Leeswijzer
In de keuzes die ik maak t.a.v. de onderzoeksmethodologie, ga ik ook in op de mogelijkheden vanuit zowel de moderne als de postmoderne opvatting, met de nadruk op een invalshoek vanuit het postmodernisme. Daarmee wil ik niets afdoen aan het nut van modernistische methodologie, doch ik probeer de waarde van een postmodernistische benadering als toevoeging daarop te duiden. Als reflective practitioner gebruik ik mijn ervaring en casuïstiek en mijn reflecties daarop als praktisch bewijs voor de generatieve conclusies die ik daaruit induceer. De methodologie die ik toepas is kwalitatief van aard en valt in de psychologie onder de Mixed Methods. Tot deze categorie behoren onder andere de narratieve beschrijvingen, learning histories en participatieve actieonderzoeken. Mijn werk valt in de categorie van narratieve beschrijvingen en de interpretatie daarvan om daarmee relevante, zinvolle kennis te kunnen genereren. Ik pas daarbij zelfreflectie en triangulatie met andere professionals toe als een validatiestap op de gegenereerde kennis en inzichten. Op deze manier verwacht ik mijn stellingname overtuigend – zowel voor de praktijk van leidinggevenden als voor wetenschappers geïnteresseerd in leiderschap – aan te kunnen tonen.
5.1 Moderne onderzoeksmethodologie -‐ kwantitatieve analyse
Over de moderne opvatting is het nodige bekend en beschreven in de literatuur. Te denken valt dan aan het genereren van kwantitatieve gegevens, data, door middel van surveys en dergelijke. Binnen kwantitatief onderzoek wordt in belangrijke mate gebruikgemaakt van statistiek. Een hypothese kan worden getest op basis van voldoende data die vervolgens statistisch geanalyseerd worden. Data kunnen eventueel verkregen worden uit gegevensbanken met grootschalige steekproeven die een heel grote reeks variabelen meten. Er moet steeds vanuit theoretisch oogpunt beargumenteerd worden waarom een bepaalde steekproef geschikt is. Moderne onderzoeksmethodes kennen ook wat fundamentele haken en ogen. Zo speelt de subjectieve selectie van de samples een belangrijke rol in de representativiteit van het bestudeerde fenomeen en kunnen er om verschillende redenen statistische fouten ontstaan. Maar het meest bezwaarlijk is dat niet altijd alle relevante data in een kwantitatief format gegoten kunnen worden en daardoor mogelijk onderbelicht raken in het onderzoek.
5
De Onderzoeksmethodologie
Qualitative and Mixed Methods
5.2 Postmoderne onderzoeksmethodologie -‐ Mixed Methods
Tegenover onderzoeksmethodologie op basis van kwantitatieve gegevens bestaan er ook meer kwalitatief gerichte methodologieën. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan diepte-‐interviews, focusgroepen of participerende observatie. De steekproef die hier wordt gebruikt is van veel kleinere schaal, maar elke respondent binnen de steekproef zal wel tot in meer detail worden onderzocht. Men krijgt, met andere woorden, veel meer informatie over een klein aantal cases. Vaak is kwalitatief onderzoek sterker verbonden met een achterliggende theoretische benadering. Voorbeelden hiervan kunnen zijn het sociaal constructionisme, grounded theory, etnografie, participatief actieonderzoek, narratieve beschrijvingen, learning histories, fenomenologie, kwalitatieve comparatieve analyse of actor-‐netwerktheorie. In de psychologie zijn deze vormen van kwalitatief onderzoek ondergebracht in Division 5 van de American Psychology Association. Deze omvat alle kwantitatieve en kwalitatieve methodes en mengingen daarvan (de zogeheten Mixed Methods). Een rijke bron van uiteenlopende onderzoeken die gebruik maken van de Kwalitatieve en Mixed Methods behoort, is te vinden op de website van het Taos Institute . Een goed 51
overzicht van de ontwikkeling van de postmoderne inzichten in nieuwe methodologieën voor het doen van onderzoek is te vinden in een recent artikel van de hand van Gergen (2014). Daarin legt hij vanuit Mixed-‐Methodachtige visies uit welk potentieel er is voor nieuwe inzichten door nieuwe vormen van onderzoek toe te passen: ‘As I will propose, when the logics of reflective pragmatism are fully
extended, we enter a new territory of understanding, one in which the vision of research is radically altered. We replace the captivating gaze on the world as it is with value based explorations into what it could be. This conception of a future forming orientation to research opens the way to new aims, practices, and reflections.’
Er zijn allerlei methodes om casuïstiek te gebruiken. Een heel bekende daarvan is beschreven door Yin (2013). Als bezwaar tegen het werk van Yin kan echter worden gezien dat hij de methodologie om case studies toe te passen op een strikte, bijna modernistische wijze voorschrijft. Wat ik hoop te illustreren is de toegevoegde waarde die ik heb ondervonden als ik op een postmoderne manier naar mijn eigen leiderschapspraktijk kijk. De middelen die me daarvoor ter beschikking staan, zijn narratieve beschrijvingen, etnografie, learning histories à la Peter Senge en participatief actieonderzoek. Daarbij maak ik dus gebruik van mijn ervaring uit het verleden, gesystematiseerde praktijkkennis en theoretische modellen die de praktijk kunnen kaderen en zoek ik naar de best mogelijke handeling in de praktijk, waarbij ik de effectiviteit van mijn acties probeer te bepalen. Daarmee wil ik telkens reflecteren om mijn stellingname te verduidelijken. Dat is altijd niet-‐finaal: een mogelijkheidsvoorwaarde. Het zat al heel vroeg in mijn reflectieve praktijk
Het Taos Institute: www.taosinstitute.net
opgesloten, op een intuïtieve manier, en nu, met dit proefschrift, streef ik ernaar het meer uitgewerkt te doen. Daarbij ben ik me gaan realiseren dat er geen rustpunt is in het ontdekken van ‘de waarheid’ rond leidinggeven. Die blijft namelijk evolueren. Hoe wij denken over ‘de waarheid’ is de uitlaatklep van de verborgen en soms geleidelijk aan bewust wordende tijdgeest. Technologie, mobiliteit en andere culturele ontwikkelingen inspireren ons. Vroeger dachten we dat er één vast kader was, waarin iedereen werd opgeleid, maar dat is met het postmodernisme echt van de baan.
5.3 Process Narratives
In deze paragraaf wil ik nader toelichten hoe ik de narratieve onderzoeksmethode heb toegepast. Daarbij heb ik o.a. naar het werk van McNiff (2007) gekeken, interessante literatuur omdat het narratief onderzoek verbindt met actieonderzoek. McNiff maakt zich zorgen over de neiging van meer orthodoxe stromingen in de wetenschap om praktijkkennis als niet wetenschappelijk te betitelen. Hij stelt dat het feitelijk onethisch is als kennis, opgedaan in de praktijk, door sommige wetenschappers wordt gediskwalificeerd als tweederangs kennis omdat ze niet aan ‘de’ criteria kan voldoen. Te denken valt dan aan de criteria dat kennis te generaliseren en te reproduceren moet zijn. Daarmee zou alleen meer abstracte kennis wetenschappelijke waarde hebben en wordt meer specifieke, lokale en praktische kennis buitengesloten. NcNiff komt met overwegingen hoe kennis die is opgedaan in de praktijk dan wel methodologisch kan worden verantwoord en welke criteria daarvoor zouden moeten gelden. Hij stelt dat praktijkkennis die geproduceerd wordt vanuit een goed (zinvol en valide) verhaal moet komen vanuit een goede (zinvolle en valide) praktijk. Deze kennis moet bovendien integraal door zelfreflectie en door de kritische toetsing van collega-‐ professionals worden gevalideerd. Als ze deze toetsing kan doorstaan en dus zinvol en waardevol voor anderen is, dan kunnen we over ‘viable knowledge’ spreken (en niet zozeer over waarheidsvinding). Deze kennis is zinvol voor anderen, ze snijdt hout; anderen kunnen daar wat mee in hun eigen praktijk. Voor een verdere verdieping in onderzoek naar relationeel leiderschap met o.a. de narratieve analyse als onderzoeksmethodiek zie Fairhurst en Uhl-‐Bien (2012).
Van de Ven en Poole (2005) gaan in op verschillende benaderingswijzen voor onderzoek naar veranderingen in organisaties. Zij stellen een matrix voor met als eerste dimensie ‘Organisatie’ – als entiteit (‘de organisatie’) of als werkwoord (‘organiseren’) – en als tweede dimensie de methodologische manier om veranderingen te onderzoeken, via een kwantitatieve (‘variantiemethode’) dan wel kwalitatieve methode (‘process narrative’) (zie fig 5.1). Ieder van deze zienswijzen leidt tot een verschillende vraagstelling en geeft onderling onderscheidende beelden rond organisatorische verandering. Hoewel enerzijds
Typologie van benaderingswijzen voor onderzoek naar organisatieverandering (uit Van de Ven & Poole, 2005) met daarin gepositioneerd de dominante benaderingswijze (III) in dit proefschrift (fig 5.1).
Ontology
An organization is represented as being: A noun, a social actor,
a real entity (‘thing’)
A verb, a process of organizing, emergent flux Epistemology (Method for studying change)