• No results found

Conclusies en uitgeefadvies

In document PublishingLab (pagina 50-55)

Eigen externe site Lectoraat

9 Conclusies en uitgeefadvies

‘Wat is, binnen het domein DMCI, de optimale manier om een op studenten gerichte serie hybride publicaties uit te geven, over de onderzoeksresultaten van de lectoraten?’

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het deel ‘uitgeven’ in drie thema’s uitgesplitst. Het eerste thema is inhoud: wat zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van de lectoraten. Het tweede thema is format: in welk format willen studenten lezen. Het laatste thema is distributie, via welke distributiekanalen zou de serie Shorts verspreid moeten worden om bij de doelgroep terecht te komen.

Bekendheid met de lectoraten

Het onderzoek begon met een aanname van de opdrachtgever, namelijk dat onderzoeksresultaten van onderzoeken die zijn uitgevoerd door lectoraten, niet bij studenten terecht komen. Dit onderzoek bevestigt die aanname. 86% van de studenten weet niet welke lectoraten aanwezig zijn binnen het domein, 87% heeft nooit een onderzoek van een lectoraat gelezen. Voordat de vraag wat studenten zouden willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten, gesteld kan worden is er een prangender vraag: namelijk of studenten überhaupt zouden wíllen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten. De enquête liet zien dat 42% van de studenten het idee van de serie Shorts interessant tot heel interessant vindt.

Bekendheid met wetenschappelijk onderzoek

De opdrachtgever heeft de wensen geuit dat een student na het lezen van de Short, zich een volledig beeld heeft kunnen vormen van het onderzoek. Daarom is in de enquête en in de expert interviews een antwoord gezocht op de vraag in hoeverre DMCI-studenten vertrouwd zijn met wetenschappelijke publicaties. Hieruit bleek dat er onduidelijkheid heerst over wat onderzoek nu precies is. AMFI-studenten weten bijvoorbeeld niet goed waar ze naar wetenschappelijke bronnen kunnen zoeken. Wat uit de enquête echter naar voren kwam, is dat op de vraag over het gebruik van wetenschappelijke bronnen, door AMFI-studenten geen sterk afwijkende antwoorden zijn gegeven, ten opzichte van de overige studenten. Dat betekent wellicht dat het begrip over onderzoek domeinbreed niet duidelijk is. Voor de serie Shorts mag er dus niet vanuit gegaan worden dat alle studenten vertrouwd zijn met het proces van, of lezen over onderzoek doen. Dat betekent concreet dat onderzoekstermen toegelicht moeten worden. Ook betekent het dat de wijze waarop een onderzoek tot stand is gekomen en is uitgevoerd, helder omschreven moet worden. Dit is geen gesneden koek voor DMCI-studenten.

Lezen over onderzoek

Deskresearch liet zien dat wanneer studenten of onderzoekers een wetenschappelijke publicatie doorlezen, deze niet zozeer van kaft tot kaft gelezen zal worden, maar op hoofdlijnen gescand (vluchtig gelezen) zal worden, tot de gezochte informatie wordt gevonden. Deze scanbaarheid wordt vergroot door het gebruik van opsommingen voorzien van bulletpoints en dit werd door studenten bevestigd. Ook het gebruik van grafieken en tabellen vergroot de leesbaarheid en scanbaarheid van een publicatie. In het paperprotoype dat door studenten beoordeeld is, waren weinig grafieken en tabellen aanwezig en dat leidde tot duidelijke reacties: deze visualisaties

mogen niet ontbreken. Deskresearch leidde daarnaast tot elementen die in iedere individuele uitgave van de serie Shorts aan bod zouden moeten komen. Deze elementen via een paperprototype aan studenten voor gelegd. Zo kon gepeild worden hoe studenten deze elementen waarderen. Dit leidt uiteindelijk tot een advies voor de redactionele formule van de serie Shorts en beantwoordt de vraag: ‘Wat is een passende redactionele formule voor de serie?’

9.1 De redactionele formule

De volledige lijst met elementen is opgenomen in de bijlagen, hier volgt de samenvatting. Wat zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten?

Het volledige onderzoek dient omschreven te worden, van begin tot eind. Dat komt overeen met de wens van de opdrachtgever, maar ook met de wens van de student. Een omschrijving van de wijze waarop het onderzoek is opgezet en uitgevoerd werd belangrijk gevonden door studenten. Ze gebruikten het om in te schatten of het om een betrouwbaar onderzoek gaat en om de kunst af te kijken. Hetzelfde geldt voor het opnemen van een theoretisch kader. Het theoretisch kader dient voorzien te zijn van bronverwijzingen. Als deze ontbreken wordt er minder waarde gehecht aan wat er staat. Omdat vanuit de lectoraten praktijkgericht onderzoek wordt verricht, kan de beroepspraktijk niet buiten beeld blijven. Een speciale sectie waarin een ontwikkeld product getoond en toegelicht wordt als resultaat, mag daarom niet ontbreken. Ook waardeerden studenten de achtergrond informatie over de onderzoekers. Dit vloeit voort uit de theorie van James Hartley (Hartley, 2012) en was duidelijk terug te zien in de paperprototype test. Het element is opgenomen in het prototype en als positief beoordeeld, zeker de contactgegevens ‘Wow, ik kan haar gewoon benaderen’. Studenten zijn zoals gezegd nauwelijks op de hoogte van het bestaan van lectoraten. Daarom zal het lectoraat kort geïntroduceerd moeten worden. Dat vergroot ook de betrouwbaarheid die studenten aan een onderzoek toekennen. Een overzicht van publicaties (van het lectoraat en partners) die over het onderzoek verschenen zijn, werd ook gewaardeerd.

9.1.1 Look & Feel

Om een uitgave te maken die door studenten goed bruikbaar wordt gevonden, is het niet nodig om deze uitgave een kleurrijk en rijk geïllustreerd uiterlijk te geven, sterker nog, dit ging ten koste van de geloofwaardigheid. Gebruikte afbeeldingen moeten functioneel zijn, visualisaties zoals grafieken zijn onmisbaar. Illustratieve foto’s worden gewaardeerd, maar met mate. Een overvloed aan (informele) foto’s werd zeer negatief beoordeeld. Het geteste A5 formaat is volgens de studenten zeer goed. Hierbij was de mogelijkheid om de Short gemakkelijk in een tas mee te nemen een doorslaggevende factor.

9.1.2 Tone-of-Voice

Helder en compact taalgebruik wordt sterk gewaardeerd, maar Jip-en-janneketaal zou niet goed zijn. Moeilijke termen hoeven niet vermeden te worden, ze kunnen opgenomen worden in een verklarende woordenlijst. Voor de Tone-of-Voice en Look & Feel geldt dat niet geprobeerd moet worden om deze aan te laten sluiten op de beleefwereld van studenten. Deze is zo divers en verandert veel te snel. Tone-of-Voice en Look & Feel moeten vooral aansluiten op de

informatievraag van de student. Welke beelden heeft de student nodig om goed te begrijpen waar de Short over gaat?

9.2 Format

Hoe zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten?

Studenten maken vooral gebruik van de laptop om digitale teksten te lezen, zowel voor de studie als in de vrije tijd al ligt het zwaartepunt bij het lezen in de vrije tijd. 40% van de studenten aan volledig gewend te zijn aan het lezen van digitale teksten, maar 62% is sneller afgeleid en 54% vindt het vermoeiend. 47% van de studenten zegt alle digitale studieteksten uit te printen.

DMCI-studenten zetten hun tablets nauwelijks in voor studiedoeleinden en lezen vanaf de laptop of printen de tekst uit. 29% van de studenten gebruikt een tablet om te lezen in de vrije tijd, 13% leest ook studieteksten. Het gebruik van een tablet of e-reader waarbij het mogelijk is om digitale markeringen aan te brengen, draagt sterk bij aan het tekstbegrip en benadert dat van papier. Het tekstbegrip is aanmerkelijk lager wanneer een Pdf gelezen wordt vanaf een laptop of desktop. Een student zei alles uit te printen om markeringen te kunnen maken. Ook tijdens de paperprototype test bleken studenten de mogelijkheid om digitaal te marekeren niet te kennen. Hieruit mag geconcludeerd worden dat niet alle studenten even effectief digitaal lezen.

Studenten zouden kiezen voor een Short als digitaal document, voorzien van video’s en links naar achtergrondinformatie (33%). Deze keuze wordt direct gevolgd door de Short als printversie (31%). Pas later volgt een digitaal document waarin markeringen kunnen worden aangebracht (18%). De minst populaire keuze is de Short als Pdf (12%). De voorkeuren van studenten tussen een digitaal document en een printversie liggen relatief dicht bij elkaar. Dit bevestigt het vermoeden en de voorkeur van de opdrachtgever, namelijk dat de serie shorts als hybride serie zou moeten verschijnen. In het onderstaande deel worden de formats zoals deze door het PublishingLab worden gebruikt en de formats die door studenten worden gekozen met elkaar vergeleken. De formats zijn voorzien van inzichten die uit de desk- en fieldresearch zijn opgedaan.

Printversie

Boekje. De Short kan in boekvorm verschijnen, uitgegeven door het PublishingLab en gedrukt door een externe drukker.

Printing on Demand: De Short kan per stuk op bestelling gedrukt worden via een Printing on Demand service. Het PublishingLab gebruikt hiervoor Lulu als aanbieder.

Studenten zijn bereid een klein bedrag te betalen voor een printversie. De Short op papier zou aangeschaft worden om intensiever te bestuderen dan een digitale versie.

Digitaal Document

ePub3. Het PublishingLab gebruikt dit format. Slechts een 3% van de studenten beschikt over een e-reader. Het is ook mogelijk om ePub3 via andere dragers en apps te openen dan via een e-reader. Het is niet duidelijk of studenten hiervan gebruik maken. Het ePub format is daarmee leesbaar via de Smartphone en 84% leest via de smartphone.

Pdf voorzien van video’s en links. Studenten stellen de eis van multimedialiteit aan een Pdf, dus met een aanklikbare inhoudsopgave, aanklikbare datavisualisaties en uiteraard met werkende links én met video’s. Aan het opnemen van video’s zijn ook een aantal criteria te verbinden. Studenten willen vooraf weten of de video relevant is. Een meer algemene video wordt niet bekeken, een minicollege weer wel. Daarom moet goed worden omschreven waar de video over gaat, maar ook hoe lang de video duurt.

Pdf Het voordeel van dit format is dat het eenvoudig te creëren, te verspreiden en uit te printen is. Een Pdf zonder interactiviteit biedt voor studenten echter geen enkele toegevoegde waarde. Een Pdf –bestand wordt niet erg gewaardeerd door studenten. Een Pdf van meer dan 25 pagina’s wordt niet gelezen. Deze vorm is in de enquête en in de paperprototypetest het minst geliefd.

Het multimediale Pdf is de meest voor de hand liggende keuze om aan te bieden. Het komt overeen met de wens van de student. Een ‘platte’ Pdf biedt weinig meerwaarde, hoogstens dat dit het format is dat gratis gedownload kan worden vanuit de HBO-kennisbank. Bij het aanbieden van een Pdf-bestand zouden instructies gegeven moeten worden over hoe studenten digitaal kunnen markeren. Dat kan al met behulp van het Microsoft Office pakket dat studenten verplicht zijn aan te schaffen.

9.3 Distributie

Via welke distributiekanalen zouden de Shorts verspreid moeten worden om door studenten opgepikt te worden? De bepalende factoren hierbij zijn dat studenten al gebruik maken van de kanalen en dat het PublishingLab toegang heeft of kan krijgen tot het kanaal. Daarnaast dient de serie online en offline goed vindbaar te zijn. Vanuit de Open Access gedachte dient de serie toegankelijk te zijn zonder accounts, studentenaccounts daargelaten, maar daarover beschikken studenten automatisch zolang ze studeren. Ook moet een papieren uitgave eenvoudig te bestellen zijn.

Website DMCI 84% van de DMCI-studenten geeft aan de serie via deze site te kunnen vinden. De DMCI website, oftewel de Digitale Leerweg Omgeving (DLWO) is het voornaamste informatiepunt voor studenten. Hier vinden zij roosterinformatie, verplichte literatuur en nieuws over de opleiding en het domein.

Werkruimte van het lectoraat Ook al geeft slechts 2% van de studenten aan de Shorts bij het lectoraat af te halen, het is desondanks een logisch distributiekanaal. Het zou immers vreemd zijn als een student naar een Short komt vragen en het is er niet. Het PublishingLab is zichtbaar in het Benno Premselahuis en beschikt over vitrines waarin de Shorts uitgestald kunnen worden.

De HvA-bibliotheek. 53% van de studenten zou de serie zoeken via de HvA-bibliotheek. Het voordeel van de bibliotheek is dat zowel de digitale versie als de papieren versie in de collectie opgenomen zou kunnen worden. Dat vergroot de vindbaarheid aanzienlijk.

HBO-kennisbank Deze databank wordt door 16% van de studenten gebruikt. De HBO- kennisbank biedt de mogelijkheid om de publicatie gratis als Pdf te downloaden of online te lezen.

ISSUU Dit digitale platform maakt het mogelijk om de Short online te lezen, gratis en zonder account. Studenten reageerden in de paperprototype test positief op ISSUU, mede door het

overzicht van de pagina’s dat zichtbaar gemaakt kan worden. Dit versterkt de tekstoriëntatie. Studenten stellen de eis van mulitmedialiteit, zoals eerder bij Pdf’s. ISSUU biedt de mogelijkheid om video’s af te spelen. Het A5 formaat pakt goed uit op ISSUU, er hoeft minder te worden gescrold.

Docenten Studenten (11%) zagen ook een rol voor docenten om de serie te verspreiden. Een student noemde hierbij de Studie Loopbaan Begeleider (SLB’er). De SLB’er helpt studenten bij het oriënteren op een afstudeeronderzoek. Er zou ook een rol weggelegd kunnen zijn voor docenten onderzoeksvaardigheden en voor docent-onderzoekers.

Website van het lectoraat 15% van de studenten geeft aan hier gebruik van te willen maken. De websites van de lectoraten kennen op dit moment geen eenduidige manier waarop publicaties worden getoond, dit ligt sterk verspreid. Het PublishingLab is hierop gelukkig de positieve uitzondering. Op de PublishingLab-pagina van de overkoepelende ACIN-website, staan links naar de eigen PublishingLab site én naar de publicaties. Dat vergroot de vindbaarheid van de serie Short. Er zitten weinig muisclicks tussen de homepage en de pagina met publicaties.

De meest voor de hand liggende plaats om de Shorts te verspreiden is via de PublishingLab website. Deze fungeert al als platform om publicaties te verspreiden. Er zou wel aandacht besteed moeten worden aan de grondvraag van studenten ‘What’s in it for me?’ Studenten willen ervan overtuigd zijn dat ze iets aan de informatie hebben. Daarom mag best onderstreept worden wat unoque selling points van de serie zijn: onderzoek in het verlengde van de opleiding, ontwikkelingen in het toekomstige werkveld en de onderzoekers binnen handbereik.

9.3.1 Advies

De vraag ‘what’s in it for me’ lijkt onder studenten de belangrijkste vraag te zijn over de serie. De student moet ervan overtuigd zijn dat de Short nuttig is voor hem.

9.3.2 De werktitel

In dit onderzoek is steeds gesproken over ‘Shorts’, afgekort van ‘Very short introduction’. Waarom deze titel niet de beste keuze is zal duidelijk zijn.

Als advies dient dan ook om deze werktitel los te laten en de serie ‘In het kort’ te noemen. Deze titel wordt achter de oorspronkelijke onderzoekstitel geplakt. ‘Slimme systemen, in het kort’ ‘Fashion Retailscape, in het kort’ en ga zo maar door. Dat er nog vele mogen volgen.

In document PublishingLab (pagina 50-55)