• No results found

Deze casestudy is geschreven over de startup Naya Pusta in Nepal. Het onderzoek gaat over jeugdjournaal dat daar is opgezet door NGO Free Press Unlimited in samenwerking met NEFEJ, Nepal Forum of Environmental Journalists. Het onderzoek is begeleid door de professoren Mark Deuze en Tamara Witsche. De centrale vraag in dit essay is: “Hoe kan een

nieuw journalistiek medium (voort-) bestaan in een ontwikkelingsland?” Naya Pusta in Nepal

is hierbij uitgekozen om nader te onderzoeken.

Twee specifieke deelvragen zijn daarbij beantwoord. Ten eerste de vraag hoe het kan

dat Naya Pusta haar werk kan continueren zonder subsidie vanuit het buitenland? Naya Pusta moet op eigen benen staan en zelf inkomsten genereren om het programma in stand te houden, maar hoe doen ze dat? In april 2015 raakte het land in diepe crisis na een heftige

aardbeving. Bijna 10.000 mensen kwamen daarbij om het leven. Het hele land lag in puin. De vraag die daaruit voortvloeide was: wat waren de gevolgen van de aardbeving van begin

2015 op de werkzaamheden en de handhaving van Naya Pusta? De bedoeling van dit

onderzoek is om een antwoord te bieden op de vraag voor welke uitdagingen een programma als Naya Pusta staat in een omgeving die niet direct de media gunstig gestemd is.

In de analyse, voortvloeiend uit de interviews en literatuur, kwamen een aantal zaken naar boven. Ten eerste de achtergrond van het jeugdjournaal Naya Pusta zelf en de journalisten. Daarna welke steun zij hebben gehad bij de start van het programma en daarna hoe zij zichzelf moeten zien te handhaven. Daarna kwamen er zaken naar boven zoals persvrijheid, de crisis van de heftige aardbeving en de blokkade van India, de rol van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) bij het financieren van media in Nepal en welke rol activisme speelt in de journalistiek in Nepal. Als laatste kwam nog de professionalisering aan bod.

Naya Pusta

Naya Pusta is een uniek programma in Nepal. Het is het eerste nieuwsprogramma voor kinderen en bestaat nog maar net. De motivatie achter het programma is om kinderen goed te informeren over wat er in het land gebeurt, zich bewust te maken van hun rechten en ze ook deel te laten nemen in de samenleving. Volgens Strong (2008) en Lang (2007) bestonden er alleen maar kinderprogramma’s in Nepal waarin kinderen dansten op sexy muziek of er zaten veel gewelddadige scenes in. Ook Raghu Mainali, de oprichter en directeur van het

programma, deed zelf ook onderzoek in opdracht van FPU naar de journalistieke

programma’s die er voor kinderen waren. Ook hij concludeerde dat er nog geen programma’s bestonden voor kinderen. Het programma ging in 2012 van start met een speciale missie om kinderen ook echt, gedegen te informeren. Dixit (2010) concludeert dat programma’s die door NGO’s gesponsord worden de missie van de sponsor vaak overnemen. Dat is in dit geval ook zo. Veel onderwerpen die Free Press belangrijk vindt worden door Naya Pusta behandeld. Desondanks, zo geven de journalisten aan, zouden zij het zonder die financiering niet redden.

De journalisten van Naya Pusta zelf hebben vaak geen goede opleiding gehad. Volgens de onderzoeken van Pant (2007) en Pokhrel (1995) komt dat omdat er geen goede instituten zijn om opleidingen te volgen. Het beeld dat het merendeel van de journalisten niet goed opgeleid zijn wordt wel genuanceerd door het onderzoek van Ramaprasad en Kelly (2003). Zij stellen dat veertig procent van de journalisten geen opleiding heeft gehad. De journalisten van Naya Pusta hadden trainingen nodig van het NOS Jeugdjournaal. Het

merendeel van de participanten gaf aan nooit een journalistieke opleiding te hebben gedaan en waren onervaren met het maken van nieuws voor kinderen. Op 5 oktober 2012 wordt de eerste aflevering uitgezonden. Een jaar later gaan de redacteuren van het NOS Jeugdjournaal terug om nog een aantal trainingen te geven. Het programma moet met het geld dat ze hebben gekregen het programma zelf gaan draaien.

Financiën

De continuïteit van het programma Naya Pusta is in eerste instantie erg afhankelijk van geld. Uit dit onderzoek blijkt dat dat op verschillende niveaus naar voren komt. Ten eerste zijn dat de persoonlijke inkomsten van journalisten. Met een goed salaris blijven ze voor het

programma werken maar dat is lastig in Nepal. Skinner, Holland & Pach III (1998) concluderen in hun onderzoek dat elke werknemer, journalist of niet, extra banen moet

hebben om rond te komen. Een journalist verdiend soms maar 210 euro in een jaar.

(Ramaprasad, 2005; Neupane en Zeng, 2014) Dat is veel te weinig om een heel gezin van te onderhouden. Veel journalisten van Naya Pusta doen dat ook. Ze hebben een dvd-winkel, een adviesbureau of ze gebruiken hun talenten om extra geld te verdienen. Uit het onderzoek van Aditya (1996) blijkt dat mensen daarom gefrustreerd kunnen raken en weggaan.

De grootste en belangrijkste reden dat het programma nog bestaat is daarom de financiële steun die Free Press Unlimited aan NEFEJ heeft gegeven. In het eerste jaar stelden zij bijna 300.000 euro ter beschikking om het programma op te zetten. Twee jaar later kreeg Naya Pusta nog eens een bedrag van zo’n 60.000 euro. Hier kunnen salarissen, studio, apparatuur en andere operationele kosten van worden betaald. Daarnaast krijgen ze goede camera’s om mee te kunnen werken. Het is de belangrijkste reden dat het programma nog bestaat. Niet al het geld is opgebruikt en dus potjes waar geld uitgehaald kan worden als het bedrijf in financiële problemen komt.

Desondanks moet Naya Pusta ook andere manieren verzinnen om op eigen benen te kunnen staan. Het geld van Free Press Unlimited raakt een keer op. Bij NEFEJ hebben ze drie verschillende media-afdelingen (Radio, televisie en geprinte media). Ze bedenken een

systeem om geld te laten vloeien tussen die drie programma’s. Heeft het ene programma iets meer te besteden dan het andere programma, dan gaat er geld naar degene met de grootste behoefte. Daarnaast wordt er creatief nagedacht over hoe ze geld kunnen verdienen. Ondanks dat ze non-profit zijn, zijn ze de commerciële markt opgegaan. Rodriquez (2001) schrijft in haar onderzoek dat de concurrentie moordend is tussen de mediabedrijven in Nepal en dat zonder commerciële inkomsten financieel zelfredzaam zijn een hele moeilijke uitdaging is. Ook Kasajoo (2008) en Raghu Mainali (2014), de oprichter zelf, zien hier negatieve kanten van. Zo veel druk op de commerciële markt kan verkeerde journalistiek uitlokken.

Mediahuizen zijn daardoor eerder geneigd om te produceren wat het commerciële bedrijf wil. Met name de inkomsten uit reclames die Radio Sagarmatha maakt, ook een onderdeel van NEFEJ, vloeien richting Naya Pusta. Als derde heeft Naya Pusta iets anders bedacht om geld te verdienen. Ze produceren documentaires en dvd’s, die ze verkopen voor geld. Ook dit levert net genoeg op om te kunnen blijven bestaan. Ware het niet dat er nog andere factoren meespelen in het bestaansrecht van het programma.

Persvrijheid en de ‘politieke economie’

en de rechten van journalisten zijn opgenomen in de grondwet lijkt het erop dat journalisten enige vrijheden genieten. (Aditaya, 1996; Acharya, 2006) Uit onderzoek van Raghu (2014) blijkt dit niet helemaal waar te zijn. Er bestaat volgens hem een soort ‘politieke economie’. Dit speelt meer achter de rug om van mediahuizen. Wanneer Naya Pusta een reclame maakt voor een bepaald bedrijf maar net die week een negatief verhaal heeft over een politicus, kan het zijn dat die politicus zijn macht gebruikt om het commerciële bedrijf aan te spreken en te vertellen dat zij niet meer met Naya Pusta in zee mogen gaan. Dat maakt het dus een

ingewikkelde keuze om alsnog dat verhaal uit te zenden. Als bedrijf loop je er inkomsten door mis. Veel bedrijven willen dat absoluut niet en dus ontstaat er zelfcensuur. (Mainali &

Battharai, 2014).

De journalisten van Naya Pusta geven daarnaast aan dat er ook weleens directe bedreigingen zijn met de dood. Dat is volgens Raghu niet uit zijn onderzoek naar voren gekomen. De invloed van politici is wel groot. Veel journalisten zijn zelf ook politicus en kunnen op die manier op twee manieren de journalistiek beïnvloeden. Dat kan door direct zelf een verhaal te saboteren of zijn politieke macht te misbruiken om dus achter de rug van journalistieke bedrijven inkomstenbronnen weg te nemen. Uit het onderzoek van Chalise (2014) blijkt dat hierdoor een slecht ondernemersklimaat ontstaat en veel bedrijven daarom geen startup willen beginnen in Nepal.

Als laatste komt uit het onderzoek van Pant (2008) en Pokharel (2009) naar voren dat er ook geen sterke instituten zijn die de journalistiek in Nepal kunnen controleren. Daardoor ontstaat er veel ‘slechte’ journalistiek. Dit frustreert de journalisten van Naya Pusta enorm zo geven zij aan.

Aardbeving en andere crises

Op 25 april 2015 vindt de zwaarste aardbeving in de afgelopen 80 jaar plaats in Nepal. Meer dan 10.000 mensen komen om het leven. De geografie van het land is al niet gemakkelijk om mee te werken als journalist maar na de aardbeving is alles nog een heel stuk moeilijker. Wegen zijn kapot en alle middelen die voorheen beschikbaar waren zijn kapot, zoals

camera’s, de studio en transmitters. Een aantal journalisten van Naya Pusta is op dat moment op een locatie aan het draaien voor heel iets anders. Wanneer de aardbeving plaatsvindt zijn ze in shock maar ze bedenken ook dat zij degenen zijn die op dat moment de beelden moeten schieten. Daarmee kunnen ze kinderen in het land helpen om dit enorme trauma te verwerken

en goed geïnformeerd te zijn, zo blijkt uit onderzoek over media in tijden van crisis in Nepal van Poudel, FitzGerald, Clark, Mehta en Poudyal (2015).

Raghu is ook de baas van alle community radiostations, die er op het moment van de aardbeving uitlagen. Hij besloot om langs alle plekken te gaan om ze weer operationeel te krijgen. Hij nam tenten mee om over de radiostations heen te zetten zodat ze toch nog uit konden zetten. Ondertussen draaiden de ploegen van Naya Pusta beelden van de aardbeving en maakten ze een programma met alle middelen die ze op dat moment hadden.

Daarnaast kregen ze veel geld uit het buitenland. Van Plan Nederland kregen ze 30.000 euro noodsteun. Van IMS, een Deense organisatie, kregen ze zo’n 6000 euro en voor de vervanging van beschadigde materialen kregen ze nog eens 10.000 euro. Daarna kwam nog eens een bedrag van 100.000 euro voor heel Nepal om te verdelen onder de community radio’s. Uit de onderzoeken van Quarantelli (1996) en Olofsson (2011) blijkt ook dat vaak bedrijven uit het buitenland gaan investeren als er mediaverhalen gemaakt worden over een natuurramp. Er werden radiorecorders gegeven, nieuwe camera’s, nieuwe lampen die in de studio voor de studio en zo kon Naya Pusta operationeel blijven.

De marketingmanager noemt de aardbeving een ramp, maar de periode erna ook een periode van kansen, nieuwe kansen voor Naya Pusta om investeringen te krijgen. Met name dit doorzettingsvermogen, samen met de investeringen, zorgt ervoor dat Naya Pusta kan overleven. De presentatie wordt gedaan op allerlei verschillende plekken waar de ramp zichtbaar is en in de auto. Ramaprasad (2005) schreef al in zijn artikel Nepalese Journalists.

Idealists, Optimists and Realists dat journalisten in Nepal erg gedreven zijn om het nieuws te

verslaan. In elk interview kwam naar voren dat het hun plicht was om het nieuws te verslaan. Dat die periode dé kans bood om echt te bewijzen wat ze kunnen.

NGO’s en activisme

De financiering vanuit de NGO voorafgaande aan de aardbeving en ook de financiering in de periode daarna door verschillende bedrijven is erg belangrijk voor het blijven bestaan van Naya Pusta. Zonder dit geld hadden ze het onmogelijk gered, zeggen alle journalisten van Naya Pusta in de interviews. Er zitten daarnaast nog een aantal andere mooie voordelen aan zoals onafhankelijk kunnen zijn van de regering, een mogelijkheid om een groot publiek te bereiken, en omdat de mediahuizen in staat worden gesteld om nieuwe technologieën in te bouwen (Sharma, 2010).

Toch blijkt uit onderzoek dat de samenwerking met een NGO niet altijd even gunstig is. De invloed van de NGO op de inhoud van het programma kan erg groot zijn en wanneer het bedrijf zich terugtrekt uit het project is dat vervolgens gedoemd om te mislukken. (Gilberds, 2009; Dixit, 2010, 12; Mainali & Battharai, 2014)

Ook is de kans groot dat de issues die de NGO belangrijk vindt, worden overgenomen door het bedrijf dat het geld krijgt. Daardoor vervaagt ook soms de scheidslijn tussen

activisme en journalistiek. In het artikel van Bavadam (2010, 6) blijkt ook. Een bedrijf als NEFEJ, dat zich inzet voor milieuvraagstukken, mensenrechten en, in het geval van Naya Pusta, zich voor kinderen inzet, neemt makkelijk de vraagstukken van Free Press over. Het gaat volgens Bavadan dan meer over milieujournalistiek dan journalistiek over het milieu. (Bavadam, 2010, 6) Veel journalistieke bedrijven in Nepal proberen ook op die manier de samenleving te veranderen. (Dixit, 2010). De journalisten van Naya Pusta willen dat ook. Zij vinden het erg belangrijk dat ze de samenleving veranderen en mensen bewustmaken van hun rechten. Soms willen ze zelfs zo ver gaan dat ze zichzelf een activist noemen. Dit is een relevant resultaat omdat de afhankelijkheid van de NGO toch ernstig bediscussieerd kan worden en het niet per definitie de beste manier is om te overleven op basis van het geld van één donor.

De weg naar professionalisering

Als laatste belangrijke onderdeel komt nog professionalisering aan bod. Uit dit onderzoek is gebleken dat in een land dat te maken heeft met verschillende crisis het moeilijk is om te professionaliseren. Daar is goed management voor nodig op crisisgebied (Poudel, FitzGerald, Clark, Mehta & Poudyal, 2015) en een aantal kernvoorwaarden, zoals een mogelijkheid tot pluralisme, vrijheid van expressie, transparantie, capaciteit en middelen, en als laatste ook een gunstige infrastructuur (Development Indicators UNESCO, 2013).

De journalisten van Naya Pusta geven allen in de interviews aan dat ze vinden dat NEFEJ te kort schiet als het gaat om verbeteringen op de werkvloer. Raghu legt uit dat wanneer er geen geld is, en het geld dat er is goed besteed moet worden, een innovatieve nieuwsvloer ontwikkelen erg moeilijk is. Desondanks geven alle journalisten wel aan dat de journalistieke kwaliteit er niet onder hoeft te lijden. Er zijn technologische verbeteringen nodig maar met de apparatuur die ze nu hebben redden ze het naar eigen zeggen ook. De reden dat ze het tot nog toe overleven zit hem dus met name in geld vanuit Free Press Unlimited. Toch valt de wilskracht, het plichtsbesef en de toewijding voor het programma en

de doelgroep op. Ze hadden het zonder geld onmogelijk gered, maar zonder deze toewijding en met heel veel geld: net zo min.

Discussie

In dit onderzoek is geprobeerd om een zo goed mogelijk beeld te geven van hoe een journalistieke startup in Nepal kan overleven en welke hobbels ze zoal tegenkomen. In dit onderzoeksproject Beyond Journalism gaat het ook over hoe journalistieke startups zich handhaven in de wereld. In Nepal is duidelijk te zien dat er veel beperkingen zijn voor een journalistiek bedrijf om zich te vestigen en vervolgens ook te blijven bestaan. In dit geval is gaat de casestudy over Naya Pusta en waar zij allemaal mee te maken hebben in Nepal. Het biedt een interessante inkijk in de journalistieke omgeving van Nepal waar dit jonge

‘community’ bedrijf zich tussen moet vestigen, maar voor andere bedrijven, privaat of commercieel kunnen de situaties heel anders liggen. Het is daarom moeilijk om dit te generaliseren naar alle startups in Nepal of andere startups in de wereld.

De relatief ‘vrije’ journalistiek die bestaat in Nepal sinds de democratie van 1990 is nog een jong onderzoeksveld. Er zijn nog volop onderzoeksvelden om je als onderzoeker op te richten. Een onderzoek naar de inhoud van Naya Pusta zou de volgende keer interessant zijn om meer te kunnen zeggen over de belangen van het programma ten opzichte van wat een NGO als Free Press Unlimited voorstaat. Dan kan de werkelijke invloed van de donor zichtbaar worden gemaakt.