• No results found

conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag

In document Klimaatverandering (pagina 46-48)

3 Klimaatverdragen en beleid

6.2 conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag, deze is als volgt geformuleerd:

Heeft het veranderende klimaat invloed op het ‘Groenbeheer’ van de openbare ruimte.

Eindconclusie: Terugkijkend op het onderzoek kunnen we concluderen, dat het veranderde klimaat inderdaad invloed heeft op het ‘groenbeheer’ van de openbare ruimte. Hierbij moet echter wel

onderscheid gemaakt worden, tussen de invloed op strategisch niveau en de invloed op het beheer en haar uitvoering. De aanpak van klimaatverandering op strategisch niveau wordt door wet en

regelgeving vanuit de Verenigde Naties en de Europese Unie opgelegd aan haar leden/lidstaten. Gemeenten moeten met hun beleid voldoen aan deze richtlijnen. De invulling van een ‘mitigatie’ en ‘adaptatiestrategie’ in de bedrijfsvoering van de organisatie en afdeling zijn daar een rechtsreeks gevolg van. Gemeenten voeren hierbij sinds de jaren negentig een mitigatie strategie. Op dit moment zijn gemeenten bezig om vooruitlopend op de richtlijnen van de ‘Nationale Adaptatiestrategie’ (in 2017) adaptieve maatregelen op te stellen om te komen tot een klimaat neutrale

gemeente/bedrijfsvoering. Het onderzoekrapport Climate policie in Dutch Municipalities. Organisation, Policiy, Implementation and Performance, 2012 bevestigt de onderzoeksresultaten dat verankering van adaptatiestrategie bij lokale overheden niet één duidend is verankert in de bedrijfsvoering. Ten aanzien van de invloed op het groenbeheer van de openbare ruimte kunnen we concluderen, dat deze als verschillend ervaren wordt. Grote stedelijke gemeenten ervaren de invloed als ‘zorgelijk,’ terwijl kleinere stedelijke gemeenten dit als hinderlijk en landelijke gemeenten als ‘geen issue’ ervaren. Dat grote stedelijke gemeenten dit als ‘zorgelijk’ ervaren is te verklaren door het feit, dat de

temperatuur in steden twee tot vier graden hoger is, dan de gemiddelde buitentemperatuur op het platteland (IPCC, 2007). Daarnaast houdt de bebouwing deze warmte langer vast waardoor het hitte- eilandeffect en hittestress juist hier van grote invloed zijn op de leefomgeving. Ten aanzien van de verschillende beheergroepen, onderwerpen en aspecten kunnen we niet anders concluderen dan, dat klimaatverandering geen of nauwelijks invloed heeft op de wijze waarop de ‘Groene Buitenruimte’ op dit moment wordt ingericht. Alle aandacht ten aanzien van de gevolgen van klimaatverandering zijn op dit moment met name gericht op de aanpak van het effect ‘extreme neerslag’. Het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van wadi’s zijn hier voorbeelden van. Deze aanpak wordt echter niet direct gekoppeld aan een invulling door/vanuit ‘groenbeheer’ (plasbermen en retentievijvers). Alleen de beheergroep ‘bomen’ scoort positief in het onderzoek. Deze groep heeft het door langdurige droogte, oplopende temperatuur en de opkomst van exotische plagen en ziekten zwaar.

Samengevat kunnen we concluderen, dat klimaatverandering op dit moment geen/nauwelijks invloed uitoefent op het hedendaags groenbeheer van de openbare ruimte. De invloed is er wel zij het nu nog minimaal. Door taakstellende bezuinigingen bij overheden worden op dit moment andere keuzes gemaakt (dan een klimaat-neutrale aanpak) bij de ontwikkeling en

7 Discussie

In dit hoofdstuk discussie, volgt de reflectie op het onderzoek, haar methoden, gemeten data en uiteindelijke onderzoeksresultaten.

7.1 Onderzoeksgroep

Voor de enquête uit het onderzoek zijn zestig van de driehonderddrieënnegentig Nederlandse gemeenten geselecteerd om te kunnen benaderen. Om de betrokkenheid ten aanzien van het onderzoek te vergroten, is er voor gekozen om deze gemeenten telefonisch te benaderen. Dit is bij vijfendertig van de zestig gelukt. Hiervan hebben uiteindelijk zeventien respondenten (gemeenten) daadwerkelijk aan het onderzoek meegedaan. Dit is 4,3 procent van het totaal aantal Nederlandse gemeenten.

De verwachting bij aanvang van het onderzoek was, dat het aantal gemeenten dat medewerking wilde verlenen hoger was, dan de uiteindelijk 28,3 procent van de geselecteerde gemeenten. De 4,3 procent ten aanzien van het totaal aantal gemeenten, wordt echter wel gezien als een reële afspiegeling van de onderzoeksgroep. Dit komt mede door de medewerking aan het onderzoek van de vier grootste gemeenten van Nederland. De vertegenwoordiging van de categorie gemeenten met 100.000 tot 150.000 inwoners met één respondent was daarentegen laag. Deze categorie is dan ook als individuele groep binnen het onderzoek uitgesloten.

7.2 Methoden

Tijdens het vooronderzoek en de literatuurstudie werd duidelijk, dat klimaatverandering zowel wetenschappelijk als politiek de laatste jaren sterk in de belangstelling staat. Ten aanzien van de effecten op het groenbeheer van de openbare ruimte is er echter niet veel bekend. Onderzoek dat gedaan is, spitst zich met name toe op gevolgen van de extreme neerslag, klimaatschadekosten en opkomst van exotische ziekten en plagen. Om buiten deze onderzoeksgegevens ook antwoorden te krijgen over de mate van invloed op: inrichting en onderhoud o.r. aanschaf en gebruik

materialen/machines, aanbestedingen, contracten innovaties en noviteiten, is er voor gekozen groenbeheerders en beleidsmedewerkers te enquêteren. De verkregen data is vervolgens in diepte interviews met specialisten afgetoetst op betrouwbaarheid.

De vragen, gesteld in de enquête, zijn niet concreet, maar vragen de respondent aan te geven in welke mate hij/zij de mate van invloed (klimaatverandering) op specifieke onderdelen of onderwerpen ervaart. De meting geeft dus inzicht in persoonlijk ervaring/bevinding van de respondent en is niet gebaseerd op kengetallen of statistieken uit interne database van groenbeheer. Ook het aftoetsen van de verkregen data in diepte interviews geeft vervolgens de persoonlijk mening of zienswijze weer van de geïnterviewde specialist.

In document Klimaatverandering (pagina 46-48)