• No results found

De expertbijeenkomst met provinciale instellingen en organisaties

In document sociale kwaliteit in Flevoland (pagina 153-160)

Deel lll

Hoofdstuk 2 De eerste ronde expertbijeenkomsten

2.4 De expertbijeenkomst met provinciale instellingen en organisaties

10 juni 1999. Stichting Kwadrant, Lelystad.

Aanwezig: G. van Zalinge van Stichting Kwadrant, E. Cherrat van Stichting Allochtonen Steunpunt Flevoland, A. Angerman van Emancipatiebureau Flevoland, M. Visser en R. Bouma van Steunfunctie Sport Flevoland, S. Ebbens van Stichting Samenwerkende Bibliotheken Flevoland, N. Sonneveld van Steunfunctie Kunstzinnige Vorming/Stichting Kubus, J.M.J. Vos van FOGO (Provinciale Koepel Ouderenorganisatie), C. Ruiten van Provinciale Vrouwenraad, A. de Wit van Stichting Katholiek Active-ringswerk, A. Boode van Humanitas, Ruben van Zorggebruikers Bundeling, M. Ates van de Provinciale Werkgroep Arme Kant van Flevoland.

Inleiding

Het was een levendige bijeenkomst met een grote opkomst vanuit de provinci-ale instellingen en organisaties. Voor de pauze werd het themagebied vrijwilli-gerswerk besproken. Na de pauze stond het themagebied ‘kinderen en jonge-ren’ centraal.

Het themagebied vrijwilligerswerk

Opnieuw wordt geconstateerd dat het aantal traditionele vrijwilligers terugloopt.

Het is met name moeilijk om vrijwilligers voor bestuursfuncties te krijgen (“In de doesfeer lukt het nog wel”).

Er zou meer erkenning moeten komen voor het belang van het vrijwilligers-werk voor de sociale cohesie in de samenleving.

Een discussiepunt vormt de vraag naar ‘warme, identiteitsgebonden’ onder-steuning ten behoeve van kleine ‘identiteitsgebonden’ vrijwilligersorganisaties, die dit liever dichterbij de uitvoering ontvangen dan op provinciaal niveau via een grote ondersteuningsorganisatie.

Een andere vraag is of het onderscheid tussen eerste lijn en tweede lijn wel zo strikt in het beleid als waterscheiding moet worden gehanteerd, zeker waar het gaat om de uitvoering van integrale en/of bovenlokale projecten betreft.

Er ontstaat ook discussie over de aansturing. Enerzijds wordt gepleit voor een betere aansturing en een minder gedwongen ‘winkelnering’. Aan de andere kant wordt opgemerkt “dat gericht werken in deze provincie een eis is. Er moet met de vrager gesproken worden om er, achter te komen wat de vraag is. Zij ziet het probleem van de gedwongen winkelnering niet”. Men vraagt zich af “of de mogelijkheden van aansturing wel voldoende aanwezig zijn. Vanuit de steunfunctie sport heeft men regelmatig te maken met de sportambtenaren van verschillende gemeenten. Er wordt daarom een soort ondersteuningsma-trix gemaakt waar aangegeven wordt wat de thema’s zijn en waar zij de on-dersteuning vandaan moeten halen”.

De provinciale koepel ouderenorganisaties (FOGO) merkt op dat zij voor hun ondersteuning op diverse organisaties zijn aangewezen: qua zorg bij de ZGB, qua sport bij de Steunfunctie Sport en qua cursussen en trainingen bij de stichting Kwadrant.

Vanuit de Arme Kant van Flevoland wordt gezegd “dat voor de groep die ik vertegenwoordig, het vrijwilligerswerk te duur is. Een adequate jaarlijkse on-kostenvergoeding voor vrijwilligers moet beschikbaar zijn.”

Verder is men van oordeel dat “het verschil tussen de eerstelijns en tweede-lijns organisaties beter bekend moet worden gemaakt. Als bij de Stichting Allochtonen Steunpunt Flevoland een organisatie hulp vraagt, worden ze doorgestuurd naar een eerstelijns organisatie”. Daarbij komt nog “dat de ten-dens naar integrale projecten gaat, waar zowel eerstelijns als tweedelijns as-pecten in zitten. De tweedelijns organisatie werkt ondersteunend, terwijl de eerstelijns organisatie meer met de mens zelf bezig is. Het uitvoerende werk moet niet aan de lokale situatie gebonden zijn”.

Vanuit het emancipatiebureau vraagt men explicietere aandacht voor:

 sekse: alle aanbevelingen uitwerken naar sekse en leefstijl (alleenstaan-den, combineren van zorg en arbeid);

 provinciale vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties op provinciaal niveau;

 het specifieke probleem van bestuurlijke participatie: vrijwilligers moeten de mogelijkheid geboden worden om adequaat op bestuurlijk niveau te functioneren.

Vanuit de Steunfunctie Sport worden aanbevelingen gemist vanuit de sport. Er worden wel projecten genoemd die aansluiten op het vrijwilligerswerk. Deze kan hij niet terugvinden in de conceptrapportage en in de aanbevelingen, ter-wijl de sport een prima opvang is. “Je kunt bijvoorbeeld kadercursussen inte-greren in het onderwijs, zodat er op jonge leeftijd kennis gemaakt kan worden

met het vrijwilligersbeleid binnen de sportvereniging. Sport kan ook als preven-tief middel gebruikt worden”. Daarnaast zou in de aanbevelingen explicieter verwezen kunnen worden c.q. gebruik gemaakt kunnen worden van de be-staande infrastructuur vanuit de sport.

Het Allochtonen Steunpunt Flevoland merkt op dat het allochtone vrijwilligers-werk nog niet goed onderzocht is. Je zou de allochtone vrijwilligersorganisaties als aparte groep erbij moeten betrekken.

Aanbeveling Ontwikkeling van beleid bij gemeenten en provincie gericht op integratie van burgers en versterking van het vrijwilligerswerk

De provinciale instellingen en organisaties hechten veel belang aan de eerste aanbeveling. Het stimuleren en het ondersteunen van het vrijwilligerswerk acht men bij uitstek een overheidstaak. Men wijst op het belang van professionele ondersteuning en gaat ervan uit dat de overheid het beleid ontwikkelt in sa-menspel met de vrijwilligersorganisaties. Men tekent hierbij verder aan dat gemeenten in het kader van sociale activering een beleid moeten gaan ont-wikkelen om de maatschappelijke participatie van uitkeringsgerechtigden te bevorderen. De vrijwilligersorganisaties zien hierbij niets in vrijwilligerswerk dat van bovenaf wordt afgedwongen.

Aanbeveling Ontwikkeling van projecten gericht op integratie en participatie van burgers

Er wordt allereerst gepleit voor een breder onderzoek naar de mogelijke in-breng van multiculturele vrijwilligersorganisaties om via het vrijwilligerswerk de participatie van allochtonen te bevorderen. Er wordt overigens ook nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het probleem van (oudere) mensen die in een sociaal isolement verkeren, niet alleen nieuwkomers maar ook gevestigden: “Zo is de eerste opvang van allochtonen goed. Zij krijgen een taalcursus en dan valt er vaak een gat en gebeurt er niets meer”.

De Steunfunctie Sport heeft in het kader van ‘Sport voor ouderen’ een interes-sante methodiek toegepast om geïsoleerde ouderen toch in beweging te krij-gen: het Groninger Actief Leven Model. Men begint met een enquête in de brievenbus. Vervolgens belt men aan met de vraag waarom de enquête niet ingevuld is. En tenslotte gaat men de enquête gezamenlijk invullen. Door dit

persoonlijke contact worden drempels overwonnen, waardoor deze mensen toch actief worden.

Aanbeveling Versterken van de infrastructuur van het vrijwilligerswerk Ook deze aanbeveling wordt onderschreven. Men vraagt daarbij met name aandacht voor de volgende aspecten:

Het stimuleren van nieuwe initiatieven

De infrastructuur dient ook versterkt te worden ten behoeve van nieuwe initia-tieven in de samenleving. Transparantheid is hierbij een van de problemen.

Het vergroten van de transparantheid van het aanbod via helpdesks en nieu-we media

Het gebrek aan transparantheid van het bestaande lokale en provinciale on-dersteuningsaanbod is een rode draad in de discussies tijdens deze expertbij-eenkomst.

Zo weten bijvoorbeeld jongeren, die een popgroepje willen starten, de weg niet en hebben ook niet de vaardigheden om een goed onderbouwd projectplan te ontwikkelen en in te dienen. Een liaisonofficier (die lokaal coördineert) zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Maar ook voor andere vrijwilligersinitiatie-ven geldt dat ze plaatselijk te weinig de weg weten waar de ondersteuning te vinden is. Daarom werkt de Steunfunctie Sport Flevoland samen met sport-ambtenaren in Flevoland aan een ondersteuningsmatrix voor de sport, met behulp van onder meer een sociale kaart en een helpdesk in iedere gemeente.

Tijdens de expertbijeenkomst wordt het voorstel gedaan om in dit kader ook nieuwe media in te schakelen, bijvoorbeeld een internetsite. De Stichting Sa-menwerkende Bibliotheken Flevoland (SSBF) is al bezig op dit terrein, vanuit de cultuurpolitieke doelstelling de burger te stimuleren meer te participeren in het brede aanbod van culturele uitingen en activiteiten (een hoog percentage van de Flevolandse bevolking is lid van de bibliotheek). In het beleidsplan 2000 - 2003 van de SSBF zijn ‘vraagontwikkeling’ en ‘kenniscentra’ twee van de speerpunten. De ICT- mogelijkheden bieden hier nieuwe kansen. Bij vraag-ontwikkeling gaat het om ‘dienstverlening op maat’ op de terreinen van

 de voorschoolse periode en het basisonderwijs;

 het voortgezet onderwijs;

 de zelfredzaamheid en maatschappelijke informatie en

 culturele en publieke informatie en communicatie.

Om deze ontwikkeling tot vraaggericht bibliotheekwerk mogelijk te maken is het de bedoeling te komen tot een kenniscentrum voor de provincie Flevoland met vier kennisteams:

 een algemeen centraal team;

 een cultuurteam;

 een onderwijsteam;

 een publieksinformatieteam.

Het ontwikkelen en selecteren van digitale databestanden over de verschillen-de vakgebieverschillen-den, plus het verwijzen en linken naar verschillen-deze bestanverschillen-den, behoort tot de taken van de kennisteams.

Ondersteuning

Gemeenten en provincies moeten een zodanig beleid voeren “dat vrijwilligers in staat gesteld worden om hun werk te doen. Ouderen moeten kunnen oorde-len over regiovisies, beleidsnota’s en dergelijke. Daarbij is professionele on-dersteuning nodig die zaken begrijpbaar uit kan leggen”.

Het themagebied Kinderen en Jongeren

Ook hier wordt opgemerkt dat bij de aanbevelingen zelf “de jongerenparticipa-tie niet vergeten mag worden. Er moet samen met de jongeren, in dit geval met de meisjes, gewerkt worden. JP 2000 jongeren moeten betrokken worden bij het beleid van de sportvereniging”. Verder hecht men aan programma’s in plaats van een projectencarrousel: “Bij projecten is het vaak zo dat ze na 2 of 3 jaar afgelopen zijn. Het probleem waardoor het project opgestart is ontstaat dan weer opnieuw. Van belang is dus de follow-up van projecten”. Ook wordt het belang van het betrekken van levensbeschouwelijke instellingen aange-stipt: ”Projecten voor Turken en Marokkanen lopen vaak via de moskee; dat werkt heel goed”.

Probleemverkenning Kinderen en Jongeren

Vanuit de Steunfunctie Sport wordt benadrukt dat je op zo jong mogelijke leef-tijd moet beginnen met gedragsbeïnvloeding. Het Lokaal School Sport Model is hierop gebaseerd. Verder is het van belang om optimaal gebruik te maken van de bestaande infrastructuur; zo gaat het Steunpunt Sport in het Lokaal School Sport Model uit van de driehoek school, afdeling sport van de gemeen-te en de sportverenigingen.

Vanuit de Steunfunctie Kunstzinnige vorming wordt naar voren gebracht “dat de provincie de cultuur voor jeugd ondersteunt, maar in het voortgezet onder-wijs is dit afgelopen. Kunst en cultuur zijn voor de jongeren erg belangrijk. De provincie verstrekt wel subsidie voor kinderen van 4-12 jaar, maar daarna houdt het op”.

Ook de aanbevelingen voor het themagebied ‘kinderen en jongeren’ dienen nader uitgewerkt te worden naar sekse.

Aanbeveling Integrerende Brede School

Men ondersteunt de brede aanpak, en vindt dat het concept ‘Integrerende Brede School’ verbreed moet worden met de terreinen van sport en kunstzin-nige vorming. De doelgroep moet breed zijn: niet alleen kansarme jongeren

Aanbeveling Sport en integratie

De huidige aanbeveling is nog te veel als een project beschreven. Vanwege de bezwaren tegen de ‘projectencarrousel’ (teveel toegeschreven op subsidie, gebrek aan continuïteit, doel op zich e.d.) vraagt men de onderzoeksgroep de aanbeveling uit te werken tot een programmavoorstel.

In dat programmavoorstel moeten relevante organisaties uit de bestaande sociale infrastructuur een plaats krijgen, zoals:

 Een mogelijke rol voor moskeeën waar het Turkse, Marokkaanse en Suri-naamse jongeren betreft.

 De bestaande infrastructuur op het terrein van sport: de sportdriehoek van scholen, afdelingen sport van de gemeenten en de sportverenigingen.

Aanbeveling Ruimte voor ondernemende jeugd in Flevoland

Het gaat hier om een jongerenaanbeveling. Men “mist hierin de aandacht voor kinderen. Met name mogelijkheden qua recreatie en opvoedingsondersteu-ning”. Er wordt voorgesteld om een specifiek programma voor meisjes te ont-wikkelen, gericht op bijvoorbeeld de verbinding tussen binnenruimte en buiten-ruimte. De onderzoeksgroep krijgt hiervoor suggesties van het Emancipatiebu-reau vanuit een lopende inventarisatie naar succesvolle projecten door de Directie Emancipatiebeleid van het Ministerie van SZW. Verder wordt het van

belang geacht om bij de ontwikkeling en uitvoering van het programma de link te leggen tussen ruimtelijke vernieuwing en sociale vernieuwing: “Er wordt ook aandacht gevraagd voor het onderhouden van speelplaatsen. Daar waar speeltuinen zijn wordt vaak alleen rekening gehouden met de aanleg, maar voor onderhoud wordt geen budget gereserveerd. Er moet van tevoren reke-ning gehouden worden met het onderhoud”. Ten slotte wordt geattendeerd “op het feit dat men vaak een onveiligheidsgevoel heeft als het gaat om speel-plaatsen. Dit is dan geen gevoel van jongeren maar meer van de volwasse-nen. Een advies is de volwassenen ook mee te nemen als er projecten zijn voor de jongeren. Jongerenparticipatie werkt alleen als er goed wordt samen-gewerkt tussen jongeren en ouderen”.

2.5 De expertbijeenkomst met burgemeesters Flevolandse

In document sociale kwaliteit in Flevoland (pagina 153-160)