• No results found

6 Conclusie en Discussie

6.1 Conclusies

6.1.1 Fase 1: Realisatie van verbale en visuele informatie op globaal niveau

Uit de analyse en resultaten daarvan is gebleken dat er geen vaste structuur is voor een makeoverprogramma. Toch herkent de kijker de uitzendingen als makeoverprogramma´s, omdat de grote lijnen wel hetzelfde zijn, met een probleemstelling en een onthulling van de oplossing. Doordat deze sleutelmomenten zo duidelijk gemarkeerd zijn (dit was al te zien in de analyse en resultaten), weet de kijker al snel dat hij met het format van een makeoverprogramma te maken heeft. Zowel beeld als tekst dragen hier aan bij, door het bespreken van (opgeloste) problemen en het tonen ervan. Geconcludeerd kan worden dat vooral de sleutelmomenten die geïdentificeerd zijn bijdragen aan het begrip van de kijker over wat voor soort programma hij ziet. Omdat de hosts en voice-overs de meeste ideologische uitspraken doen en de programma’s presentatorgericht zijn, kan geconcludeerd worden dat in alledaagse gesprekken, niet op televisie, culturele waarden dus waarschijnlijk minder voorkomen dan in deze programma’s.

Omdat de probleemstelling niet altijd doorlopend is, wordt de kijker gedwongen om stukjes informatie uit verschillende momenten bij elkaar te categoriseren, om die later bij de onthulling weer te gebruiken om de impact van de makeover in te kunnen schatten. In de meeste gevallen is gebleken dat de kijker hiermee een handje geholpen wordt door het gebruik van voor een na beelden de onthulling. hieruit kan geconcludeerd worden dat er door de makers wordt gedacht dat het voor de kijker moeilijk is om de herinnering terug te halen van de probleemstelling; beelden blijven blijkbaar dus niet zo goed hangen bij de kijker dat hij deze nog precies weet en direct de impact van de verandering kan bepalen. De makers willen dus een zo groot mogelijk contrast laten zien, om te tonen hoe goed werk de experts en hosts hebben verricht. In de programma’s is het grootste deel van de lof voor de experts, omdat zij hebben bepaald welke kleding de kandidaat moet dragen, hoe het huis eruit moet komen te zien, etc.: alles wat veranderd is wordt bij langs gelopen, wat dus eigenlijk het werk van de experts is. Er kan dus geconcludeerd worden dat de kijker ertoe wordt gebracht om niet alleen waardering te hebben voor de kandidaat en zijn metamorfose, maar ook voor het werk van de experts en dus de makers van het programma; .voor deze “goede feeën” (Bratich, in Heller, 2007: 28) wordt tevens expliciete waardering uitgesproken, wellicht nog wel meer dan voor de kandidaat, waaruit blijkt dat er een verschil is in invulling tussen de structuur van een sprookje volgens Bratich en de Nederlandse makeoverprogramma’s: niet alle lof is voor de kandidaat en het werk van de goede fee is niet vanzelfsprekend, wat in sprookjes wel het geval is.

56 Uit de vele talking heads in de probleemstelling kan geconcludeerd worden dat de makers het niet alleen van belang achten wat het probleem visueel voorstelt, maar de kijker ook oorzaken wil geven om het probleem op die manier niet zwart-wit te laten zien, maar de kijker aan te spreken op zijn compassie; wanneer hij de oorzaken en uiteenzetting hierover van de kandidaat zelf hoort die specifiek op hem gericht is, wordt de afstand tussen kandidaat en kijker verkleind. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het de bedoeling is dat de kijker de kandidaat niet veroordeelt voor het verslonzen van zijn huis, bedrijf, of zichzelf, maar juist begrip opbrengt en zichzelf kan verplaatsen in de situatie van de kandidaat.

6.1.2 Fase 2: Realisatie Nederlandse culturele waarden op verbaal, visueel en verbaal-visueel niveau

De verbale analyse gaf de meeste uitingen van ideologische waarden en normen weer. De conclusie is dat voor het communiceren van ideologie in audiovisuele communicatie de makers het meest afhankelijk zijn van de tekst in de uitzendingen. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat het communiceren van ideologie zeer doelbewust gebeurt: de voice-overs doen, zoals gebleken is, relatief gezien de meeste ideologische uitspraken en de kandidaten de minste. De media willen de kijker dus injecteren met ideologieën op verschillende vlakken; net als dat waarden en normen in de samenleving invloed hebben op wat er gecommuniceerd wordt in de media, hebben de media weer invloed op de vorming van waarden en normen bij de kijker.

In de resultaten zag men dat de twee categorieën veel waarden en normen naar voren brengen, waarvan schoonheid het meeste voorkomt. Er kan geconcludeerd worden dat de oppervlakkigheid op dit gebied wordt ondermijnd, doordat er vrijwel altijd een link tussen uiterlijke en innerlijke schoonheid wordt gelegd; de kijker moet dus bij schoonheid niet te oppervlakkig denken aan alleen uiterlijke schoonheid. Als de kandidaat er uiterlijk goed uitziet, gaat het innerlijk hierin mee: schoonheid zit dus niet alleen van buiten, maar ook van binnen. Uiterlijke veranderingen zijn, zo bleek, belangrijk voor wat derden van de kandidaten vinden. Derden geven echter tevens opmerkingen over het innerlijk, dus niet alleen de programmamakers, maar ook buitenstaanders zien de waarde van innerlijke schoonheid in, naast de uiterlijke. Uit het feit dat de leeftijd en het uiterlijk overeen moeten komen, kan worden geconcludeerd dat de kijker op het hart wordt gedrukt dat, anders dan in Amerikaanse shows, leeftijd niet alleen een getal is of maakbaar is. Hoewel de kijker wordt geconfronteerd met het feit dat de kandidaten er niet ouder uit moeten zien dan ze zijn, wordt er jonger uitzien ook niet gestimuleerd: de kijker moet bij zichzelf kijken of hoe hij eruit ziet wel past bij zijn leeftijd en zo niet, veranderingen aanbrengen.

Een heikel punt bleek de perfectie in de makeovers. De kijker krijgt tegenstrijdige, verwarrende informatie: moet hij wel of niet perfectie nastreven? Is het goed genoeg als hij zijn best doet en hard werkt om zo goed mogelijk te zijn? De makers laten de kijker dus een keus, er wordt niets opgedrongen: perfectie hoeft, anders dan in Amerikaanse programma’s, waar bijvoorbeeld veel gebruik wordt gemaakt van plastische chirurgie –en in de Nederlandse uitzendingen nergens–, geen doel te zijn, maar het wordt ook niet afgekeurd; deze waarde wordt de kijker niet opgedrongen, de invulling ervan mag hij zelf bepalen.

Gender bleek verschillende invullingen te hebben in tekst en beeld. In de tekst zag men stereotyperende genderrollen, terwijl deze in het beeld soms juist bestreden werden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de vrouwen wordt aangepraat hulpbehoevend te zijn in het ‘vrouwelijk

57 zijn’ en dat ze hulp nodig hebben bij ‘mannentaken’ zoals klussen. Mannen kunnen daarentegen wel vrouwentaken verrichten. Dit sluit aan bij de vraag om hulp: wanneer de man zijn genderrollen niet kan vervullen, kan de vrouw deze niet overnemen, maar heeft ze hulp nodig van een makeoverprogramma. Ook hebben kandidaten hulp nodig bij het normaal zijn; ze weten wel wat normaal zijn inhoudt, maar omdat ze ook weten dat ze het niet zijn, worden ze direct als hulpbehoevend bestempeld. De vraag om hulp sluit aan bij het feit dat de commerciële televisie problemen sneller en beter op kan lossen dan de personen zelf, net als in Judge Judy (Ouellette, 2004). Er wordt namelijk meerdere malen aangekaart dat er beperkte tijd is en dat er heel veel gedaan moet worden, wat uiteindelijk altijd makkelijk lukt. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat de kijker wel kan zien wat de normen zijn waaraan de subjecten van de makeover moeten voldoen, maar dat hij het resultaat ervan nooit zelf zo snel en goed zal kunnen bereiken: er wordt de kandidaten dus voorgehouden dat zij in een dermate slechte conditie verkeren, dat ze zonder het programma nooit hun doelen kunnen bereiken.

Doordat de consumptie meer voorkomt in het beeld dan in de tekst, kan geconcludeerd worden dar de makers deze waarde niet zo expliciet willen communiceren als mogelijk: door de subtiliteit van alleen het beeld krijgt de kijker niet het idee dar hij kijkt naar een reclame, maar wordt de strekking dat consumptie problemen op kan lossen wel impliciet gecommuniceerd. Consumeren is onderdeel van de westerse maatschappij waarin we leven en voor de gemiddelde kijker zijn de producten dan ook toegankelijk. Visuele blootstelling aan merken en producten is blijkbaar net zozeer, zo niet meer van belang voor de koopintentie van kijkers als verbale blootstelling.

Uit het feit dat status, een waarde die vooraf bepaald was, helemaal niet voorkomt in de Nederlandse programma’s, kan geconcludeerd worden dat er, naast een verschil in invulling van de waarden tussen de VS en Nederland, ook verschillen in de waarden zelf zijn, wat ook blijkt uit het feit dat er aanvullende waarden zijn gevonden. De makeoverprogramma’s zijn dus niet geheel universeel, maar verschillen per land. Een hogere status bereiken door de makeover is dus geen doel dat bereikt kan worden; het doel is om jezelf beter te voelen en dat derden dit ook zien.

Doordat affectie en emotie tonen als taboe wordt gezien door de kandidaten en hen verteld wordt dat dit juist goed is, ziet men dat er een verschil opduikt tussen wat de makers willen communiceren en waar de kandidaten zich prettig bij voelen, dus de waarde die zij zelf achten aan affectie en emotie. De conclusie is dat de kandidaten gedwongen worden om het doorbreken van taboes te laten zien.

Communicatie en eerlijkheid sluiten nauw op elkaar aan. De kandidaat wordt zelf verantwoordelijk gesteld voor zijn problemen, omdat hij niet goed heeft gecommuniceerd of niet eerlijk is geweest in het verleden. De problemen die de kandidaat daar nu van ondervindt zijn dus niet altijd toe te schrijven aan externe oorzaken: door de oorzaken op een rijtje te zetten komt de eigen verantwoordelijkheid van de kandidaten naar boven. De kandidaat moet dus voor de kijker niet alleen zielig lijken en een slachtofferrol aannemen, maar wordt tevens neergezet als veroorzaker van zijn problemen.

De voice-over geeft een diepere laag aan de beelden die de kijker te zien krijgt. Zo kan geconcludeerd worden dat de makers denken dat de kijker niet snapt dat lichaamshouding en gezichtsuitdrukkingen het innerlijk en zelfverzekerdheid reflecteren: dit wordt verbaal bij de beelden verteld waarin dit te

58 zien is. Ook wordt de kijker bij andere waarden als ‘dom’ gezien: hij heeft bijna altijd hulp en sturing nodig van een voice-over bij het begrip van verscheidene aspecten in het beeld, zo wordt hij vaak gewezen op de veranderingen van de kandidaat of de status van zijn uiterlijk in het begin, waarmee de makers anticiperen op de vraag van de kijker “Hoe zag de kandidaat er voor de makeover ook alweer uit?” De structuur kan de kijker echter te hulp schieten. Het kan namelijk voorkomen, zo zag men, dat er vrijwel geen overeenkomst is tussen het beeld en de tekst. Bij de waarde van schoonheid is het het duidelijkst dat, omdat de programma’s een vaste globale structuur hebben met sleutelmomenten, dit helpt om bepaalde beelden te begrijpen zonder tekst: de structuur helpt de kijker dus erg veel bij het begrip van beelden, maar dan alleen bij het globale begrip en niet bij het begrip van specifieke aspecten ervan. De kijker krijgt naast de visuele informatie over het uiterlijk meestal tevens verbale informatie over het innerlijk dat hiermee samenhangt; hij moet dus niet alleen focussen op de uiterlijkheden in het beeld, maar ook in het achterhoofd houden dat de innerlijkheden net zo belangrijk zijn. Wederom wordt de oppervlakkigheid hier ondermijnd.

In document Kandidaten en Kijkers Getransformeerd (pagina 62-65)