• No results found

Deel III: Het partijverbod in België

B. De veroordeling

De verwerende partijen waren drie vzw’s die nauw betrokken waren bij de dagelijkse werking van het Vlaams Blok. Ze verzorgden het beheer van de financiën van de partij, de opleiding van politici en de mediakanalen waarover de partij beschikte.755 Volgens het hof van beroep

te Gent waren er voldoende bewijsstukken die aantoonden dat de vzw’s bijdroegen tot de werking van het Vlaams Blok, en dat de partij herhaaldelijk aanzette tot haat in de omstandigheden van artikel 444 Strafwetboek.756 Het hof oordeelde in die context dat het

70-punten-plan van het Vlaams Blok “slechts de uiting is van de door het Vlaams Blok gepropageerde en door racisme en xenofobie ingegeven onverdraagzaamheid, welke onverenigbaar is met de waarden geldend in een democratische, vrije en pluralistische

751 J. VRIELINK, S. SOTTIAUX en D. DE PRINS, “Het Vlaams Blok-arrest, artikel 150 van de Grondwet en de interpretatie van de Antiracismewet”, Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht 2004, nr. 2, (89) 90.

752 J. DE METS, “Het botsende gelijkheidsbeginsel. Casus: de procedure tegen het Vlaams Blok/Vlaams Belang”, onuitg. masterproef Rechten, UGent, 2011, 6-10.

753 Correctionele rechtbank te Brussel, 29 juni 2001; J. DE METS, “Het botsende gelijkheidsbeginsel. Casus: de

procedure tegen het Vlaams Blok/Vlaams Belang”, onuitg. masterproef Rechten, UGent, 2011, 6-10.

754 Deze definitie werd ook gehanteerd door het Hof van Cassatie in haar verbrekingsarrest in 2003 en ook het hof van beroep te Gent hanteerde deze definitie in haar arrest. Zie Cass., 18 november 2003, D.1.; Gent, 21 april 2004, vzw ‘s Vlaams Blok, 2.1.9. Zie ook E. BREMS, “Vlaams Blok gedoemd tot “aanpassing of terugkeer”, De

Juristenkrant 2004, nr. 88, (1) 1.

755 Gent, 21 april 2004, 1.

756 Gent, 21 april 2004, 44-45. Het aanzetten tot haat in de omstandigheden van artikel 444 Sw is een voorwaarde opdat tot een straf op basis van artikel 20 antiracismewet kan worden overgegaan.

129 samenleving.”757 Het hof karakteriseerde de kern van het politieke programma van het

Vlaams Blok als “aanpassen of terugkeren” en benoemde dat expliciet als discriminerend.758

Op basis van het toenmalige artikel 3 van de antiracismewet759 veroordeelde het hof van

beroep te Gent de vzw’s tot het betalen van een geldboete van €12.395, en een morele schadevergoeding aan de twee eisende partijen (in totaal € 7500). Het arrest werd niet verbroken door het Hof van Cassatie.760

De ontbinding van het Vlaams Blok staat juridisch gezien los van het arrest van het hof van beroep te Gent. Ook heeft het hof van beroep te Gent niet besloten om tot de ontbinding van (een van) de vzw’s over te gaan.761 De mogelijke gevolgen van het arrest bleven echter groot.

Het arrest opende immers de mogelijkheid dat alle leden en organisaties die op een soortgelijke manier betrokken waren bij de werking van het Vlaams Blok en niet genoten van parlementaire immuniteit op dezelfde grond veroordeeld zouden worden.762 Daarnaast kon

het arrest de aanleiding zijn van het verliezen van de partijdotatie op het niveau van het Vlaams Gewest.

3.

Het cordon sanitaire

Het cordon sanitaire is een politieke afspraak tussen de partijen om geen overeenkomsten met het Vlaams Belang te sluiten.763 Dit heeft als gevolg dat er geen bestuursakkoorden of

gezamenlijke wetgevende activiteiten met het Vlaams Belang mogelijk zijn, noch kan men

757 Ibid., 54.

758 Ibid., 54-55. Zie E. BREMS, “The Vlaams Blok Political Party Convicted Indirectly of Racism”, Int'l J. Const. L. 2006, nr. 4, (702) 707.

759 Huidig artikel 20 antiracismewet. 760 Cass., 9 november 2004.

761 Hoewel dit mogelijk was op basis van de artikelen 7bis juncto 35 Sw. Het hof van beroep te Gent had wel expliciet overwogen dat “zowel ‘het behoren tot’ als het ‘verlenen van medewerking aan’ [de racistische organisatie het Vlaams Blok (mijn toevoeging)] in hoofde van de drie beklaagden een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel.” Aangezien dit een strafbaar feit betreft, had een ontbinding kunnen plaatsvinden. Zie Gent, 21 april 2004, 57-58.

762 Zie in die zin ook juridische dienst van het Vlaams Parlement, “De Vlaams Blok-arrest: beknopte analyse van

de gevolgen”, 9 nov. 2004.

763 T. SCHAMP, “United We Stand, Divided We Fall: Radicalisering En De Buigzaamheid Van De Representatieve Democratie.”, in M. Easton (ed.), Orde van de dag: criminaliteit en samenleving, Kluwer print, Mechelen, 2013, (76) 84-85.

130 steun vragen voor eigen resoluties of steun geven aan VB-resoluties.764 In 1989 was er, nadat

het Vlaams Blok bij de gemeenteraadverkiezingen een zetel behaalde in Antwerpen, voor het eerst sprake van een vorm van het cordon sanitaire.765 Dat eerste akkoord hield 40 dagen

stand, aangezien de voorzitters van de Volksunie, de Christelijke Volkspartij en de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang ervan overtuigd waren dat Vlaams Blok klein moest worden gehouden door goed beleid, en niet door (partij)politieke afspraken.766 De

verkiezingsdoorbraak van het Vlaams Blok in 1991 (zwarte zondag) en de publicatie van het 70-punten plan in 1992,767 zorgden ervoor dat alle andere partijen in een resolutie ingediend

in het Vlaams Parlement het programma van het Vlaams Blok als flagrant in strijd met het EVRM beoordeelden.768 Dat leidde tot een nieuwe, mislukte poging om het cordon sanitaire

op te werpen. Hierna trachtte een lokaal initiatief kandidaten ertoe te bewegen om een beginselverklaring te ondertekenen waarin men zich er in het algemeen toe verbond steun te ontzeggen aan initiatieven strijdig met het EVRM.769 Na nog enkele politieke

ontwikkelingen770 zouden de partijvoorzitters voor de lokale verkiezingen van 2000 het

zogenaamde charter voor de democratie771 ondertekenen. Hierin werd onder andere bepaald

“dat wij het nodige voorbehoud aan de dag leggen tegen initiatieven die verkeerdelijk de indruk wekken dat het Vlaams Blok of andere extremistische partijen gewone democratische partijen zijn.”772 Sinds 2000 is het charter van de democratie nog steeds de formele basis voor

het cordon sanitaire, waarvan de geldigheid door alle partijvoorzitters behalve De Wever (N- VA) na de verkiezingsuitslag van 2018 werd herbevestigd.773

764 Ibid. 765 Ibid., 85. 766 Ibid.

767 Het plan waardoor de partij werd veroordeeld voor racisme door het hof van beroep te Gent. Zie supra 11.2. 768 Voorstel tot resolutie betreffende het algemeen migrantenbeleid, Parl. St., Vlaamse Raad, 1992-1993, stuk 246 - nr. 1, 2.

769 Het zogenaamde Charta91. Raad te plegen op www.charta91.be.

770 Het 70-puntenplan werd gewijzigd in 1996, maar een nieuwe resolutie werd in 1997 door het Vlaams Parlement goedgekeurd waarin werd herbevestigd dat het 70-puntenplan volgens de meerderheid van de Vlaamse parlementairen nog steeds flargrant in strijd met het EVRM was. Zie Resolutie betreffende het Europees jaar tegen het racisme, Parl. St., Vlaams Parlement, 1996-1997, stuk 580, nr. 1.

771 Raad te plegen op www.anti-racisme.be. 772 Charter voor de democratie, punt 9.

773 A. VABREBTERGHEM, “Wankelt het cordon sanitaire? Dit zeggen de partijvoorzitters over samenwerking met Vlaams Belang”, VRT, 26 mei 2019, https://www.vrt.be/.

131

12.

Analyse: Belgische weerbare democratie

Ondanks hun centrale rol in de Belgische democratie hebben politieke partijen geen grondwettelijke status of rechtspersoonlijkheid en wordt hun organisatie amper wettelijk geregeld.774 De wet op de partijfinanciering erkent en reguleert politieke partijen tot op

zekere hoogte en vormt dan ook een uitzondering op deze regel.775 Ook de antiracismewet

heeft een invloed op het gedrag van politieke partijen.776 Tenslotte kan het cordon sanitaire

in abstracto begrepen worden als een mechanisme dat de democratie weerbaar maakt tegen antidemocratische partijen.777 De voorafgaande resoluties, context en tekst van het charter

voor de democratie geven alleszins aan dat dit de intentie van de overeenkomst is.

Hieronder volgt een beoordeling van deze mechanismen vanuit het oogpunt van de weerbare democratie. Deze analyse zal het mogelijk maken om te concluderen of er een nood is aan de invoering van een partijverbod in de Belgische rechtsorde.

1.

Partijfinanciering

Aangezien de wet op de partijfinanciering een zekere grip biedt op de organisatie van partijen, werd hij in 1995 en in 1998 respectievelijk uitgebreid met de verplichting om zich statutair te verbinden om het EVRM te respecteren en met een afdwingingsmechanisme voor de naleving van dit verdrag. Dit laatste werd expliciet gemotiveerd vanuit de weerbare democratie- gedachte.778 Deze uitbreidingen waren niet zonder controverse. Voorstellen om de

bestraffing van door racisme of xenofobie ingegeven daden op te nemen in de artikelen 15bis en 15ter hebben het dan ook niet gehaald.779 De wet op de partijfinanciering, die verregaande

774 M. VERDUSSEN, “Le financement public des partis politiques en Belgique”, Revue générale de droit 2006, Volume 36, nr. 4, (591), 592.

775 Ibid., 593.

776 Toch is het betwistbaar dat de antiracismewet, gezien haar beperkte mogelijke rechtstreekse invloed op racistische politieke partijen, de verplichtingen onder het IVUR volledig heeft omzet in de Belgische rechtsorde. Zie supra 7.4.

777 Zie ook supra 11.3.

778 Zie in die zin ook GwH, 7 februari 2001, nr. 10/2001, B.4.7.2.

779 Verslag van de commissie over het wetsontwerp tot invoeging van een artikel 15ter in de wet van 4 juli 1989,

132 rechten, plichten en controle installeert, kan geplaatst worden binnen de hierboven besproken algemene evolutie in Europa van politieke partijen naar semi-publieke instellingen.780 De mogelijkheid voor partijen om zich door anderen dan de overheid te laten

financieren wordt immers verregaand aan banden gelegd, waardoor het intrekken van de dotatie volgens bepaalde commentatoren feitelijk neerkomt op een partijverbod.781