• No results found

De ouderenzorgsector: de rust en verzorgingstehuizen (RVT’s)

5.3 Intramuraal zorgaanbod voor personen met een NAH

5.3.4 De ouderenzorgsector: de rust en verzorgingstehuizen (RVT’s)

georganiseerd ifv. de behoeften van zieke en/of zorgafhankelijke personen. Het ouderenzorgbeleid beoogt te voorzien in de behoeften aan opvang, begeleiding en verzorging van zorgbehoevende ouderen.

Op het vlak van intramurale zorg wordt een onderscheid gemaakt tussen twee types rusthuizen. Rustoorden voor bejaarden (ROB’s) en rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s).

ROB’s zijn bestemd voor minder zorgbehoevende en valide bejaarden waarbij de nadruk ligt op de woonfunctie. Er kan eveneens geheel of gedeeltelijk, voorzien worden in de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorginguuu.

RVT’s zijn bestemd voor personen die zorgbehoevend zijn op vlak van hun dagelijkse levenshandelingen en/of medische, verpleegtechnische en/of paramedische zorg nodig hebben. Dit zorgbehoevendheidscriterium is geoperationaliseerd via de Katz-schaalvvv

waarop kandidaat RVT-bewoners minimaal categorie B of C moeten scoren.

Historisch is de oprichting van RVT’s gekoppeld aan de afbouw van ziekenhuisbedden en moeten RVT’s instaan voor het verlenen van zorg die toelaat het verblijf in een ziekenhuis in te korten of te voorkomenwww. Gezien hun specificiteit op vlak van

verpleegtechnische zorg binnen een multidisciplinair kader kunnen RVT’s een antwoord bieden op meervoudige en complexe zorgvragen.

sss Titel IV hoofdstuk 1 van de betreffende reglementering ttt www.cocof.be/sbfph/

uuu Besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1991 tot coördinatie van de decreten inzake de

voorzieningen voor bejaarden (BS 20 augustus 1992)

vvv De KATZ-schaal meet afhankelijkheid op 6 fysieke criteria : zich wassen, zich aan- en uitkleden, zich

verplaatsen, naar het toilet gaan, incontinentie en eten en drinken en 2 psychische criteria : oriëntatie in tijd en ruimte. Bij de fysieke criteria zijn 4 scores mogelijk, bij de psychische vijf. Naar gelang de combinatie van scores wordt men ondergebracht in een bepaalde afhankelijkheidscategorie : O, A, B of C in een ROB en B of C (Cd en Cc) in een RVT

www Wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de Wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere

Het RVT-aanbod in Belgie is omvangrijk (45.817 bedden in 1013 voorzieningen) en is geografisch vrij evenwichtig verspreidxxx (zie tabel 5.3). Desondanks hebben de meeste

RVT’s behoorlijk lange wachtlijsten. De personeelsomkadering in een RVT voorziet 12,5 VTE (C-profiel) tot 13 VTE (Cd-profiel) per 30 bedden (inclusief paramisch personeel) plus een coordinerend en raadgevend arts, die een huisarts is. Dit is ongeveer de helft van de omkadering voorzien binnen een nursingtehuis van het VAPH. De kostprijs voor de overheid bedraagt 37,47€ tot 38,64€ per RVT-bed per dag tegenover 131.5€ in een VAPH nursingtehuis wat neerkomt op een verschil van bijna 100€ per bed per dag (of 36.500€ per bed op jaarbasis). De persoonlijke bijdrage van de RVT-bewoner komt gemiddeld neer op 34,04€ per dag plus supplementen allerhande. Dit is ongeveer 6€ meer per dag tov. een bewoner in een VAPH nursingtehuis. Op jaarbasis komt dit neer op een meerkost voor de patient van ongeveer 2190€. In totaal betekent dit dat RVT’s over ongeveer 72€ per bed per dag beschikken, nauwelijks de helft van het bedrag van ongeveer 160€ waarover de VAPH nursingvoorzieningen beschikken per dag per bed.

Tabel 5.3 Programmatie RVT’s (maart 2006)

Gewest RVT-bedden RVT-voorzieningen

Vlaanderen 28465 597

Wallonië 12331 317 Brussel 5021 99

België 45817 1013

Het bewonersprofiel van RVT’s wordt gekenmerkt door een hoge en steeds stijgende gemiddelde leeftijd. Het betreffen bewoners van voornamelijk 80 jaar en ouder. In 2001 was 75,10 % van de residenten in RVT’s ouder dan 80 jaaryyy.

Vanuit de RVT-regelgeving is er geen leeftijdscriterium voor de bewoner gedefinieerd. Aangezien RVT’s meestal ingebed zijn in een ROB (RVT is een supplementaire erkenning) dient in regel door het RVT een afwijking aan de gemeenschapsadministratie aangevraagd te worden indien men een bewoner jonger dan 60 jaar wil opnemen. Hiervoor wordt van overheidswege als richtlijn de 5% norm gehanteerd.

Ondanks hun jonge leeftijd worden veel NAH-personen noodgedwongen doorverwezen naar een rust- en verzorgingstehuis (RVT). Uit de enquete is gebleken dat naar schatting 993 NAH-personen in Belgie in een RVT wordenopgevangen waar ze ongeveer 2% van de totale populatie uitmaken zonder belangrijke regionale verschillen hierin (10/100.000 inwoners)zzz. Deze NAH-populatie in RVT’s is meer zwaar

zorgbehoevend in vergelijking met deze in VAPH-voorzieningen. RVT’s zijn traditioneel meer op ‘nursing’-zorg gericht dan VF-voorzieningen die meer orthopedagogisch georienteerd zijn. (Te noteren valt ook dat NAH-personen met Multiple Sclerose die in een RVT/MRS verblijven, niet in aanmerking komen voor inschakeling in de RIZIV conventie in erkende MS-centra, waardoor ze geen recht hebben op een tijdelijke behandeling binnen deze conventie.)

Een Vlaams onderzoek naar personen met een handicap in rusthuizen en RVT’saaaa

(respons 81%) heeft 508 RVT-bewoners geregistreerd onder de 65 jaar waarvan 59 % jonger dan 60 jaar. Aan de hand van handicapcode “cognitieve stoornis (niet mentaal)” werden 348 personen geregistreerd en beschouwd als NAH, zowel van niet- degeneratieve als van degeneratieve aard. Ter vergelijking, op basis van de enquete wordt geschat dat er in Vlaanderen in totaal 541 NAH-personen jonger dan 65 jaar verblijven in een RVT.

De situatie dat veel jonge NAH-slachtoffers wegens gebrek aan aangepaste op hun noden afgestemde voorzieningen, noodgedwongen in voorzieningen voor ouderenzorg

xxx Tot eind 1997 lag de RVT-programmatienorm op 1,7 bedden per 100 bejaarden vanaf 65 jaar. Door de

protocolakkoorden werd de programmatie systematisch aangepast. Protocolakkoord nr. 2 van 1 januari 2003 stelt een programmatie van 5,37 plaatsen (ROB en RVT samen) per 100 60-plussers.

yyy Vergrijzing, gezondheidszorg en ouderenzorg in België, FOD, sociale zaken, maart 2005

www.hiva.be.docs/rapport/R936 en Federaal planbureau, Vergrijzing en demografie www.plan.be

zzz Via de enquete in hoofdstuk 4 (met 40% respons) werd in totaal een percentage van 9.4% RVT-

bewoners jonger dan 65 jaar geregistreerd (2% NAH).

terechtkomen, doet zich eveneens voor in andere landen zoals bv. Groot-Brittannië en Australië. Deze ‘aged care facilities’ zijn niet geschikt voor de opvang van jonge NAH- slachtoffers. Van overheidswege moet daarom een inspanning geleverd moet worden om units op te richten om voor deze specifieke zorg in te staan3, 11, 10 (zie ook hoofdstuk

1).

Het pilootproject van de FOD Volksgezondheid dat een aangepast zorgnetwerk ontwikkelt voor een specifieke NAH-subdoelgroep, met name voor personen in een vegetatieve of minimaal responsieve toestand (PVS/MRS), geeft de RVT-sector hierbinnen een duidelijke plaats en opdracht in een liaison met gespecialiseerde revalidatiecentra. In 30 RVT’s werden 165 bedden erkend, geografisch verspreid over België. Bestaande RVT-bedden zijn omgezet in coma-RVT-bedden die mits een extra subsidiëring per bed moeten toelaten aan de chronische zorgnoden van deze doelgroep tegemoet te komen, o.a. via extra personeel en materiaal. Meerbepaald gaat dit om een subsidie van 44,78 € per bed waarbij de personeelsnorm wordt opgetrokken tot 21,5 VTE per 30 bedden (max. 8 bedden). Deze financiering en personeelsomkadering blijft beneden deze in VAPH voorzieningen.

Het eindrapport van dit pilootproject toont aan dat de coma-RVT-bedden tot nog toe onderbezet blijven aangezien slechts een gemiddelde van ongeveer 50% gehaald wordt voor gans België. Daartegenover staat dat ongeveer 30% van de in het project geincludeerde patienten naar niet-erkende RVT’s worden doorverwezen. Het project biedt binnen een RVT echter geen enkel financieel voordeel voor de patient. Voor sommige families weegt de meerwaarde van deskundigheid blijkbaar onvoldoende op tegen de meerwaarde van nabijheid die niet-erkende RVT’s wegens hun groter aanbod meer kunnen bieden dan de erkende RVT’s die beperkt zijn in aantal.

Opname in een RVT betekent op financieel vlak voor de patient een moeilijk haalbare en op lange termijn houdbare situatie. De hoge persoonlijke bijdragen beïnvloeden de financiële toegankelijkheid en kunnen eventueel verhaald worden op de familie. Dit is vaak een barrière voor de opname van deze “jongere” doelgroep in RVT’sbbbb.

Onderzoeksgegevens leren dat bij ongeveer 1/3 van de RVT-bewoners familieleden (vaak kinderen) financieel bijspringen. In nog 1/3 van de gevallen moet men een beroep doen op het OCMW. Slechts 1/3 kan zelf de rusthuisfactuur betalencccc. In Vlaanderen

bestaat eventueel een beperkte tussenkomst vanuit de Vlaamse zorgverzekeringdddd.

De keuze voor een doorverwijzing naar een RVT of een thuissituatie is soms in belangrijke mate ingegeven door de financiële draagkracht van een gezin. Bij jonge gezinnen komt het nogal eens voor dat zij nog een eigen woning moeten afbetalen en dat een opname in een RVT om financiële redenen geen optie is.

Ook uit de studie van Devischeeee is gebleken dat de familie een belangrijke rol speelt bij

de keuze voor een RVT. Veelal is de keuze een negatieve keuze doordat volwaardige en beschikbare alternatieven ontbreken. De leeftijdsdiscrepantie van de hoogbejaarde populatie met de jonge NAH-populatie bemoeilijkt de psychologische aanvaarding van dergelijke opnames. Hieruit kan niet afgeleid worden dat het rusthuis of RVT steeds als een ongeschikte oplossing wordt ervaren. “Slechts” één derde van de personen hebben klachten; het ontbreken van aangepaste zorg, het belemmeren van de sociale contacten en het ontbreken van aangepaste dagbesteding worden meest aangehaald. Toch is het zoeken naar een andere oplossing nauwelijks aan de orde. Het RVT is vermoedelijk voor bijna elke NAH-patiënt, ook voor de jongeren, de definitieve thuisvervangende oplossing.

bbbb Zie ook : Kints, B. Het zorgtraject en de (definitieve) ontslagvoorziening bij patiënten in een vegetatieve

of minimaal responsieve toestand, eindverhandeling VUB, 2002, 162 pp. en Bierman I. , determinanten van Stress bij ontslag uit revalidatieziekenhuis, eindverhandeling Gezondheidspsychologie, UGent, 2000.

cccc Zorg- en dienstverlening aan ouderen : een stand van zaken, CM-themadossier: “De vergrijzing, een

collectieve uitdaging”, mei 2005

dddd www.vlaamsezorgverzekering.be

Daartegenover kan wel geargumenteerd worden dat vanuit het perspectief van de complexe chronische zorg zwaar zorgbehoevende NAH-personen tot de doelgroep behoren van de RVT’s gezien hun specifieke kennis inzake verpleegkundige zorg binnen een multidisciplinair kader waardoor de RVT-sector in principe wel over de mogelijkheden beschikt om een geëigende zorgomgeving voor deze doelgroep te waarborgen. Anderzijds vormt de opvang van NAH-personen met ernstige neuropsychologische stoornissen (zowel cognitieve als gedragsmatige) vaak een knelpunt gezien de eerder beperkte expertise van RVT’s op dit vlak en de gelimiteerde personeelsomkadering van de RVT’s, zeker voor wat betreft paramedisch en orthopedagogisch geschoold personeel.

Een ander voordeel van RVT’s is dat ze wegens hun vrij gunstige geografische spreiding het beste tegemoet kunnen komen aan de nood tot nabijheid zodat het aanbod nauw kan aansluiten bij de oorspronkelijke thuisomgeving van de patiënt en familieleden makkelijker en frequenter op bezoek kunnen komen (cfr. enquête hoofdstuk 4). Dan kan echter minder deskundigheid gegarandeerd worden. In praktijk (cfr. PVS-project) blijkt dat sommige mensen daarvoor kiezen en deskundigheid minder belangrijk vinden dan nabijheid, en dat anderen wel kiezen voor deskundigheid en bereid zijn hiervoor verder te rijden.

Besluitend kan gesteld worden dat RVT’s in principe geen optie zijn in de opvang van jonge zwaar zorgbevoende NAH-personen aangezien ze gericht zijn op ouderenzorg en hiervoor onvoldoende tegemoet kunnen komen aan de specifieke zorgbehoeften van de NAH-persoon. Bovendien is opvang binnen een RVT financieel heel belastend voor de gebruiker. Anderzijds zou opvang van deze doelgroep binnen deze sector wel een optie kunnen zijn onder specifieke condities, met name indien hierbinnen specifieke eenheden gecreëerd worden gericht op de jonge NAH-doelgroep met aangepaste infrastructuur, gescheiden leefgroepen en werking, aangepast (voldoende en competent) personeel. De vergelijking kan gemaakt worden met het PVS-pilootproject. De doelgroep hiervan zou uitgebreid kunnen worden, eventueel via een nieuw pilootproject. In eerste instantie zouden de ongeveer 1000 <65-jarige NAH-personen die momenteel naar schatting reeds in RVT’s worden opgevangen, geherorienteerd kunnen worden naar dergelijke aangepaste units.