• No results found

4.2.1 Onderzoekspraktijk 1: Spanning tussen doelstellingen, verwachtingen en tijd

Het doel van de samenwerking ten tijde van het onderzoek e-didactiek bestaat uit zowel een primair doel als een aantal activiteit-specifieke, secundaire doelen (object). Zo is het primaire doel in dit systeem de onderzoekspraktijk kennisproductie, welke in deze activiteit bestaat uit een onderzoeksrapport als opbrengst van het praktijkgerichte onderzoek e-didactiek .

Vanuit het NRO en de persoonlijke visie van de onderzoekers (rules) komt er ook een secundair doel naar voren, namelijk het verkennen van de mogelijkheden tot samenwerking met de praktijk door middel van de aanpak in het onderzoek e-didactiek (object). Een onderzoeker beschrijft dit als volgt: “Tweeledig. In de eerste plaats moesten wij gewoon een

beleidsrapport opleveren voor het ministerie van onderwijs dat inzicht gaf in hoe lerarenopleiders omgaan met ICT in de praktijk en welke bekwaamheden ze daarvoor inzetten. Het andere was verkennen wat de mogelijkheden zijn als je samenwerkt met de praktijk in dit soort onderzoek.”

Subjects Onderzoekers Lerarenopleiders Division of labour Onderzoeksontwerp. Ontw. instrument. Verslaglegging. Oplossen incidenten. Communicatie. Communities Universiteiten Hogescholen Onderzoeksbureau Kennisproductie Onderzoek e-didactiek Bijdragen kennis lerarenopl. Verkennen mogelijkheden samenwerking praktijk Rules Persoonlijke visie Verwachting NRO Tijdspad e-didactiek Onderz. opzet e-didactiek

Onderzoekspraktijk Beschikbare tijd. Instrument e-didactiek. Kennis. Tools Object

Figuur 5. Het activiteitssysteem van de onderzoekspraktijk in het onderzoek e- didactiek. De rode lijnen geven de spanning aan tussen de componenten.

4.1.1

Het primaire doel ‘kennisproductie’ is door het onderzoek e-didactiek volgens de onderzoekers bereikt; het rapport is opgeleverd. Waar het primaire doel bereikt is, wordt het tweede doel - het verkennen van de samenwerking - niet volledig bereikt onder invloed van de beschikbare tijd (tools). De onderzoekers geven aan dat zij verschillende knelpunten ten tijde van het onderzoek moeten oplossen, waardoor er minder beschikbare tijd overblijft om aan deze secundaire doelen te werken. Ook al worden de afspraken met de NRO over het tijdspad van het onderzoek (rules) gedurende het onderzoek aangepast en komt er meer tijd

beschikbaar (tools). Deze extra tijd wordt voornamelijk gebruikt om het eerste doel te bereiken, het opleveren van het onderzoeksrapport. Hierover zegt een onderzoeker: "Wat ik

jammer vond van het hele project is dat het vanuit onderzoekers heel erg eenrichtingsverkeer was. Als je stelt: het had zowel beleid als praktijk te dienen, vind ik het niet helemaal

opgelost. (…) Tijd is daar een cruciale factor in geweest. Ook de tijd die wij als onderzoekers beschikbaar hadden voor het geheel, want deze is ruimschoots opgegaan. Waardoor er helemaal geen ruimte meer overbleef om die extra dingen nog te doen.”

De onderzoekers stellen dat zij graag samenwerken met de praktijk door bijvoorbeeld een feedbackloop in te stellen of plenaire sessies met studenten te organiseren. Hierdoor willen zij inzicht krijgen in hoeverre het uitvoeren van het onderzoek op de stagescholen het onderzoeksmatig denken en het didactisch redeneren van de studenten bevordert. "Wat de

studenten betreft, daar zit natuurlijk aspect in dat die studenten gewoon in real life bezig zijn met het uitvoeren van onderzoek, wat mogelijk voordelig werkt ten aanzien van het latere repertoire als leraar. Bij dat repertoire hoort ook onderzoeksmatig denken en bedenken waarom je bepaalde hulpmiddelen inzet.”

Verderop in het interview geeft deze onderzoeker ook aan dat hij graag bij de training van de studenten en deels bij de uitvoering van het onderzoek aanwezig wil zijn, om zo meer inzicht te krijgen in de expertise van de studenten en de mogelijke breuken in de keten van de rol- en taakverdeling in het onderzoek. De verkregen kennis wil hij gebruiken in eventueel vervolgonderzoek. Alle onderzoekers geven daarbij aan dat meer feedback vanuit de lerarenopleiding kan leiden tot verbetering van de initiële onderzoeksopzet of dat deze feedback gebruikt kan worden om vervolgonderzoek met eenzelfde opzet te verbeteren.

Een andere onderzoeker betrekt hier ook de omvang van het onderzoek bij en

daarbij is de samenwerking met de studenten van de lerarenopleiding, omdat die eigenlijk een noodzakelijke spil zijn, zonder die studenten is onderzoek van dergelijke omvang eigenlijk niet mogelijk.”

Zodoende is er in de onderzoekspraktijk sprake van spanning tussen de componenten object, tools en rules, waarbij de visie van de onderzoekers en de NRO (rules) ervoor zorgen dat de samenwerking een secundair doel krijgt om de mogelijkheden tot samenwerken verder te verkennen (object). Onder invloed van de beschikbare tijd (tools) kunnen zij echter hier echter onvoldoende aan werken. Het secundaire doel wijkt zo voor het primaire doel van de activiteit, namelijk opleveren van het onderzoeksrapport.

4.2.2 Onderzoekspraktijk 2: Spanning in de onderzoeksopzet

De onderzoekers houden bij de ontwikkeling van het instrument e-didactiek (tools) rekening met de verwachte expertise van de studenten door hun eerder opgedane ervaring in de pilotstudie (tools): "We hebben geprobeerd om het geheel zo te standaardiseren, zodat je met

een training die ook ontworpen is het onderzoek zou kunnen uitvoeren met behoorlijk wat kwaliteit." Tijdens het onderzoek plaatsen de onderzoekers echter wel vraagtekens bij de

uitvoering van het onderzoek. In de interviews geven zij aan dat zij twijfels hebben of de aangeboden training middels het instrument (tools) voldoende is geweest. Ook geven zij aan dat zij zelf niet bij de trainingen zijn geweest en daarom geen beeld hebben van de expertise van de studenten en kwaliteit van de gegeven trainingen. Hierbij refereren zij vooral aan het feit dat iedereen een eigen referentiekader heeft en dus anders uitleg geeft aan de ontvangen training en de verkregen expertise door de trainingen zo niet volledig te garanderen is.

Ook komt er vanuit de NRO het verzoek om meer te doen aan kwaliteitsbewaking (verwachting in rules). Een onderzoeker zegt het volgende over de kwaliteitsbewaking in het onderzoek en de genomen actie: "Dat hebben we enigszins kunnen checken met de

membercheck die is uitgevoerd (…) omdat we vonden dat het heel goed paste bij het feit dat de studenten de dataverzameling deden, dus dat zij nog eens naar die lerarenopleiders teruggaan die ze bekeken hebben met de vraag: klopt dit nu? Daar hebben we aansluiting gezocht bij het karakter van het onderzoek.”

Zodoende worden de onderzoeksopzet (rules) en het instrument (tools) aangepast door een membercheck op te nemen in de onderzoeksopzet en toe te voegen aan het instrument e-

didactiek. Dit heeft wederom zijn weerslag op de beschikbare tijd (tools), maar wordt gedaan om de kwaliteit van het onderzoek te verbeteren en het primaire doel te kunnen behalen.

4.2.3 Onderzoekspraktijk 3: Spanning tussen het instrumentarium en de taakverdeling

De spanning in de tools-component komt voornamelijk door de ontwikkeling van het instrument e-didactiek en de bijbehorende online omgeving waar studenten de gegevens in kunnen aanleveren. Tijdens de uitvoering van het onderzoek komen er een aantal knelpunten aan het licht in deze twee tools en deze knelpunten hebben hun weerslag op de

tijdsinvestering (tools) en taakverdeling (division of labour) van zowel de onderzoekspraktijk als de lerarenopleidingen.

Zo is de online omgeving waar de studenten de gegevens van de casussen kunnen invullen en de achterliggende database niet geschikt om de casussen later terug te sturen naar de studenten. Wanneer er door meerdere personen tegelijkertijd cases worden ingevuld in de online omgeving, komen deze op chronologische volgorde in de database te staan. De

casussen worden in de database namelijk gedefinieerd aan de hand van software en hardware aspecten die gebruikt werden. Vervolgens was niet duidelijk welke casussen er bij persoon A of B hoorden. Zo kregen de opleidingen voor de membercheck veelal grote bestanden aangeleverd waarin zij zelf de casussen van de studenten moesten terugvinden. Echter waren de gegevens niet volledig gesorteerd en/of gelabeld en werden deze veelal aangeleverd in één groot bestand, waardoor de lerarenopleidingen extra tijd (tools) besteedden om de juiste gegevens te relateren aan de juiste student voor de membercheck.

De oorzaak van dit probleem ligt in de afstemming tussen de ontwikkeling van de vragenlijst en de ontwikkeling van de database (tools), mede doordat het vertrek van één van de onderzoekers (subjects) niet goed is afgehandeld (divison of labour en tools). Er is in eerste instantie geen sprake van een nog uit te voeren membercheck. Degene die de vertrekkende onderzoeker verving (subjects en division of labour) had vervolgens geen volledig zicht op de ontwikkeling van de vragenlijst en online omgeving. Het euvel van het chronologisch sorteren in de database alsmede het ontbreken van student labels voor de casussen werd pas opgemerkt toen de onderzoekers de data terug wilden sturen naar de lerarenopleidingen voor de

membercheck. De onderzoekers losten dit op door meer tijd te investeren in het sorteren en labelen van de gegevens alvorens ze voor de membercheck naar de lerarenopleiding te sturen.

Een tweede knelpunt was dat er op één lerarenopleiding de vragenlijst(en) uit de pilotstudie werden meegegeven aan de studenten, zodoende weken deze vragenlijsten op kleine onderdelen af van de vragenlijsten die de studenten konden invullen in de online omgeving (tools). Een onderzoeker zei hierover: "Dus ik denk dat dat ook heel moeilijk is

geweest.. een van de lerarenopleiders had dan de verkeerde vragen meegegeven aan zijn studenten. Dus dan waren de verkeerde vragenlijsten afgenomen ten opzichte van het huidige instrument, of verkeerde observatiemomenten ten opzichte van het huidige instrument dat aanwezig was in de digitale omgeving. Dus konden zij de data niet mooi invoeren, dus dat liep ook niet goed. Dan zeiden zij: ja die data is allemaal ingevoerd, maar dat is nooit

geregistreerd geweest dus. Dat was eigenlijk een heel moeilijk en pijnlijk proces geweest vind ik. Die data invoering.”