• No results found

2 Spraakverstaanbaarheid

2.3 De invloed van niet-fonetische factoren op verstaanbaarheid

In deze paragraaf gaan we dieper in op de factoren die de verstaanbaarheid van T2-sprekers kunnen bevorderen of belemmeren, of die een invloed hebben op de beoordelingen van de luisteraars. Er werd al veel onderzoek uitgevoerd naar fonetische factoren, zoals prosodie en vlotheid. De relatie tussen verstaanbaarheid, begrijpelijkheid en vreemd accent enerzijds en niet-fonetische factoren anderzijds kent een minder lange onderzoekstraditie. Individuele verschillen tussen de sprekers en tussen de luisteraars, semantische context en omgevingslawaai worden naar voren geschoven als andere factoren die mee bepalen hoe verstaanbaar een spreker is (Kennedy & Trofimovich, 2008).

Verstaanbaarheid is dus niet alleen beperkt tot de spraak zelf. Munro (2011) benadrukt dat de omgeving waarin communicatie dagelijks plaatsvindt ook verstaanbaarheid kan belemmeren. Uit onderzoek van Munro (1998) blijkt immers dat omgevingslawaai ervoor zorgt dat de verstaanbaarheid van T2-spraak significant lager ligt dan van T1-spraak. Ook de verstaanbaarheid van T1-spraak ligt lager voor de geluidsfragmenten met omgevingslawaai ten opzichte van de fragmenten zonder lawaai, maar kent een veel lichtere daling dan de verstaanbaarheid van T2-spraak. Hoewel de verminderde verstaanbaarheid varieert van spreker tot spreker, neemt de verstaanbaarheid van een T2-spreker af van 85% zonder omgevingsgeluid, naar 10% in een omgeving met veel lawaai (Munro, 1998).

Een andere niet-fonetische factor die recent meer aandacht kreeg in verstaanbaarheidsonderzoek is de semantische context. Kennedy en Trofimovich (2008, p.461) definiëren semantische context als “the degree and type of semantic information available to listeners when deciphering an utterance”. Gass en Varonis (1984) constateren dat luisteraars die vertrouwd zijn met het onderwerp, thematisch samenhangende zinnen accurater transcriberen dan luisteraars die niet vertrouwd zijn met het onderwerp. Als de luisteraars de context kennen waarin de zinnen betekenis krijgen, zullen ze die beter verstaan en begrijpen. Kennedy en Trofimovich (2008) vonden gelijkaardige resultaten: minder verstaanbare T2- spraak kan in verband gebracht worden met minder semantische context. Luisteraars doen zowel op zins- als op tekstniveau een beroep op de semantische context bij de transcriptie van taaluitingen en maken daarbij gebruik van de buitentalige werkelijkheid (Kennedy & Trofimovich, 2008).

Bovendien zijn er ook individuele verschillen tussen de sprekers die een effect hebben op de verstaanbaarheid. Zo benadrukt Munro (2011) dat de verstaanbaarheid in het gedrang kan komen door niet-optimale spreekvaardigheidstechnieken van de spreker: de mond met de hand bedekken, een te laag stemvolume, ruis op de stembanden en ondoeltreffende pauzes. Uiteraard kunnen deze voor alle sprekers een belemmerende factor zijn, maar wanneer er tegelijkertijd ook nog eens een T2-accent aanwezig is, wordt er vaak ten onrechte aangenomen dat het

vreemd accent van de spreker de voornaamste bron is van een lagere verstaanbaarheid (Munro, 2011).

Verder worden ook factoren onderzocht die betrekking hebben op de individuele verschillen tussen luisteraars. Hoe verstaanbaar een spreker is, hangt immers ook af van de luisteraar. Een factor die naar voren wordt geschoven is de ervaring van luisteraars met T2-sprekers en T2- spraak (listener experience). Met “listener experience” verwijzen Kennedy en Trofimovich (2008, p. 461) naar “the extent of previous exposure to L2-speech”. In tegenstelling tot Munro, Derwing en Morton (2006) en Gass en Varonis (1984), die geen of slechts een verwaarloosbaar voordeel observeerden voor luisteraars die veel ervaring hadden met T2-spraak, stellen Kennedy en Trofimovich (2008) wel een significant voordeel vast. Leerkrachten die bijvoorbeeld vaak in contact komen met anderstalige leerlingen die T2-spraak produceren, verstaan T2-sprekers doorgaans beter dan onervaren luisteraars. Deze bevinding is echter niet het geval voor de begrijpelijkheid van T2-sprekers: de ervaren luisteraars kenden dezelfde begrijpelijkheidsscores toe aan de sprekers als onervaren luisteraars. Deze bevinding wijst erop dat verstaanbaarheid en begrijpelijkheid deels onafhankelijke dimensies zijn en suggereert dat begrijpelijkheidsbeoordelingen niet noodzakelijkerwijs een weerspiegeling zijn van de mate waarin de spraak daadwerkelijk begrepen werd, zoals we in § 2.1 al aanhaalden met de studie van Munro (2008). Een mogelijke verklaring hiervoor is volgens Kennedy en Trofimovich (2008) dat de onervaren luisteraars onderschatten hoeveel moeite ze ondervinden om de T2- spraak te begrijpen. Net omdat ze minder ervaring hebben met T2-spraak, zijn ze er zich niet van bewust hoeveel ze niet begrepen hebben. Een andere factor die betrekking heeft op de luisteraar is de vertrouwdheid van de luisteraar met bepaalde vreemde accenten (familiarity). Luisteraars die vertrouwd zijn met een bepaald vreemd accent in de spraak die ze beoordelen, evalueren T2-spraak milder op alle dimensies (Gass & Varonis, 1984; Winke, Gass & Myford, 2012). Verder stellen Burda, Casey, Foster, Pilkington, en Reppe (2006) dat de leeftijd van de luisteraar een rol kan spelen in de verstaanbaarheid en beoordeling van T2-spraak. Oudere informanten zouden gehoorverlies, een verminderde spraakwaarneming en een afname van het cognitieve vermogen kunnen ondervinden. De perceptie van de luisteraar kan zo negatiever beïnvloed worden, omdat de aanwezigheid van een vreemd accent in T2-spraak het voor oudere leeftijdsgroepen moeilijker maakt de uitingen nauwkeurig te transcriberen. Het vreemd accent kan immers een grotere druk leggen op het werkgeheugen om T2-spraak te verwerken.

De studies die we in de vorige paragraaf vermeldden zijn allemaal gebaseerd op de beoordelingen van moedertaalsprekers. Recent is er ook toenemende aandacht voor beoordeling van T2-spraak door T2-luisteraars en wordt er nagegaan of de bevindingen voor T1-luisteraars veralgemeend kunnen worden voor T2-luisteraars. Saito et al. (2019) onderzochten bij 110 T2-luisteraars met verschillende moedertalen welke factoren een invloed hebben op de gerapporteerde verstaanbaarheid van T2-Engels, in vergelijking met de beoordelingen van moedertaalluisteraars. Ze merken op dat T2-luisteraars betere begrijpelijkheidsbeoordelingen geven als ze zelf vaak Engels gebruiken of horen van T2-

sprekers in bedrijfs- en schoolcontext. Deze bevinding komt niet overeen met de resultaten uit het onderzoek van Kennedy en Trofimovich (2008) dat we in de vorige alinea aanhaalden, waarbij ervaren moedertaalsprekers T2-sprekers wel beter verstaan, maar geen hogere scores toekennen voor begrijpelijkheid. Verder constateren Saito et al. (2019) dat luisteraars met een bepaald moedertaalprofiel betere beoordelingen geven: luisteraars die bijvoorbeeld een moedertaal hebben die dicht aanleunt bij het Engels of het Japans, geven aan dat ze de Engelse taaluitingen met een Japans vreemd accent beter begrijpen. Dat heeft te maken met de taalkundige afstand tussen de T1 en de T2. Saito et al. (2019) vonden bovendien geen verband tussen de vertrouwdheid van de luisteraars met Japans gekleurd Engels en hogere begrijpelijkheid. Deze bevinding komt niet overeen met de resultaten uit onderzoek van Gass en Varonis (1984) en van Winke, Gass en Myford (2012), die constateerden dat T1-luisteraars T2-spraak milder beoordelen als ze vertrouwd zijn met een bepaald vreemd accent in die taal. Het gebrek aan effect is volgens Saito et al. (2019) toe te schrijven aan het groter belang van de taalkundige afstand tussen de T1 en T2 en de ervaring van luisteraars met T2-spraak. Dit wil zeggen dat het verband tussen begrijpelijkheid en vertrouwdheid van de luisteraars met Japans geaccentueerd Engels wel indirect kan zijn als de moedertaalprofielen van de T2- luisteraars sterker afwijken van het Engels en het Japans (Saito et al., 2019).

Zoals we hierboven al aanhaalden, heeft de luisteraar ook een aandeel in de verstaanbaarheid van de T2-spreker. Er wordt recent dan ook meer nadruk gelegd op verstaanbaarheid als tweezijdig proces. Zo stelt Rajadurai (2007) dat verstaanbaarheid evenveel te maken heeft met de luisteraar als met de spreker. Eerder onderzoek naar verstaanbaarheid heeft niet genoeg aandacht besteed aan het feit dat anderstalige sprekers in natuurlijke omstandigheden hun spraak aanpassen om de luisteraar zoveel mogelijk receptief en productief tegemoet te komen tijdens de interactie. Meestal hebben de sprekers in verstaanbaarheidsonderzoek geen idee wie de luisteraars zullen zijn, en kunnen ze hun spraak bijgevolg niet aanpassen. Bovendien merkt Rajadurai (2007) op dat ook de rol van de luisteraar in verstaanbaarheidsonderzoek naar T2- spraak nog te vaak onderschat wordt. Lindemann (2002) stelt vast dat de bewering dat T2- spraak niet verstaanbaar is, berust op de foutieve aanname dat enkel en alleen de spreker verantwoordelijk is voor geslaagde communicatie. Jenkins (2000) suggereerde in haar studie al dat de asymmetrie die door deze aanname in stand wordt gehouden niet langer houdbaar is en dat onderzoekers een actievere rol moeten toekennen aan de rol van de luisteraar. In huidig onderzoek naar verstaanbaarheid krijgt de rol van de luisteraar meer aandacht, en meer bepaald de attitude van de luisteraar tegenover anderstaligen en anderstalige spraak. In de volgende paragraaf gaan we dieper in op de rol van de attitude van de luisteraar.