• No results found

5.3 Intramuraal zorgaanbod voor personen met een NAH

5.3.5 De geestelijke gezondheidszorgsector (GGZ)

De sector van de geestelijke gezondheidszorg bestaat uit een aantal gespecialiseerde voorzieningen die zorg verlenen aan mensen met psychische problemen, waaronder psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ), initiatieven voor beschut wonen (BW), psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT’s) en centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGGZ).

Vooral de psychiatrische ziekenhuizen en PVT’s verdienen aandacht in het kader van deze studie. De PVT’s situeren zich in het chronisch zorgaanbod en bieden voor heel wat bewoners een definitieve opvang- en verzorgingsvorm als een maatschappelijke reintegratie niet gerealiseerd kan worden.

In totaal zijn er in België 3241 PVT bedden. Dit aanbod blijkt echter ontoereikend. De personeelsomkadering voorziet in 12 VTE per 30 bedden plus een medische omkadering. De gemiddelde kostprijs voor de overheid bedraagt 56,8 €ffff per dag. De

kostprijs voor de patient bedraagt maximaal 25,84 € per dag. De Staat voorziet wel voor een tegemoetkoming in de opnameprijs van 13,41 € per daggggg. In totaal

beschikken PVT’s dus over een budget van ongeveer 82.5 € per dag per bed. Dit is iets hoger dan het budget waarover RVT’s beschikken maar relatief laag in vergelijking met de Sp- of gehandicaptensector. De personeelsomkadering binnen PVT’s is dan ook vergelijkbaar met deze in RVT’s. Voor de overheid is dit echter een veel duurdere zorgvorm terwijl de persoonlijke bijdrage van de patiënt dan weer beduidend minder is.

ffff Handboek voor Gezondheidseconomie, aflevering 25, oktober 2004, hoofdstuk 22, Geestelijke

Gezondheidszorg, PVT’s

gggg RIZIV, omzendbrief aan de psychiatrische verzorgingstehuizen, 1310/YB/omzPVT2006-3, tegemoetkoming

van de Staat in de opnemingsprijs voor bewoners die verblijven in een PVT vanaf 2003 of later, voor bepaalde categorie gerechtigden (3 categorieën)

Desondanks blijft de persoonlijke bijdrage voor de patiënt hoog, niettegenstaande er een beperkte staatstussenkomst en zakgeld voorzien wordt.

Op het vlak van opvang en begeleiding van patiënten met psychiatrische stoornissen bestaat een belangrijke know-how en ervaring in de geestelijke gezondheidszorgsector, met inbegrip van de PVT’s. Personen met NAH worden soms naar een psychiatrische voorziening doorverwezen, o.a. wanneer ernstige cognitieve, emotionele of gedragsproblemen een belemmering vormen voor opname in een revalidatiecentrum of voorziening voor chronische zorg (bv. RVT of nursingvoorziening). De specifieke cognitieve en gedragsstoornissen tengevolge van een NAH zijn echter moeilijk vergelijkbaar met de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen in de PVT’s, met name schizofrenie (42,2%) en mentale handicap (32,5%), samen 75%. Bovendien vertoont de NAH-doelgroep dikwijls een belangrijke zware fysische zorgafhankelijkheid, soms met een degeneratief verloop (vb. ziekte van Huntington). Deze fysieke beperkingen vormen meestal een grote belemmering voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis of PVT.

Wat de leeftijd betreft zijn er geen specifieke criteria in het PVT. In 2001 was meer dan 25% van de PVT-patiënten tussen de 70 en 79 jaar oud en 8,1 % ouder dan 80 jaar. Meer dan 76% is langer dan 2 jaar opgenomen in een PVT, 18 % reeds meer dan10 jaar. Uit de enquête (hoofdstuk 4) waarbij voor de sector geestelijke gezondheidszorg de psychiatrische ziekenhuizen en PVT’s bevraagd werden, is gebleken dat het aantal NAH- personen dat in deze psychiatrische instellingen verblijft, het kleinst is in aantal in vergelijking met de andere sectoren. Bovendien dienen de gegevens vanuit deze sector met de grootste voorzichtigheid geinterpreteerd te worden, enerzijds omdat de meerderheid van de bevraagde voorzieningen niet gericht zijn op chronische zorg en omdat er een belangrijke kans bestaat dat een groot deel van het geregistreerde aantal NAH-personen (70%), Korsakov-patienten betreft, terwijl deze studie zich niet op deze NAH-subdoelgroep richt.

De Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen bracht in 2003 een advies uit aangaande de geestelijke gezondheidszorg voor personen met een handicap met een geassocieerde psychiatrische en/of gedragsproblematiekhhhh. De Vlaamse

Gezondheidsraad bracht in 2004 een gelijkaardig advies uitiiii. Een van de doelgroepen betreft NAH. Personen met NAH lopen wegens de aard van hun problematiek een grotere kans op een psychiatrische problematiek en vragen binnen de GGZ een specifieke knowhow. Hun gedrags- en emotionele problematiek wordt gekenmerkt door o.a. hypergedrag, fysieke agressie, (sexuele) ontremming, roepgedrag. Dergelijke problematiek vormt bijna altijd een exclusiecriterium tot opname, zelfs binnen GGZ- voorzieningen. De doelgroep dreigt tussen de mazen van het net te vallen en laat zich niet vatten binnen één zorgaanbod. Een geintegreerde organisatie van zorg over de sectoren heen ontbreekt. Er wordt gepleit voor de financiering van gespecialiseerde GGZ zorgvormen ter ondersteuning van continuiteit van zorg zoals outreach. Bij outreach ontvangt de patient de zorg in zijn natuurlijke leefomgeving en kan opname worden vermeden of nazorg geboden. Dit omvat zowel patientgebonden activiteiten in het leefmilieu van de patient (thuis of in instelling), als niet-patientgebonden activiteiten tav. zorgverleners buiten de GGZ, bv. overbrengen van GGZ-expertise en vorming naar teamleden van niet GGZ-voorziening (in feite vergelijkbaar met de externe liaisonfunctie in het PVS-project).

Coordinatie over de sectoren heen is noodzakelijk. Samenwerking tussen federale overheid en gemeenschappen is vereist, o.a. ter realisatie van experimenten op dat vlak. Personen met een handicap hebben recht op een betaalbare, toegankelijke basiszorg op maat aangevuld met orthopedagogische zorg en begeleiding en gespecialiseerde GGZ. De verantwoordelijkheid van de GGZ behelst de GGZ-noden wat impliceert dat de GGZ-inbreng een tijdelijk, complementair en subsidiair karakter heeft in vergelijking met de inbreng van de andere sectoren, bv. gehandicaptensector. Op vlak van GGZ

hhhh http://www.popovggz.be/documenten/NRZV/advies%20NRZV%20handicap.pdf iiii http://www.wvc.vlaanderen.be/vgr/pdf/2004/Advies%20GGZ%20handicap05.pdf

wordt voor de specificiteit van de doelgroep gepleit voor de operationalisering van zorgtrajecten met als minimumonderdelen:

1. specifieke module residentiele behandeling met een supplementaire kwalitatieve en kwantitatieve omkadering inzake personeel en infrastructuur, zowel qua leefruimte, duurzaamheid en veiligheid

2. hieraan gekoppelde mogelijkheid tot deeltijdbehandeling

3. module ambulante behandeling met mogelijke voor- en nazorg, assertieve outreach met inzetbare, aangepaste expertise (consulentschap), casemanagement en zorgtrajectbegeleiding.

Meerbepaald dienen gespecialiseerde (architecturaal afzonderlijke) eenheden te worden opgericht voor personen met NAH en ernstige gedragsstoornissen. Voor een bedbezetting van 16 patienten wordt voor een bezetting van 90% volgende personeelsomkadering gevraagd: 12VTE verpleegkundigen, 4 VTE licentiaten (waarvan 2 neuropsychologen), 14 VTE waarvan helft A1, 2 psychiaters met gezamelijke aanwezigheid van 36u/week. Exclusief de meerkost voor deze bijkomende psychiatertijd zou de jaarlijkse meerkost voor 16 bedden in vergelijking met de A-norm overeenkomen met 955.047 euro.

Het nut en de maatschappelijke meerwaarde van gespecialiseerde units met een hoge bestaffing voor de aanpak en behandeling van ernstig gedragsgestoorde NAH-personen die binnen de gewone revalidatiesettings voor deze doelgroep niet opgevangen kunnen worden, wordt in wetenschappelijke literatuur eveneens teruggevonden64. Er wordt

beschreven dat dankzij een intensief en langdurig hooggespecialiseerd behandelingsprogramma een maatschappelijke reintegratie bereikt kan worden en een plaatsing vermeden. Dit betekent een meerwaarde op vlak van functionele zelfredzaamheid en levenskwaliteit van zowel patient als familie, en op maatschappelijk financieel vlak. De jaarlijkse incidentie van deze nood wordt in Australië (New South Wales) op 7.3 per miljoen inwoners geschat. Voor Belgie zou dit neerkomen op ongeveer 75 nieuwe gevallen per jaar waarvoor dergelijke gespecialiseerde opvang is vereist. Uiteraard dienen deze cijfers met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden gezien het slechts één studie betreft.