• No results found

3.2.1 Voldoening van de gezamenlijke schuldeisers

De huidige Faillissementswet en de daarin opgenomen faillissementsprocedure dateren uit het einde van de negentiende eeuw en zijn sindsdien vrijwel ongewijzigd gebleven. Het initiële doel van de Nederlandse faillissementsprocedure is het beschermen van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Deze doelstelling werd bij de totstandkoming in 1896 door de wetgever als volgt onder woorden gebracht:93

“De instelling van het faillissement beoogt niets anders dan, bij staking van betaling door de schuldenaar, diens vermogen op een billijke wijze onder al zijne schuldeischers, met eerbiediging van ieders recht te verdelen, en het gehele samenstel der bepalingen, welke in eene faillietenwet worden gevonden, heeft geen ander doel dan die billijke verdeeling voor te bereiden, te waarborgen en te bewerkstelligen.”

De curator, die op grond van artikel 68 Fw, is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel, zal zich bij de vervulling van zijn taak en het inzetten van zijn instrumenten dan ook naar dat doel moeten richten.94 De curator moet zich bij zijn handelen zodoende laten leiden door het belang van de gezamenlijke crediteuren dat bestaat voldoening van hun vordering. Voor de belangen van andere betrokkenen zoals de failliet zelf of de werknemers is in de eerste plaats geen ruimte zolang er geen vordering op de failliet aan ten grondslag ligt.95 Toch lijkt deze opvatting in de loop van de tijd te zijn uitgebreid.96 Dit doet de vraag rijzen of het doel dat de wetgever in 1896 met de faillissementswet voor ogen stond nog steeds als enige geldt, of dat er inmiddels vanuit moet worden gegaan dat het faillissement ook andere doelstellingen heeft.97

3.2.2 De ontwikkeling van de doelstellingen van het faillissement

Deze vraag kwam ook veelvuldig aan de orde bij de verschillende commissies en werk- groepen ingesteld ter evaluatie of aanpassing van het faillissementsrecht. Zo constateert de MWD98-werkgroep herziening faillissementsrecht reeds in 2001 dat met het oog op het vereiste vertrouwen in het maatschappelijk verkeer de centrale doelstelling van het Neder- landse insolventierecht nog steeds primair dient te blijven gericht op voldoening van de schuldeisers, maar dat ruimte is ontstaan voor nevendoelstellingen. Zij overweegt dat een

93

Kortmann & Faber 1994, p. 27.

94Van Hees, TvI 2004/45; Artikel 68 Fw is tevens de grondslag van de PGV. 95

Hufman 2015.

96

Zaal 2014, par. 6.5.4.

97

Van Hees, TvI 2004/45.

98

ander uitgesproken oogmerk van het insolventierecht namelijk ziet op het tegengaan of voorkomen van misbruik in de meest brede zin.99

Ook de in 2006 ingestelde Commissie Kortmann is deze mening toegedaan. In het door haar ontwikkelde Voorontwerp Insolventiewet bepleit de Commissie dat een insolventiepro- cedure strekt tot tegeldemaking van het gehele vermogen van de schuldenaar en verdeling van de opbrengst onder de gezamenlijke schuldeisers of tot sanering van de schulden van deze schuldenaar. Wel moet er volgens de Commissie, waar dat vanuit economisch oogpunt mogelijk en wenselijk is, ruimte worden geboden voor reorganisatie, doorstart en belangen van maatschappelijke aard, zoals de werkgelegenheid en het milieu. Dit volgt uit de visie van de Commissie dat het maatschappelijk belang juist wordt gediend als het insolven- tierecht is gericht op maximalisatie van de boedel en er wordt voorzien in een tijdige en efficiënte afwikkeling van het faillissement. Reorganisatie kan daarbij een middel zijn.100

Hoewel wegens politieke reden het Voorontwerp uiteindelijk niet tot wet is geworden, zijn vele aanbevelingen en de doelstellingen achter het Voorontwerp overgenomen in het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementswet. Waar de economische crisis vanaf 2008 namelijk een groot aantal faillissementen tot gevolg had, is er meer aandacht gekomen voor de effectiviteit van de Faillissementswet. Het programma heeft reeds geleid tot een aantal wetsvoorstellen door de Minister, die allen rusten op de volgende drie pijlers: fraudebe- strijding, versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven en modernisering van de procedure.101 Zij vervullen echter een subsidiair functie naast de originele doelstelling.

Op grond van de huidige Faillissementswet, haar totstandkomingsgeschiedenis en de verschillende wetgevingsinitiatieven kom ik derhalve tot de conclusie dat als voornaamste doel van het faillissementsrecht, ondanks de nevendoelstellingen, nog steeds hoofdzakelijk in het teken staat van het voldoeningsbelang van de gezamenlijke schuldeisers. Een belang dat ook in Europees verband wordt onderschreven.102 Zo benoemt de preambule van

de Insolventieverordening dat voor een goede werking van de interne markt efficiënte en doeltreffende grensoverschrijdende insolventieprocedures nodig zijn die worden gefaciliteerd door het internationaal privaatrecht.103 Hetgeen toepassing van Brussel I en Rome II niet lijken te bewerkstelligen voor de PGV.

3.2.3 De doelstelling van de PGV

De vraag rijst hoe deze doelstelling van het faillissement, bestaande uit het voldoen van de schuldeisers, zich nu verhoudt tot het doel van de PGV. Waar de PGV geen parlementaire geschiedenis kent met een onder woorden gebrachte doelstelling, moet hiervoor aansluiting

99Eindrapport MDW-werkgroep modernisering faillissementsrecht 2001, p. 29. 100

Voorontwerp Insolventiewet 2007, p. 138.

101Minister van Rechtsbescherming, Voortgangsbrief Herijking Faillissementswet 11 september 2018. 102

Saidi, TvCu 2016/3.

103

worden gezocht bij de doelstellingen van het faillissement en de andere gecodificeerde insol- ventierechtelijke instrumenten van de curator daarin. De PGV is immers een instrument van de curator om uitvoering te geven aan het algemene doel van het faillissement.

Aan de curator staan namelijk diverse bevoegdheden en instrumenten ter beschikking om de zojuist besproken doelstellingen van het faillissement te bereiken en dienen ook slechts dit doel.104 Deze instrumenten, waaronder de Actio Pauliana, worden ingezet om indien er vermogen is onttrokken aan de boedel, het vermogen van de failliet zoals dat op faillissementsdatum bestaat, terug te brengen in de staat zoals die zou zijn geweest zonder de gewraakte handelingen.105 Deze instrumenten hebben dus een reconstructief karakter.106 Ook de PGV heeft een dergelijk karakter. Uit de formulering van de Hoge Raad blijkt namelijk dat de curator de PGV enkel mag entameren ‘ten behoeve van’ de gezamenlijke schuldeisers. Een formulering die duidt op het belang van de schuldeisers dat bestaat uit de voldoening van hun vordering.107 Dit leidt tot de volgende conclusie.

De PGV is primair gericht op de voldoening van de gezamenlijke schuldeisers en poogt de gezamenlijkheid van schuldeisers zoveel mogelijk in de toestand te brengen waarin zij zou hebben verkeerd als de gewraakte gedraging achterwege was gebleven. Een doel dat de PGV beter wordt geacht te bereiken, doordat proces-economische voordelen en een betere bewijspositie de curator in staat stellen een hogere opbrengst te generen dan in het geval van de uitwinning van de individuele vordering van de schuldeiser.