• No results found

Conclusie voor de leefbaarheid3.9

In document Versterken en verbinden (pagina 47-50)

De leefbaarheid van het platteland hangt nauw samen met het voorzieningenniveau, de economische structuur, de sociale samenhang en de woon- en leefomgeving. Deze factoren pakken over het algemeen gunstig uit voor het platteland. Ruime wonin-gen, veel groen en relatief weinig criminaliteit dragen hieraan bij. Voorzieningen als basisscholen, huisartsen en bibliotheken zijn in de meeste dorpen aanwezig. Cen-trumgemeenten met goede voorzieningen liggen vaak nabij en afstanden kunnen met de auto overbrugd worden. Ook is er voldoende werkgelegenheid op het plat-teland of in het nabije stedelijke gebied. Samen met de sterke sociale samenhang maakt dit het platteland tot een aantrekkelijk woongebied voor jong en oud. Vooral gezinnen kiezen vaak voor het leven op het platteland.

Het leven op het platteland is zowel op sociaal als economisch vlak verweven met het leven in stedelijke gebieden. Bovendien wonen veel mensen niet meer hun hele leven op het platteland of in het stedelijk gebied. Hoewel het dus goed lijkt te gaan met het platteland, liggen er voor de komende jaren uitdagingen om het platteland ook in de toekomst leefbaar te houden. Zo zien we dat de (basis)voorzie-ningen als scholen, huisartsen en winkels op de meeste plaatsen nog aanwezig zijn. Ziekenhuizen, politieposten, middelbare scholen, winkels en andere voorzieningen zijn vanwege schaalvergroting en consumentenvoorkeuren op afstand komen te staan. Hierbij doelen we niet alleen op de fysieke afstand, maar ook op de gevoels-matige afstand.

De economische structuur is de laatste jaren versterkt en het aantal economi-sche dragers is aan het groeien, desalniettemin zien we dat werk voor hoger opge-leiden minder aanwezig is en dat in sommige regio’s sprake is van een minder sterke economische structuur. Het is daarom een uitdaging om de huidige werkgelegenheid te behouden en nieuwe werkgelegenheid te stimuleren.

Nederland krijgt te maken met demografische ontwikkelingen, die ook hun weerslag zullen hebben op het platteland. Hiermee zal de vraag naar voorzieningen veranderen. Gemeenten, scholen, zorg- en welzijnsorganisaties en verenigingen krijgen te maken met aan de ene kant een sterk teruglopend aantal jongeren en scholieren en aan de andere kant een toenemend aantal ouderen. Dit zal gevolgen hebben voor de vraag naar onderwijs, zorgvoorzieningen en woningen. Het is dus vooral de uitdaging om de komende jaren in te spelen op de demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen, zodat het platteland vitaal blijft.

De leefbaarheid in de perifere regio’s

De grootste uitdaging ligt echter in de perifere regio’s, waar de leefbaarheid steeds meer onder druk komt te staan. Deze regio’s kennen onder andere een minder sterke economische structuur, een lager voorzieningenniveau en een grotere afstand tot stedelijke knooppunten.

In deze gebieden, waar ook de bevolkings krimp en de verandering van de bevolkingssamenstelling (vergrijzing en ontgroening) sterker zijn dan gemiddeld, wordt de gemeenschap geconfronteerd met nieuwe uitdagingen op gebied van zorg, onderwijs en wonen. Het draagvlak van onder andere scholen en verenigingen zal sterk verminderen, terwijl de vraag naar zorgvoorzieningen zal toenemen. Daar waar voorzieningen en commerciële activiteiten sterk verminderen, verlaten inwoners eerder het dorp; jongeren voor studie en werk, gezinnen voor onderwijs en ouderen voor zorg en verpleging. De onderdruk op de woningmarkt neemt verder toe, en het draagvlak voor voorzieningen vermindert. Hier schuilt het gevaar van de negatieve spiraal. Dat zal de leefbaarheid niet ten goede komen. Dit dwingt ons om na te den-ken over hoe we deze zorgelijke negatieve spiraal kunnen keren of tenminste kunnen afremmen. Dit terwijl deze regio’s veel te bieden hebben en er veel kansen liggen. Ze kennen de rust en ruimte die sterk stedelijke gebieden ontberen. Op gebied van recreatie, zorg, energie en landbouw liggen hier volop kansen, in een samenleving waarin alles steeds ‘gehaaster’ lijkt te worden.

Inzetten op

4

Inleiding

4.1

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat de uitgangssituatie op het plat-teland verschilt van het stedelijke gebied. Het platplat-teland kent zijn eigen kracht, zijn eigen dynamiek en zijn eigen identiteit. De uitdaging voor gemeenschappen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en overheden ligt erin om deze sterkten te benutten. In de christendemocratische visie kan dit het beste door het benutten van de kracht van het sociaal kapitaal (paragraaf 2). Voor de vitaliteit van gemeen-schappen is het van belang om basisvoorzieningen in de nabijheid te hebben of in ieder geval dat deze goed toegankelijk zijn (paragraaf 3). De kracht van de verschil-lende leefgemeenschappen draagt bij aan de leefbaarheid. De gemeente kan deze gemeenschappen faciliteren en verbindingen tussen mensen stimuleren (paragraaf 4). Op het gebied van zorg en onderwijs kunnen creatieve, eigentijdse oplossingen uitkomst bieden in dorpen en kleine kleinen (paragraaf 4). De bevolkingskrimp, migratie en veranderingen van samenstelling van de bevolking vragen om een visie op het gebied van ruimtelijke ordening op regionaal niveau. De perifere regio’s die met krimp te maken hebben, moeten ondersteuning krijgen (paragraaf 5). De leefbaarheid van het platteland is gebaat bij een sterke economische structuur. De overheid zou de economische dynamiek – die in de eerste plaats bepaald wordt door de ondernemers - op het platteland moeten stimuleren en faciliteren (paragraaf 6). De gemeente is de overheid die het beste met maatwerk in kan spelen op de lokale en regionale ontwikkelingen. Daar waar gemeenten er zelf niet uitkomen is een rol voor de provincie of het Rijk weggelegd (paragraaf 7). Voor het goed uitvoeren van overheidstaken is een optimale gemeen te lijke organisatie met voldoende financiële slagkracht van groot belang. De laatste paragraaf gaat in op de bestuurlijke context van plattelands gemeenten (paragraaf 8).

Aansluiten bij gemeenschappen

In document Versterken en verbinden (pagina 47-50)