• No results found

De hervorming van de werkloosheidsver- werkloosheidsver-zekering

In document De RVA (pagina 34-37)

Vanaf 1 november 2012 is het recht op uitkeringen in geval van volledige werkloosheid sterk gewijzigd.

De regering heeft immers beslist:

• om de toegangsvoorwaarden tot het verkrijgen van de werkloosheidsuitkeringen en de voorwaar-den voor een terugkeer naar hogere uitkeringen na een werkhervatting te versoepelen;

• om het bedrag van de uitkeringen in het begin van de werkloosheid te verhogen;

• om de regels van de progressieve vermindering van het bedrag van de uitkeringen (“de degressi-viteit”) in functie van de werkloosheidsduur en rekening houdend met het beroepsverleden als loontrekkende uit te breiden en te versterken.

De doelstellingen van die hervorming luiden als volgt:

• beter rekening houden met de evoluties van de arbeidsmarkt die gekenmerkt worden door meer flexibiliteit en transities in de beroepsloopbaan;

• de herinschakeling van de werkzoekenden bevor-deren en de werkgelegenheidsgraad verhogen;

• het principe van verzekering versterken door het bedrag van de uitkeringen meer te koppelen aan het beroepsverleden;

• het principe van gelijke behandeling van de werk-lozen versterken;

• de principes van het stelsel van de werkloosheids-verzekering (met name de vergoeding voor een duur die niet beperkt is in de tijd) consolideren en de financiële uitvoerbaarheid verzekeren.

2.2.1.2.1

De versoepeling van de toelaatbaarheidsvoor-waarden

Om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen, moet de werknemer voldoen aan toelaatbaarheids-voorwaarden. In functie van zijn leeftijd moet hij gedurende een bepaald aantal dagen in de referte-periode vóór zijn uitkeringsaanvraag hebben ge-werkt als loontrekkende. Sinds 1 november 2012 is de referteperiode verlengd, waardoor het gemakke-lijker wordt om aan die voorwaarden te voldoen.

Tabel 2.2.I

De toelaatbaarheidsvoorwaarden van voltijdse werknemers

Vereist aantal

arbeids- of gelijk- duur van de Leeftijd gestelde dagen referteperiode

21 maanden

Voor de vrijwillig deeltijdse werknemers zijn er spe-cifieke regels van toepassing.

Sinds 1 november 2012 kunnen ook alle tewerkstel-lingsdagen in wedertewerkstellingsprogramma’s (zoals Gesco, SINE, DSP, TBW ...) in aanmerking wor-den genomen, ongeacht de tewerkstellingsduur.

35

2.2.1.2.2

De evolutie van het bedrag van de werkloos-heidsuitkering

Voor hun vergoeding worden de werklozen onder-verdeeld in drie categorieën, op basis van hun ge-zinstoestand: de samenwonenden met gezinslast (de vroegere gezinshoofden), de alleenwonenden en de samenwonenden zonder gezinslast.

Vóór 1 november 2012 kregen de werklozen, onge-acht hun gezinstoestand, 60 % van hun laatste bru-toloon beperkt tot een hogere loongrens gedurende de eerste zes maanden werkloosheid en 60 % van hun laatste brutoloon beperkt tot een intermediaire loongrens gedurende de zes volgende maanden. Na die eerste vergoedingsperiode hing hun vergoeding af van hun gezinstoestand.

De samenwonenden met gezinslast bleven 60 % krijgen van hun laatste brutoloon beperkt tot een basisloongrens.

De alleenwonenden kregen 55 % van hun laatste brutoloon beperkt tot een specifieke loongrens.

De samenwonenden zonder gezinslast kregen 40 % van hun laatste brutoloon beperkt tot een basis-loongrens gedurende een periode van drie maanden (verlengd naargelang de duur van hun beroepsver-leden) en nadien werden ze forfaitair vergoed.

Sinds 1 november 2012 bevat de werkloosheidsre-glementering drie vergoedbaarheidsperiodes voor alle werklozen. Bovendien zijn die periodes onder-verdeeld in fases.

De eerste periode, die overeenstemt met het eerste jaar werkloosheid, is onderverdeeld in drie fases van respectievelijk drie maanden, drie maanden en zes maanden.

Tijdens de eerste fase van drie maanden krijgen alle volledig werklozen 65 % van hun laatste bezoldi-ging, beperkt tot een door de reglementering be-paalde hogere loongrens (dit percentage is enkel van toepassing op de uitkeringsaanvragen vanaf 2013).

36

Tijdens de tweede fase van drie maanden krijgen alle werklozen 60 % van hun laatste bezoldiging, be-perkt tot de hogere loongrens (voor de uitkerings-aanvragen tussen 1 november 2012 en 31 decem-ber 2012 is dit percentage ook van toepassing voor de eerste fase van drie maanden).

Tijdens de derde fase (van zes maanden) krijgen alle volledig werklozen 60 % van hun laatste bezoldi-ging, beperkt tot de door de reglementering bepaal-de intermediaire loongrens.

De eerste periode van een jaar wordt gevolgd door een tweede periode van twee maanden, verlengd met twee maanden per jaar beroepsverleden als loontrekkende. Die tweede periode bedraagt maxi-mum zesendertig maanden en is onderverdeeld in maximum vijf fases:

• tijdens de eerste fase van maximum twaalf maan-den (twee “vaste” maanmaan-den en maximum tien maanden in functie van het beroepsverle-den), krijgen de volledig werklozen de volgende bedragen:

• de samenwonenden met gezinslast krijgen 60 % van het laatst ontvangen loon, beperkt tot de door de reglementering bepaalde basisloon-grens;

• de alleenwonenden krijgen 55 % van het laatst ontvangen loon, beperkt tot een specifiek loon-plafond;

• de samenwonenden zonder gezinslast krijgen 40 % van het laatst ontvangen loon, beperkt tot de basisloongrens;

• gedurende de volgende vier fases van in totaal maximum vierentwintig maanden (d.w.z. maxi-mum vier periodes van telkens maximaxi-mum zes maanden) dalen de uitkeringen bij elke overgang naar een verdere fase tot een forfaitaire uitkering.

Tijdens de derde periode, na maximum achtenveer-tig maanden werkloosheid (d.w.z. de twaalf maan-den van de eerste periode + maximum de zesender-tig maanden van de tweede periode), krijgt de volledig werkloze een forfaitaire uitkering waarvan het bedrag ook afhangt van zijn gezinstoestand en overeenstemt met het bedrag van de minimum-werkloosheidsuitkering.

De volledig werkloze behoudt het bedrag dat hij ge-kregen heeft in een intermediaire fase van de twee-de periotwee-de (het bedrag van twee-de uitkering ligt “vast”

en daalt niet meer) als hij zich gedurende die inter-mediaire fase in een van de volgende situaties be-vindt:

• hij heeft een voldoende beroepsverleden als loon-trekkende. Momenteel bedraagt dat minimum 20 jaar maar het aantal vereiste jaren zal elk jaar toenemen tot 25 jaar na 31 oktober 2017;

• hij heeft een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33 %;

• hij heeft de leeftijd van 55 jaar bereikt.

Net als vroeger kunnen de eerste en de tweede ver-goedingsperiode worden verlengd, onder meer in geval van werkhervatting als voltijds werknemer ge-durende minstens drie maanden.

De volledig werkloze kan een nieuwe cyclus starten als hij het werk hervat gedurende een referteperio-de. De vereiste duur van de arbeidsperiode en de duur van de referteperiode verschillen naargelang de aard van de werkhervatting. Die referteperiodes worden verlengd sinds 1 november 2012. Dankzij een voltijdse werkhervatting gedurende twaalf maanden in een referteperiode van achttien maan-den (in plaats van vroeger vijftien) wordt het zo bij-voorbeeld mogelijk een nieuwe cyclus te starten.

Er werden specifieke regels voorzien voor de bereke-ning van de inkomensgarantieuitkering van deel-tijdse werknemers met behoud van de rechten en voor de integratie van de lopende dossiers in het nieuwe stelsel.

Sinds 1 november 2012 leidt ook de toekenning van een vrijstelling voor het volgen van een opleiding tot voorbereiding op een zelfstandige activiteit, voor het volgen van voltijdse studies (voor zover het gaat om studies die vermeld staan in de lijst van knelpuntberoepen) of van een opleiding in het kader van een activiteitencoöperatie, ertoe dat het bedrag van de uitkeringen toegekend in de tweede vergoe-dingsperiode tijdelijk behouden blijft. De werkloze die de opleiding of de studies succesvol beëindigt, geniet het voormelde voordeel nog gedurende een bijkomende periode van zes maanden na het einde van de vrijstellingsperiode.

37

2.2.1.3

Schorsing van de arbeidsovereenkomst

In document De RVA (pagina 34-37)