campus Council as an impediment to the polytechnic’s democratisation. Consequently, it was decided that no new members should be proposed for admission to the polytechnic’s governing body. This motion of no confidence led Vlugter to state that it appeared to be “a well organised attempt to destroy the Campus Council”. With no candidates for a new Campus Council, Campus Dean Schuijer returned as chairman of the campus management body, which operated from January to October 1969. This campus management, however, came into being in an ‘ondemokratiese’ manner, which gave those in the radical camp cause to describe it as a “fascistic colonels’ junta”, referring to the contemporary dictatorship in Greece. After this campus management had resigned, the tasks and authorities of the Campus Council were taken over by the Campus Dean, which thus achieved precisely the opposite of what the ‘revolutionaries’ had envisaged.

The critique of the campus was extended in some quarters to the polytechnic as a whole by means of a plea to democratise the educational programme. Such matters as lecture timeta- bles, the curriculum and the research programme should be opened up for discussion. But more openness was needed if the discussion was to be a sensible one: openness about the departmental budgets and that of the polytechnic as a whole, openness about the meetings of the board of governors and the departmental management, appointment policies, educa- tional policy and the research programme. This sort of reasoning was adopted in part by the SRD. After a study weekend, the student council declared that openness would mean that the departmental managements would have to answer to the students.

But it wasn’t just in a political sense that Twente changed. There was also a terrific change in sexual mores at that time. Not that everyone was comfortable with it. A condom vending ma- chine was installed on campus, leading to questions in parliament to the Minister of Justice. The Minister replied that a vending machine had indeed been installed on the campus on 23 October 1969. He noted, however, that it was in an “inconspicuous location” and had received permission from the campus authorities. Furthermore, however, the students had already removed the machine after it was made clear that the installation of such a machine was a felony. With this, and taking account of an imminent change in the law, the Minister stated that no action needed to be taken against the students.

In contrast to Vlugter, there were other governors who had no time at all for the calls for (yet

more) ‘demokratisiering’. Van Nispen tot Pannerden, [44] De van der Schueren’s successor as

both Queen’s Commissioner and President Curator of Twente Polytechnic, decided to resign the latter post prematurely, arguing that “The students’ demands for greater representation

Schueren was opgevolgd, niet alleen als commissaris Van de Koningin, maar ook als president-cu- rator van de THT, besloot die laatste functie voortijdig neer te leggen, met het argument dat ‘ de vraag van studenten naar medezeggenschap en de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs ... meer directe aandacht [vragen] dan hij thans als president-curator (kon) geven,’ het- geen aanleiding gaf tot een aantal ad hoc maatregelen, die volgens Vlugter duidelijk tendeerden naar een meer democratische bestuursvorm. Er kwam een duidelijk onderscheid tussen taak en karakter van enerzijds de Raad van Bestuur en anderzijds het dagelijks bestuur. Bovendien werd de mogelijkheid geopend dat vertegenwoordigers van het wetenschappelijk personeel, tech- nisch- en administratief personeel en studenten tot de Raad van Bestuur konden toetreden. In de door de THT zelf uitgegeven Gids 1969-1970 werd de democratisering als iets onvermijdelijks gepresenteerd. De interim-regeling werd gepresenteerd als slechts een voorbode ’van de verder- gaande democratisering van de hogeschool.’

Op hogeschool-niveau kwamen bestuurders nu ook persoonlijk onder vuur te liggen. De stu- dent Jan Zeevalkink begon een hetze tegen de inmiddels tot president-curator benoemde Kroese en zijn collega Van Mourik Broekman. Beide curatoren hadden zitting in de raad van commis- sarissen van Thomassen en Drijver-Verblifa en dat bedrijf was volgens Zeevalkink onbehoorlijk omgesprongen met haar werknemers, zodat ‘het evident was dat dit niet de personen zijn waar- mee een demokratisering van de THT bereikt kan worden. Zij zullen uitgesloten moeten worden.’ Kroese werd later nogmaals aangevallen. De directie van Koninklijke Textielfabrieken Nijverdal- Ten Cate NV, waarvan hij president-directeur was, had besloten omdeel te nemen in een spin- nerijvestiging in Griekenland, waar op dat moment het kolonelsbewind nog steeds de dienst uitmaakte. Het was voor de ‘krietiese’ studenten onaanvaardbaar dat ’de president-curator van de TH Twente, die propaganda maakt voor ”een integraal type ingenieur” en die wat weet van de maatschappij en die zo de nadruk legt op de Maatschappijwetenschappen in een technische opleiding, ook president-direkteur is van dit konsern ...’ De eis was dat Kroese ofwel zijn functie als president-curator zou neerleggen ofwel dat hij zich openlijk zou distantiëren van zijn eigen beleid als directeur van Nijverdal-Ten Cate. Geen van beide gebeurde.

In document High Tech Human Touch (pagina 76-82)