• No results found

9 Veranderingen in interactie

9.2 De constructie en ontwikkeling van verhalen

9.2.1 De constructie van verhalen

‘Feiten’ worden in verhalen met elkaar in verband gebracht en krijgen betekenis door het gebruik van algemene kennis (zie onder andere Bennett en Feldman, 1981). De

kennis die als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd, verschilt per groep, bijvoorbeeld door verschillen in achtergronden en ervaringen. Bij het vertellen van en het luisteren naar verhalen wordt bepaalde achtergrondkennis gedeeld, of wordt verondersteld dat die gedeeld wordt. Door verbanden te leggen met algemene kennis, worden verhalen verankerd in de context. Algemene kennis heeft een functie bij het verwerken van ‘feiten’ in een verhaal en bij het geven van betekenis eraan. De ‘feiten’ worden echter niet op zichzelf gepresenteerd aan de politie, maar zijn door betrokkenen al verwerkt in een verhaal.

Meldsters en aangeefsters

Meldsters en aangeefsters vertellen vaak over de gebeurtenissen aan vrienden en familieleden, voordat ze naar de politie gaan. Ze doen dat om bijvoorbeeld steun, advies of reflectie op de gebeurtenissen en het eigen handelen te krijgen. Hoewel ik niet bij gesprekken tussen meldsters en mensen in hun omgeving aanwezig ben geweest, krijg ik uit wat meldsters en getuigen bij de politie zeggen de indruk dat meldsters in die eerste gesprekken vaak nog geen ‘definitief verhaal’ vertellen. Ze weten vaak nog niet precies hoe ze de gebeurtenissen moeten categoriseren en hoe ze hun eigen gedrag en het gedrag van anderen moeten interpreteren en beoordelen. In gesprekken zoeken ze dit uit. Deze manier van verhalen construeren, komt overeen met het vertellen van persoonlijke verhalen op de manier die Ochs en Capps (1995) beschrijven. Het zoeken van reflectie bij anderen kan vertellers helpen bij het evalueren en beoordelen van de situatie, het eigen gedrag en het gedrag van anderen. Het kan ze helpen te beslissen hoe ze moeten reageren. Aangeefsters kunnen bijvoorbeeld wel of geen aangifte doen en ze kunnen de verdachte aanspreken op de gebeurtenissen of juist niet.

Sommige aangeefsters voelen zich door anderen gedwongen om te vertellen over de (vermeende) gebeurtenissen. Zij hebben het verhaal meestal vrijwillig verteld aan één persoon, die het vervolgens aan iemand anders vertelt. Die andere persoon kan dan vragen gaan stellen aan degene die het verhaal oorspronkelijk vertelde. In de gevolgde zaken hoorden ouders bijvoorbeeld soms via via dat hun dochter was verkracht. Zij stelden hier dan vragen over aan hun dochter, die daarop vertelde dat het klopte. Als de ouders er niet via iemand anders over zouden hebben gehoord, had de dochter het misschien nooit verteld. Sommige meldsters gaan naar de politie doordat iemand anders ze ervan overtuigt dat ze dat moeten doen. Anderen besluiten zelf om naar de politie te gaan. De reden die vaak genoemd wordt voor het doen van aangifte, is dat aangeefsters willen dat de verdachte weet dat hij dit niet had mogen doen, dat ze willen dat de verdachte gestraft wordt, of dat ze willen voorkomen dat de verdachte hetzelfde bij iemand anders kan doen.

Het vertellen over verkrachting aan vrienden en familieleden is anders dan het vertellen hierover in het strafproces. Hoewel vrienden en familieleden kritische vragen kunnen stellen en hun mening kunnen laten blijken, zijn meldsters min of meer vrij om aan hen te vertellen wat ze willen. In gesprekken met de politie is dat anders. Die gesprekken zijn gericht op het verkrijgen van een juridisch relevante aangifte. Er wordt geoordeeld over de mate waarin het verhaal geloofwaardig is en de mate waarin de gebeurtenissen erin strafbaar en bewijsbaar zijn. Deze oordelen hebben gevolgen voor de verdere behandeling van de zaak.

De meldster bepaalt of ze aangifte doet of niet. Maar vanaf het moment dat er aangifte wordt gedaan bij de politie, heeft de politie de regie. Rechercheurs gaan de zaak verder onderzoeken en zij bepalen in principe wat relevant is en welke informatie nodig is.

‘Uitgenodigde verhalen’

Verdachten vertellen in het strafrecht in sterkere mate een ‘uitgenodigd’ verhaal dan aangeefsters.156 Hoewel verdachten het recht hebben om te zwijgen157, lijken ze soms min of meer gedwongen te worden door de politie of door de rechter om te praten. De indruk dat de verdachte móet praten, kan worden gewekt door de situatie, de machtsverschillen tussen verdachten en besluitvormers of doordat rechercheurs en rechters op verschillende manieren proberen de verdachte aan het praten te krijgen. Er is in de gevolgde zaken maar één verdachte die gebruik maakt van het zwijgrecht. De meesten vertellen over wat er volgens hen is gebeurd. Daar zijn verschillende redenen voor. Sommige verdachten vertellen omdat ze hun versie van de gebeurtenissen duidelijk willen maken, sommige verdachten vertellen omdat ze spijt hebben van de strafbare feiten die ze hebben gepleegd en sommige verdachten vertellen omdat ze de gebeurtenissen willen nuanceren of hun rol in het geheel in een ander perspectief willen plaatsen. De behoefte aan contact kan een andere reden zijn om te praten. Bij een aantal verdachten was goed merkbaar dat ze het niet prettig vonden om alleen in de cel te zitten en dat ze blij waren dat ze even met iemand konden praten. Een gevolg hiervan kan zijn dat sommige verdachten geneigd zijn om sociaal wenselijk te antwoorden, om de rechercheurs te vriend te houden en om de sfeer van het gesprek goed te houden. Voor aangeefsters geldt dit overigens ook. 9.2.2 Gezamenlijke constructie

Voor rechercheurs is de melding het beginpunt van de zaak. Iemand, vaak het vermeende slachtoffer, meldt een (mogelijke) verkrachting bij de politie. Er wordt haar dan gevraagd te vertellen ‘wat er is gebeurd’.In de aangifte die mogelijk op de melding volgt, wordt gedetailleerd op de gebeurtenissen ingegaan. Dat gebeurt op een juridisch relevante manier. Betrokkenen vormen de belangrijkste bron van informatie in verkrachtingszaken; het is dus belangrijk dat hun verhaal goed op papier komt te staan. Het moet echter op een specifieke (juridisch relevante) manier worden opgebouwd. Een verhaal waarin de aangeefster vooral vertelt over haar emoties en waarin de precieze gebeurtenissen vaag blijven, voldoet niet in de strafrechtelijke context. Er is een verhaal nodig op grond waarvan geoordeeld kan worden over bewijsbaarheid, geloofwaardigheid en strafbaarheid van de feiten en van de verdachte. Rechercheurs die de zaak behandelen, geven richting aan het gesprek en moedigen de aangeefster aan om gedetailleerd te vertellen over wat er is gebeurd. Op die manier worden gezamenlijke verhalen geconstrueerd.

156 Verdachten vertellen misschien ook aan vrienden en familieleden over de gebeurtenissen, net als aangeefsters. Ik heb daar in het onderzoek echter geen aandacht aan besteed.

157 Crombag en collega’s (2005) noemen overigens voorbeelden van zaken waarin de methoden die rechercheurs gebruiken om verdachten aan het praten te krijgen zo ver gaan, dat wel van dwang gesproken kan worden.

Als de meldster aangifte doet, begint het politieonderzoek. Om een aangifte te verkrijgen die onderzocht kan worden, willen rechercheurs een juridisch relevant verhaal op papier zetten. Tegelijkertijd moet de aangifte ‘het eigen verhaal’ van de aangeefster zijn. Het resultaat is een verhaal dat vanuit de persoon van de aangeefster verteld wordt, terwijl zij het (duidelijk) niet op deze manier verteld heeft. De verhalen die aangeefsters, verdachten en getuigen bij de politie vertellen, zijn meestal sterk gestuurd door vragen van rechercheurs. Er wordt een lopend verhaal van gemaakt in het proces-verbaal van de politie. De processen-verbaal vormen in de volgende stadia de basis voor beslissingen over de zaak en voor verdere verhoren.

Verklaringen van betrokken worden beïnvloed door de inbreng van rechercheurs. Vaak wordt al snel vergeten wie wat heeft ingebracht in een gesprek. Als een verdachte of een aangeefster iets niet zelf vertelt, maar het bevestigt, herinneren rechercheurs zich achteraf vaak dat de betrokkene het zelf heeft ingebracht. Opmerkingen die tijdens een gesprek door rechercheurs worden gemaakt, worden daarna soms aan de aangeefster of verdachte toegeschreven. Mensen lijken al snel te vergeten hoe een gesprek precies is verlopen. Ze onthouden bepaalde inhoudelijke punten die aan de orde zijn gekomen, maar voor het verloop van het proces hebben ze een minder goed geheugen. In verslagen en in vervolggesprekken worden uitspraken dan toegeschreven aan anderen dan aan degene die de uitspraak of suggestie deed. Degene aan wie de uitspraak wordt toegeschreven, weet zelf overigens ook vaak niet meer of ze die uitspraak heeft gedaan of niet. Op zichzelf is dit niet opzienbarend. Veel mensen zullen wel eens ervaren hebben dat iemand anders ze vertelt dat ze iets zeiden, terwijl ze zich dat niet kunnen herinneren (‘zei ik dat?’). In de meeste gesprekken is het ook niet zo belangrijk van wie bepaalde informatie afkomstig is. Maar in het strafrecht is dat wel belangrijk. Juist omdat elke zin in een proces-verbaal relevant kan zijn voor de manier waarop er over een zaak wordt geoordeeld, is het van belang te weten welke informatie er precies gegeven is en door wie.

Verhalen die in de strafrechtelijke context worden geconstrueerd, zijn juridische verhalen. Er worden veel details in genoemd die voor de aangeefster en andere betrokkenen misschien niet relevant lijken. De verklaring is toegespitst op de delictsomschrijving. Om een goede aangifte te krijgen, maken rechercheurs het verhaal ook completer. De achtergrond van betrokkenen wordt bijvoorbeeld beschreven. Rechercheurs doen dit mede met het oog op eventuele vervolging; ze zeggen vaak dat de officier van justitie dit wil weten, om een goed beeld te kunnen krijgen van de situatie. Deze informatie kan helpen gebeurtenissen te plaatsen en te beoordelen. Een effect van het toevoegen van achtergrondinformatie kan ook zijn, dat het duidelijker ‘het verhaal van de verteller’ wordt.

Het verhaal van de verkrachting en het strafrechtelijke verhaal

Bij de behandeling van verkrachtingszaken, worden er verhalen op verschillende niveaus verteld en geconstrueerd. ‘Het verhaal van de verkrachting’, waarin de gebeurtenissen rondom de (vermeende) verkrachting worden beschreven door betrokkenen, is afgerond op het moment dat erover verteld wordt. Er kan op verschillende manieren over verteld worden en de gebeurtenissen kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, maar aan de gebeurtenissen zelf kan niets meer veranderd worden.

Door de behandeling van de zaak in het strafrecht, wordt er echter nog een ander verhaal geconstrueerd; het strafrechtelijke verhaal. De officier van justitie vertelt dit verhaal vaak in het requisitoir. Het beginpunt van dit verhaal is dat er aangifte is gedaan. Vervolgens wordt de aangifte onderzocht, met bepaalde resultaten. Het eindigt met de afhandeling van de zaak (bijvoorbeeld een sepot of een uitspraak van de rechtbank). Omdat tijdens de zitting nog niet duidelijk is hoe het verhaal afloopt, heeft het in het requisitoir nog een open einde. In de strafeis wordt wel een voorstel gedaan voor een gewenst einde.

Degenen die de zaak beoordelen, bepalen hoe het strafrechtelijke verhaal wordt opgebouwd en beëindigd. In de verschillende stadia worden strafrechtelijke verhalen verteld die enigszins van elkaar verschillen. Rechercheurs vertellen bijvoorbeeld ‘politieverhalen’. Aan de hand van die verhalen wordt het politieonderzoek opgezet en uitgevoerd en wordt geoordeeld over zaken.