• No results found

Concept 2: Geoptimaliseerde posities met rudimentaire uitbouw

In document Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog (pagina 146-151)

8 Typologie (3) Loopgraafconcepten

8.2 Loopgraafconcepten

8.2.2 Concept 2: Geoptimaliseerde posities met rudimentaire uitbouw

Deze loopgraven ontstaan uit de ad hoc posities (concept 1) die niet worden verlaten maar langer in gebruik blijven. Daarom zijn er aanpassingen nodig om de loopgraven bruikbaar te houden. Maar een consolidatie met de intentie van een langdurig gebruik is nog niet aan de orde. In de meeste gevallen blijft het beperkt tot het aanbrengen van loopplanken. Hoewel de aan- of afwezigheid van beschoeiing ondergeschikt is aan de intentie voor de aanleg van de loopgraaf voor de interpretatie als concept 2. In vergelijking met concept 1 evolueren deze loopgraven op twee vlakken. Ten eerste worden de onderbroken, afzonderlijke posities samengevoegd tot een continue loopgraaf. De schuttersputten en loopgraafsegmenten worden met elkaar verbonden zodat een ononderbroken loopgraaftracé wordt bekomen. Het betreft een eenvoudige aaneenschakeling, via de kortste of eenvoudigste weg waarbij nog geen rekening gehouden wordt met de meer strategische aanleg van loopgraven zoals de voorziening van traversen en dergelijke meer.

Een tweede evolutie is dat, naast het gebruik van ad hoc verstevigingen met recuperatiemateriaal, een aanvoer van bouwmaterialen op gang komt. Men gaat dus niet langer enkel gebruiken wat ter plaatse voorhanden was, maar het militaire apparaat gaat zich gaan organiseren om bepaalde grondstoffen te voorzien. De schaal waarop dit gebeurde is niet te vergelijken met de latere fasen, maar waar noodzakelijk werden minimale bouwmaterialen voorzien. De herkomst van deze bouwmaterialen blijft

hoofdzakelijk lokaal en/of regionaal maar is niet langer het slagveld zelf. De aanvoer wordt namelijk voorzien door de legerleiding en is dus daarom iets minder geïmproviseerd.

Loopgraven van dit concept komen minder voor in archeologische contexten. Opnieuw kan de beperkte diepte een rol spelen in de bewaring. Hoewel dit zeer afhankelijk was van de locatie en omstandigheden. Daarnaast zullen vele loopgraven uit concept 2 niet bewaard blijven omdat ze verder evolueren naar concept 3 waardoor het niet langer mogelijk is om deze fase vast te gaan stellen. Nabij de dorpskern van Noordschote, aan het Noordschoteplein, werd in 2014 een Franse geoptimaliseerde positie (LPG_ID72-77) met rudimentaire uitbouw aangetroffen tijdens archeologisch onderzoek (Fig. 8-6). Het beperkte loopgravenstelsel situeerde zich tijdens de oorlog net buiten de inundatiezone. Aanvankelijk lag de frontlinie aan de andere zijde van de inundatie, ter hoogte van de voorposten bij Driegrachten- enkel bereikbaar via de hoger gelegen weg ten noorden van de site. In het voorjaar van 1915, nadat de Belgen de sector hadden overgenomen, moest die positie worden opgegeven en werd een nieuwe frontlinie aangelegd die zich dichter bij de dorpskern bevond. Hierdoor kwam de Franse stelling in het niemandsland te liggen en raakte ze in onbruik (Verdegem et al. 2014).

Fig. 8-6 Overzichtsplan van het loopgravenstelsel aangetroffen te Noordschote (© Ruben Willaert bvba)

Het loopgravenstelsel leek een op zichzelf staande positie bestaande uit een gevechtsloopgraaf met achterliggende circulatieloopgraaf, communicatieloopgraven die verbinding maakten tussen deze voorste linies en achterliggende schuilplaatsen en latrine. De opgraving stelde vast dat de voorste loopgraaf achter een gracht was gelegen- mogelijk in een verhoogde berm- en oorspronkelijk niet meer

niet meer was dan een flauwe kromming die werd toegevoegd. De bodems van de oorspronkelijke schuttersputten werden bedekt met stro, in andere delen van de toegevoegde loopgraven werden recuperatiematerialen gebruikt uit de nabijgelegen hoeves en dorpsgebouwen. Bakstenen kwamen zowel in de loopgraven als in de schuilplaatsen voor. Ook bitumen werd vastgesteld, terwijl een volledig vensterluik werd aangetroffen op de bodem van de circulatieloopgraaf (Verdegem et al. 2014).

Fig. 8-7 Vensterluik op de bodem van de circulatieloopgraaf (LPG_ID72) te Noordschote (© Ruben Willaert bvba) Een bijna identieke loopgraaf (LPG_ID281) werd aangetroffen nabij Zuidschote. Een gevechtsloopgraaf met kort daarachter een circulatieloopgraaf. Beide parallel aan elkaar en achter een gracht gelegen. In tegenstelling tot Noordschote werden geen communicatieloopgraven noch schuilplaatsen aangetroffen. Ook hier was het niet mogelijk om te achterhalen in hoeverre eerst afzonderlijke schuttersputten werden gegraven (Verdegem & Bracke 2018).

Fig. 8-8 Vlakopname van respectievelijk LPG_ID220 en LPG_ID221 waarbij duidelijk de grillige afwisseling van smalle en brede segmenten opvalt (© THV MRG)

Fig. 8-9 Vlakopname van de Franse loopgraaf (LPG_ID190) ten zuiden van de Boezingestraat te Langemark (© THV MRG) In de buurt van Langemark werden uit diezelfde vroege periode zowel Franse als Duitse loopgraven opgegraven die een gelijkaardige opbouw en evolutie hadden gekend. Een opmerkelijk verschil met de loopgraaf te Noordschote is dat reeds in het vlak duidelijk is dat aanvankelijk een linie schuttersputten was gegraven die nadien met elkaar verbonden werden tot een doorlopende loopgraaf met toevoeging van traversen en communicatielijnen.

De Duitse loopgraven (LPG_ID220-221) situeren zich ten noorden van de Bikschotestraat en zijn naar alle waarschijnlijkheid gegraven in oktober 1914 (Fig. 8-8). Toen het front in de loop van november uiteindelijk een 300-tal meter zuidelijker volledig vastliep werden de schutterskuilen- gedeeltelijk- met elkaar verbonden door segmenten die smaller uitgegraven waren. Hierdoor ontstaat een zeer grillig verloop bestaande uit een afwisseling van brede en smalle delen dat in het vlak onmiskenbaar herkenbaar is. Er werden geen aanwijzingen vastgesteld voor de uitbouw van de loopgraaf. Maar de hoeveelheid aan artefacten en uitrustingsstukken wijzen wel op een zeer intensief gebruik (Verdegem

et al. 2019). Franse loopgraven werden aangetroffen ten zuiden van de Bikschotestraat (LPG_ID212), vlak tegen de Melkerijstraat en ten zuiden van de Boezingestraat (LPG_ID190) (Fig. 8-9 en Fig. 8-10).

Fig. 8-10 Opgravingsplan van HOLA-19 met de vroege Franse loopgraaf (LPG_ID212) in het noorden van de werkput aangeduid als L6.19.LPG60 (© THV MRG)

Opnieuw blijft het gebruik van loopgraven binnen dit concept niet beperkt tot de beginmaanden van de oorlog. In latere offensieven worden de verschillende stappen opnieuw doorlopen, zij het soms op een sneller tempo. Een goede illustratie van dit concept later in de oorlog zijn de loopgraven die gegraven worden wanneer een bepaalde aanvalsgolf zijn doel heeft bereikt. Tijdens de offensieven van 1917 bestaat het tactische plan van een offensief uit verschillende stadia waarbij een aanvalsgolf een vooraf uitgestippelde lijn moet bereiken om zich daar dan in te graven terwijl een volgende aanvalsgolf hen voorbij trekt op weg naar een volgend doel waar hetzelfde scenario zich kan herhalen. Het opzet is het voorzien van een veldversterking waarop teruggevallen kan worden indien een aanvalsgolf niet succesvol is en gedwongen wordt om terug te trekken. Hoewel de locatie vooraf is

gepland, wordt niet vooropgesteld hoe het verloop van de loopgraaf moet worden aangelegd. Dus in feite kan dit worden vergeleken met de hierboven vermelde loopgraven waarbij soldaten zich eerst individueel gaan ingraven en vervolgens hun posities met elkaar gaan verbinden. Het grote verschil is dat de overgang van concept 1 naar concept 2 nagenoeg onmiddellijk gebeurt.

Fig. 8-11 Dwarsdoorsneden op de tijdelijke loopgraaf (LPG_ID42) nabij Mesen waarbij duidelijk het verschil in breedte en diepte kan worden waargenomen (© ADEDE).

Tijdens opgravingen rond Mesen in 2012 werd een dergelijke loopgraaf (LPG_ID42) aangetroffen (Fig. 8-11). Deze bevond zich ter hoogte van het doel dat de eerste aanvalsgolf van de Nieuw-Zeelandse divisie moest bereiken op 7 juni 1917 (Mijnenslag). Hoewel de gebruikte opgravingsmethode niet ideaal was voor dit type loopgraaf, kon toch achterhaald worden dat de bodem zich op verschillende dieptes bevond. Dit is het gevolg van wat hierboven beschreven staat, namelijk dat de soldaten zich gaan ingraven eens ze het vooropgestelde doel hebben bereikt. Eens ze voor zichzelf voldoende dekking hebben gecreëerd gaan ze de verbinding met hun buren bewerkstelligen. Aangezien de aanval succesvol was, kwam deze linie uiteindelijk ver genoeg achter het front te liggen en verdween de relevantie waardoor ze niet verder werd uitgebouwd en uiteindelijk werd verlaten (Verdegem et al. 2013).

In document Loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog (pagina 146-151)