• No results found

Concept 4: Geplande loopgraven met volledige uitbouw

In document Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog (pagina 155-163)

8 Typologie (3) Loopgraafconcepten

8.2 Loopgraafconcepten

8.2.4 Concept 4: Geplande loopgraven met volledige uitbouw

Loopgraven binnen concept 4 worden intentioneel aangelegd en uitgebouwd volgens een vooraf bedacht plan naar verloop en uitbouw. Hierbij is de uitbouw voldoende doordacht en doorgevoerd zodat langdurig gebruik gewaarborgd kan worden. Ze worden aangelegd volgens vooraf gepland verloop zonder rekening te houden met voorafgaande fasen. Indien er dus bestaande loopgraven binnen hetzelfde tracé vallen, worden deze eenvoudigweg vervangen. Het merendeel zal echter aangelegd worden in “maagdelijke” zones waar nog geen loopgraven waren gegraven.

Het verloop is duidelijk te onderscheiden van de 3 eerste concepten omwille van het meer symmetrische, regelmatige karakter. In sommige gevallen, zeker in de achterliggende linies waar meer vrijheid was voor de geplande aanpak, is het verloop zeer regelmatig naar analogie met de tekstboeken.

De uitbouw van de loopgraven is even gepland en regelmatig. De bouwmethoden zijn eigenlijk identiek aan concept 3. De loopgraven zullen volledig worden verstevigd, dus in die mate nodig om de loopgraven langdurig in stand te kunnen houden. In Vlaanderen komt dit meestal neer op drainage, loop- en wandplanken.

Aangezien de bouwmethode uniek is aan concept 3 worden ook hier massaal grondstoffen aangevoerd (we verwijzen naar Haneca et al. 2018 voor een studie van de gebruikte houtsoorten). Aangezien deze aanvoer steeds belangrijker en noodzakelijker zal worden, gaat ook de aanvoer meer en meer georganiseerd verlopen. Op deze manier kunnen de loopgraven volgens concept 4 gezien worden als het toppunt van de loopgravenoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog: perfect uitgedachte linies, aangelegd volgens een vooraf bepaald plan, uitgebouwd en geconsolideerd om zo lang als nodig in gebruik te blijven, defensief uitermate doeltreffend maar toch met de optie om over te kunnen gaan tot het offensief.

De archeologische neerslag van concept 4 is vergelijkbaar met concept 3. Zowel in lengte, breedte en diepte waren de loopgraven binnen dit concept in regel groter dan de meer tijdelijke loopgraven. Daarenboven waren ze veel steviger uitgebouwd en dus moeilijker uit te wissen bij de aanleg van nieuwe loopgraven en had de stevige uitbouw ook een positieve invloed op de archeologische bewaring.

Fig. 8-16 Opgravingsplan van de opgravingen nabij Cross Roads Farm (© Onroerend Erfgoed)

Omdat de aanleg van deze loopgraven startte vanaf nul, zullen ze veel minder terug te vinden zijn in de frontlinie. Dit zou bijna onmogelijk zijn zo in het volle zicht van de vijand. Dus de meest geplande loopgraven in de frontlinie zijn een soort van combinatie tussen concept 3 en concept 4 waarbij het oorspronkelijke tracé gevolgd werd met toevoeging van extra elementen zoals traversen, communicatie- en ondersteuningsloopgraven, … Een soortgelijke toevoeging kon worden vastgesteld bij Helm Trench (Caesar’s Nose) in het meest zuidelijke deel van de werkput (cf supra). Een beter voorbeeld werd echter aangetroffen tijdens de opgravingen aan Cross Roads Farm (2003) waar een Britse frontlinieloopgraaf met meerdere fasen (LPG_ID410-415) aan het licht kwam (Fig. 8-16). De eerste fase moet nog een grotendeels onregelmatig verloop hebben gehad en kon dus eerder opgedeeld worden als concept 3. In het voorjaar van 1915 werd echter een aanpassing doorgevoerd waarbij deels het oorspronkelijke tracé werd behouden maar eveneens een nieuwe en meer geplande uitbreiding met regelmatige traversen (Fig. 8-17). In de zomer werd achter deze linie met traversen nog een ondersteuningslinie aangelegd die met korte verbindingsloopgraven elkaar verbonden. Hier is dus sprake van een combinatie tussen concept 3 en concept 4. Uiteindelijk werd een volledig nieuwe loopgraaf aangelegd in de zomer van 1917, ter voorbereiding van de Derde Slag bij Ieper.

Fig. 8-17 Vlakopname van het regelmatige verloop van de traverse die werd toegevoegd in 1915 (© Onroerend Erfgoed) Deze nieuwe loopgraaf had een totaal ander verloop dan zijn voorgangers en was dus volledig gepland aangelegd. Hierdoor is deze loopgraaf in te delen als concept 4. Vreemd genoeg is het verloop toch vrij onregelmatig. Vermoedelijk heeft het reeds sterk vernielde frontlandschap hier een invloed op gehad. Hoewel de loopgraven nabij Cross Roads Farm een zeker regelmatig verloop hebben, is dat toch nog niet te vergelijken met de voorbeelden die werden aangetroffen in het achterland waar bijna totale symmetrie werd toegepast. Een relatief lang loopgraafsegment uit de achterliggende linies werd opgegraven in Poperinge Sappenleen (2012-2013) en Poperinge Sint-Jansstraat (2011) (Fig. 8-18). De loopgraaf die daar werd onderzocht maakte deel uit van de Poperinghe Line die werd aangelegd in het voorjaar van 1918 als reactie op de Duitse Lenteoffensief in april 1918 waarbij een doorbraak zeer nabij was geweest. Het betrof een ondiep uitgegraven loopgraaf die grotendeels bovengronds was opgebouwd. De aarde voor de bovengrondse wallen werd gewonnen in extractiekuilen en -greppels langs weerszijden van de loopgraaf. De wanden waren beschoeid met golfplaten, op de vloer werd niks aangetroffen. Vermoedelijk moet het ontbreken van een loopniveau eerder geïnterpreteerd worden als recuperatie van de duckboards enerzijds of een onafgewerkte staat van de loopgraven anderzijds. Het lijkt onwaarschijnlijk dat ze intentioneel werden weggelaten daar vloerbekleding in regel altijd prioriteit kreeg op de wandbekleding (Beke 2014).

Fig. 8-18 Opgravingsplan met uitlichting van de loopgraaf (LPG_ID57) te Poperinge Sappenleen (© Ruben Willaert bvba). Het verloop van de loopgraaf is opvallend regelmatig en duidelijk vooraf uitgetekend. Minder goed bewaarde voorbeelden met een gelijkaardige planmatige aanleg werden nog aangetroffen bij andere opgravingen langs de volledige lengte van het geallieerde front. Een voorbeeld (LPG_ID305) van Franco-Belgische makelij situeert zich nabij Pypegaele (Zuidschote) waarbij slechts de onderkanten van de loopgraaf, geflankeerd door brede en diepe extractiegreppels, bewaard waren gebleven (Fig. 8-19). Desalniettemin was de regelmaat zeer duidelijk af te lezen (Verdegem & Bracke 2018). Een ander voorbeeld meer naar het zuiden, nabij Watou, werd opgegraven in 2015. Het betreft een loopgraaf (LPG_ID426) van de Watou Line die net als de Poperinghe Line werd aangelegd in 1918. Naar opbouw zijn er echter wel duidelijke verschillen, vooral het verloop springt in het oog (Apers 2018) (Fig. 8-20).

Fig. 8-19 Opgravingsplan FLAZ-44 nabij Zuidschote met over de volledige lengte de zeer regelmatig aangelegde loopgraaf (LPG_ID305) (© THV MRG)

Ook aan Duitse zijde zijn er voorbeelden gekend dankzij recente archeologische onderzoeken. Een mooi voorbeeld is de Lützow-Linie (LPG_ID249), een reserveloopgraaf ten noorden van Bikschote op relatief korte afstand van de frontlinie (Fig. 8-21). Het betreft een gevechtsloopgraaf met traversen op regelmatige afstand en volledig geconsolideerd met wand- en vloerbekleding en de voorziening van een afwateringsgoot. De loopgraaf was niet diep ingegraven en beschikte dus ook over een bovengrondse aarden wal met extractiegreppels voor en achter.

Fig. 8-21 Opgravingsplan van HOLA-23 waar de Lützow-linie (LPG_ID249) werd opgegraven (©THV MRG)

De constructie van de loopgraaf bestond uit typisch Duitse elementen zoals vlechtwerk aan de wanden en lange planken op de vloer- reeds de meer verzorgde variant met kortere en op maat gezaagde planken (Fig. 8-22). De constructie voor de goot was echter een kopie van de typisch Britse A-frames die dus meteen ook dienst deden als ondersteunend kader voor de plankenvloer. Deze Duitse A-frames waren iets robuuster, breder en minder hoog waardoor ze minder de “A”-vorm hadden, maar desalniettemin steunden op hetzelfde principe (Verdegem & Bracke 2018).

Communicatieloopgraven werden meestal pas later toegevoegd aan de loopgravenstelsels, in de fase van de verdere uitbouw en consolidatie. In het algemeen waren ze dan ook gepland en volledig uitgebouwd waardoor ze ingedeeld kunnen worden in concept 4. Er zijn tientallen voorbeelden gekend uit recent archeologisch onderzoek. Naar verloop toe kan dit type zeer gevarieerd en soms ook minder regelmatig zijn. De Belgische loopgraaf (LPG_ID102) die werd aangetroffen te Kaaskerke nabij Diksmuide (2016) is een uitstekende illustratie van een verbindingsloopgraaf die met grote regelmaat is aangelegd (Fig. 8-23). Helaas was de bewaring van de beschoeiing minder waardoor weinig info verzameld kon worden met betrekking tot de gebruikte bouwtechnieken. De loopgraaf werd door de Belgische troepen Boyau de Lessines gedoopt en verbond de ondersteuningslinies met het achterland.

Het verloop was golvend met hoge schouderweringen geflankeerd door onregelmatige extractiekuilen. Op basis van de weinige aanwijzingen wordt uitgegaan van een wand bekleed met vlechtwerk en duckboards op het loopniveau (Verdegem & Deconynck 2019b).

Fig. 8-22 Vlakopname en doorsnedes van de Lützow-Linie (LPG_ID249) die een beeld geven van de constructiemethode (©THV MRG).

Fig. 8-23 Boyau de Lessines (LPG_03) met centraal de golvende loopgraaf (LPG_ID102) en aan weerskanten de extractiekuilen (EXT_01 ten W en EXT_02 ten O). (©THV MRG).

Andere voorbeelden zijn dan weer niet onderzocht kunnen worden over lange afstand maar leverden meer informatie op over de bouwwijze. Een voorbeeld werd aangetroffen op de oostelijke oever van het Kanaal Ieper-IJzer, tegenover Essex Farm Cemetery. Tijdens een proefsleuvenonderzoek in het kader van een uitbreiding van het industrieterrein werd enkele loopgraafsegmenten aangetroffen in een grotendeels verstoord terrein. Eén van deze loopgraven (LPG_ID337) was zeer diep ingegraven en volledig geconsolideerd met golfplaten en A-frames (Fig. 8-24) (Verdegem 2019).

In document Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog (pagina 155-163)