• No results found

6.1 Rechtsvergelijking

Op basis van voorgaande hoofdstukken kan de eindconclusie getrokken worden. Uit het tweede hoofdstuk komt voort dat Duitsland veel raakvlakken heeft met de Nederlandse kabinetsformatie. De Duitse kabinetsformatie was vele jaren stabiel, maar de laatste jaren zijn er meer partijen bijgekomen wat tot versnippering leidde. Er zijn steeds vaker drie partijen nodig om een meerderheid te kunnen vormen. Dit probleem speelt zich ook af in Nederland. Er zijn enorm veel partijen, nu maar ook jaren geleden was dit al een probleem. Anders dan in Duitsland waar er duidelijk regionale verschillen zijn op basis van naoorlogse jaren of geloof, zijn de verschillen in Nederland te vinden in actualiteit en leeftijd. Duitsland hanteert een hogere kiesdrempel dan Nederland, wat een mogelijke oplossing kan zijn voor Nederland om verdere versnippering te voorkomen. Maar het verhogen van de kiesdrempel in Nederland zal geen garantie zijn voor succes. In Duitsland wordt op deze manier de parlementaire versnippering wel afgeremd, maar het houdt het niet volledig tegen.

Uit hoofdstuk 3 komt naar voren dat de kabinetsformatie van het VK veel verschilt met de kabinetsformatie van Nederland. Met name omdat het VK het meerderheidskiesstelsel hanteert, waardoor er sneller een meerderheid gevormd is dan in Nederland omdat deze al blijkt uit de verkiezingsuitslag. Dit kan een mogelijke oplossing zijn voor Nederland. De partij die de meeste stemmen krijgt, wint. De hele periode waarin nu lang gezocht wordt naar een meerderheid van twee of meer partijen is dan niet nodig, want de meerderheid blijkt uit de verkiezingen en dat is de partij met de meeste stemmen. Het is echter wel een enorm ingrijpend om van kiesstelsel te veranderen, vooral aangezien de kabinetsformatie van Nederland hetzelfde is gebleven en het een grondwetswijziging vereist.

Een algemene conclusie die getrokken kan worden aan de hand van de rechtsvergelijking is dat Nederland door haar vele partijen en met een lage kiesdrempel de vrijheid van verkiesbaar stellen waardevol acht. Hiermee wordt niet bedoeld dat dit in Duitsland of het VK niet het geval is, maar het grote aantal partijen die uit alle vormen van links, midden en rechts bestaan toont aan hoe laagdrempelig de verkiezingen zijn, wat kenmerkend is voor Nederland. Een ieder is vrij en het grondrecht van art. 4 Gw wordt hierbij vol gewaarborgd. Een verandering in de kabinetsformatie dient hierbij ook aan te sluiten. Democratie is een belangrijke pijler voor Nederland net als goede representatie van het volk.

6.2 Mogelijke oplossingsrichtingen

Op basis van de mogelijke oplossingsrichtingen in het voorgaande hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat er geen ideale mogelijkheden zijn om de kabinetsformatie in Nederland sneller of beter te laten verlopen. Met name het voorkomen van verdeeldheid in partijen is moeilijk vorm te geven zonder dat het in strijd komt met art. 4 Gw. De kiesdrempel verhogen naar bijvoorbeeld 5% zoals Duitsland hanteert is ook een mogelijkheid, maar dit zal niet genoeg zijn om verdere versplintering te stoppen en een hogere kiesdrempel dan 5% komt in strijd met het beeld van representatie van Nederland. Ook kan er overgegaan worden naar een ander kiesstelsel, waarbij het meerderheidskiesstelsel een goede optie is. Hierdoor zal de kabinetsformatie sneller verlopen, maar deze wijziging vereist een grondwetswijziging wat niet de voorkeur heeft. Afgezien daarvan komt deze oplossing wel het meest in de beurt van een effectieve en niet ondenkbare oplossing.

6.3 Eindconclusie

De centrale vraag kan op basis van het onderzoek nu beantwoord worden. Hij luidt als volgt:

‘Welke inzichten kunnen er worden gegeven over het verloop van de kabinetsformatie in Nederland in vergelijking met Duitsland en het VK? Welke mogelijke oplossingsrichtingen zijn er om de Nederlandse kabinetsformatie te verbeteren?’ De inzichten komen neer op uiteenzettingen over het verloop van de kabinetsformaties van Duitsland, het VK en tot slot Nederland zoals in hoofdstuk 4 te lezen is. De kabinetsformaties van het VK en Nederland lopen enorm uiteen door de verschillende kiesstelsels, maar toch zijn ook hier overeenkomsten te vinden zoals het gebruik van vormen van evenredige vertegenwoordiging door het VK.

Duitsland en Nederland hebben meer overeenkomsten, maar doordat Duitsland districten hanteert komen hier ook een aantal verschillen naar voren zoals het uitbrengen van twee stemmen in plaats van één zoals in Nederland. Ook heeft Duitsland meer regionale verschillen op basis van de oorlogsgeschiedenis en geloof. Na deze rechtsvergelijking zijn een aantal mogelijke oplossingsrichtingen voor Nederland aangedragen. De oplossing die het probleem van de moeizame totstandkoming van de meerderheid zal verhelpen is het veranderen naar het meerderheidskiesstelsel. Dit vereist echter een grondwetswijziging wat niet de voorkeur heeft maar het is wel een mogelijkheid. Om verdere afsplitsing te voorkomen wordt voorgesteld om de kiesdrempel te verhogen naar bijvoorbeeld 5% zoals in Duitsland wordt gehanteerd, maar dit zal echter te laag zijn om effectief te zijn en een hogere kiesdrempel van bijvoorbeeld 10%

zal niet ten goede komen voor de representatie van Nederland, wat een belangrijke waarborg is voor Nederland.

Bij deze hoge kiesdrempel van 10% komt namelijk art. 4 Gw in het geding en zijn partijen minder vrij in het verkiesbaar stellen en kans op een plek in het kabinet. Kortom, een perfecte oplossing is er niet. Wat wel kan is de opkomst van de verkiezingen vergroten en een gekozen formateur in plaats van een benoemde. Hierdoor heeft de burger meer invloed en wordt zij beter gerepresenteerd. Tot slot kan er meer gekeken worden naar regionale behoeften, zodat de burger zich beter kan laten vertegenwoordigen.

Literatuurlijst

Bijzondere commissie vraagpunten (Deetman) 1990

Rapport bijzondere Tweede Kamercommissie voor Vraagpunten Staatkundige, Bestuurlijke en Staatsrechtelijke Vernieuwing 1993.

Bovend’Eert & Kummeling 2010

P.P.T. Bovend’Eert & H.R.B.M Kummeling, Het Nederlands Parlement¸ Deventer: Wolters Kluwer 2010.

Bovendeert TvCR 2018

P.P.T. Bovendeert, ‘Publieke functie en publiek vertrouwen: integriteitsregels voor Leden van het parlement’ TvCR 2018.

Bovend’Eert 1983

P.P.T. Bovend’Eert, T&C Grondwet en statuut, art. 43 Grondwet.

Braak, van den & Berg, van den, TvCR 2018, p. 268-278

B.H. van den Braak & J.T.H.J. van den Berg, ‘Zeventig jaar zoeken naar het compromis.

Parlementaire geschiedenis van Nederland 1946-2016’, TvCR 2018, p. 268-278.

Brenninkmeijer NJB 2015/740

A. Brenninkmeijer, ‘Stresstest rechtsstaat Nederland’, NJB 2015, afl. 740.

Brenninkmeijer TvCR 1994, p. 164-169

A.F.M. Brenninkmeijer, ‘Publiekrechtelijke Rechtsvinding’, TvCR 1994, p. 164-169.

Emmerik e.a., NJB 2018/1876

M. van Emmerik e.a., ‘Kroniek van het constitutioneel recht’, NJB 2018/1876, afl. 35.

General Election 2019: results and analysis

Rapport House of Commons library, General Election 2019: results and analysis, nr. CBP 8749, January 2020

Herzog & Ballin TvCR 2018, p. 82-87

R. Herzog & E.M.H. Hirsch Balin, ‘Bij de buren’, TvCR 2018.

Hofman e.a. 1996

J.A. Hofman, J.W. Sap, I. Sewandono. Beginselen van Europees constitutioneel recht, Deventer: Kluwer 1996.

Introduction to devolution in the UK 2019

Rapport House of Commons library, Introduction to devolution in the UK, nr. CBP 8599, D.

Torrance 2019.

Kortmann e.a. 2016

Prof. mr. C.A.J.M. Kortmann; bewerkt door Prof. P.P.T. Bovend'Eert, Mr. J.L.W. Broeksteeg, Mr. C.N.J. Kortmann, Prof. mr. B.P. Vermeulen, Constitutioneel recht, Deventer: Wolters Kluwer 2016.

Marseille & Tolsma 2016

A.T. Marseille & H.D. Tolsma, Bestuursrecht deel 2, rechtsbescherming tegen de overheid, Den Haag: Boom Juridisch 2016.

Ortklep e.a. 2016

R. Ortklep e.a., De rechter onder vuur, Oisterwijk: Wolf Legal Publishers 2016.

Oud 1970

P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, Zwolle: Tjeenk Willink 1967-1970.

Passchier TvCR 2018, p. 5

R. Passchier, ‘De opkomst van vergelijkende constitutionele verandering’, TvCR 2018, p. 5.

Poppelier TvCR 2014, p. 117

P. Poppelier, ‘Hoe wezenlijk is grondwettelijke autonomie voor federale staten. Een dynamische kijk op federalisme en ‘multilevel constitutionalism’, TvCR, p. 117.

Ramkema 2017

H. Ramkema, Staten en kiesstelsels; Verenigd Koninkrijk, Den haag: Prodemos 2017.

Schlössels & Zijlstra 2010

R.J.N. Schlössels en S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, Deventer: Wolters Kluwer 2010.

Schlössels & Zijlstra 2017

R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Siems 2018

M. Siems, Comparitive law, Cambridge: Cambridge University Press 2018

Staatscommissie 2018

Rapport Staatscommissie parlementair stelsel, Lage drempels hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans, Amsterdam: Boom 2018.

Stremler TvCR 2018/204, p. 204-220

M. Stremler, ‘De voorgestelde algemene bepaling als fundamentele constitutionele norm’, TvCR 2018/204.

TvCR 2010

Tijdschrift voor constitutioneel recht Nijmegen: Wolf legal publishers 2010, jaargang 1 nummer 1.

Velaers TvCR 2011, p. 436

J. Velaers, ‘GB, een land in crisis, een regering in lopende zaken’, TvCR 2011, p. 436.

Voermans 2019

W. Voermans, Het verhaal van de grondwet; zoeken naar wij, Amsterdam: Prometheus 2019.