• No results found

Cocaïne in bron en transitlanden: implicaties van smokkelscripts

Bevinding 4: Drugs, ondermijning en de rol van geweld

4.4 Cocaïne in bron en transitlanden: implicaties van smokkelscripts

In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat zowel de interviews als de door ons bestudeerde opsporingsonderzoeken slechts in beperkte mate inzicht geven in het logistieke proces van de invoer van cocaïne dat zich afspeelt in de bron- en transitlanden. Op basis van de smokkelscripts kan, aan de hand van door opsporingsdiensten verkregen informatie op basis van concrete, opgespoorde zaken, echter wel gereconstrueerd worden welke kennis en expertise er per smokkelscript in de bron- en transitlanden noodzakelijk is om de smokkel van verdovende middelen mogelijk te maken. We lichten daarbij de drie smokkelscripts, en de daarbij gebruikte smokkelscenario’s, nader toe. Implicaties voor het containerscript in bron- en transitlanden

In dit script vervult de container een belangrijke en centrale rol. Niet de concrete lading of goederen staat centraal, maar de container waar de verdovende middelen ofwel in de wanden, plafonds, vloeren of in de koelunit van de ‘reefer’ worden ingebouwd, ofwel in (sport)tassen die op het laatste moment toegevoegd worden aan een container met goederen (zie figuur 8).

Figuur 8: Containerscript: constructie en rip-off scenario

In het containerscript vallen vier scenario’s waar te nemen: een constructiescenario, twee rip-off- scenario’s en een switchscenario. In het eerste scenario worden de verdovende middelen in pakketten in de constructie van een (koel)container verstopt, bijvoorbeeld in de vloer, het plafond of de wanden. Deze handelingen vereisen kennis over het inbouwen van cocaïne in een container, maar in het bijzonder ook vaardigheden om ervoor te zorgen dat er niets te zien valt aan de lege container en er eveneens niets valt op te merken aan de container. In de ruimtes waar de verdovende middelen worden ingebouwd zit normaliter namelijk isolatiemateriaal dat ervoor zorgt dat de koude lucht in de container blijft (Pluimgraaff, 2016: 23-24). Het inbouwen van de cocaïne in de container vindt in Zuid-Amerika plaats, waarbij op basis van de bijna vierhonderd HARC-zaken die Pluimgraaff (2016) analyseerde in het bijzonder Panama, Ecuador, Colombia en Brazilië genoemd worden. Naast kennis en vaardigheden over het inbouwen, impliceert deze manier van smokkelen dat er zicht is op het gehele traject dat de container moet afleggen vanuit deze bronlanden naar de (eind)bestemming waar de verdovende middelen weer uit de container kunnen worden gehaald.

86

In dit opzicht valt een nadrukkelijk verschil waar te nemen met de andere drie containerscenario’s: de zogenaamde rip-off-scenario’s en het switchscenario. De verdovende middelen worden in deze scenario’s op een later moment in het logistieke proces aan een reguliere lading toegevoegd, meestal in de vorm van (sport)tassen die direct achter de containerdeur gezet zijn. De rip-off-scenario’s hebben een grotere kans van slagen wanneer mensen van binnenuit hun medewerking verlenen, in het bijzonder ook in het bronland (Eski & Buijt, 2016: 373). Het kan dan bijvoorbeeld gaan om havenmedewerkers op containerterminals, die de verdovende middelen in (sport)tassen, inclusief nieuwe containerzegels, achter de deuren van een container plaatsen. Bij het rip-off-scenario in een koelunit van de koelcontainer worden de verdovende middelen in pakketten bij de reguliere lading of in de compartimenten van de koelmotor van de container verstopt, een loze ruimte die apart bereikbaar is en zich aan de buitenzijde van de container bevindt.

In al deze scenario’s van het containerscript wordt meegelift op bestaande mondiale goederenstromen en zijn de bedrijven die hierbij betrokken zijn veelal te goeder trouw en niet op de hoogte van de smokkel van verdovende middelen. Zowel de schipper als de geadresseerde weten hierbij veelal niet dat hun vracht wordt misbruikt voor het vervoer van cocaïne.

Implicaties voor het ladingscript in bron- en transitlanden

Bij het ladingscript is een reguliere, legale lading nodig om de smokkel te kunnen realiseren. De verdovende middelen worden in dit script aan de legale lading toegevoegd, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt naar drie varianten, te weten ‘tussen de lading’, ‘verwerkt of weggewerkt’ en ‘lading voor particulieren’ (zie figuur 9).

Figuur 9: Ladingscript: onder deklading - tussen deklading

De specifieke modus operandi die centraal staat in het ladingscript is volgens veel respondenten nog steeds een populaire en succesvolle manier om verdovende middelen te smokkelen. Voor de eerste twee ‘onder lading’-scenario’s geldt dat het voornamelijk containervervoer betreft vanuit Panama, Ecuador, Colombia en Brazilië. Voor het ‘tussen lading’-scenario is fruit of bevroren vis een populaire lading (Kleemans et al., 2002: 92-95; Van der Laan, 2012: 23), maar ook ‘dry bulk’, zoals kool, asfalt en aluminium, wordt gebruikt om de drugs te smokkelen (Zaitch, 200b: 244; Boerman et al., 2017: 35). Het laatste ‘onder lading’-scenario betreft ‘lading voor particulieren’. Deze ladingen zijn vaak afkomstig van meerdere verzenders, met verschillende bills of lading, ladingen en/of verschillende eigenaren, waaronder verhuisboedels of geschenkpakketten, vanuit Suriname en de Antillen

87

(Pluimgraaff 2016: 27-29; ZHP Jaarplan, 2017: 22; Boerman et al., 2017: 37). Dit in tegenstelling tot de andere smokkelmethoden, die zoals gezegd doorgaans worden gebruikt vanuit herkomstlanden gelegen in Zuid- en Midden-Amerika (Pluimgraaff, 2016: 27-29).

Voor alle drie de ladingscenario’s geldt dat er sprake moet zijn van reguliere, legale lading. Op basis van de door haar geanalyseerde zaken stelt Pluimgraaff (2016: 30) dat zowel de verzender als de ontvanger van de lading in veel gevallen bij de smokkel betrokken zijn. Bovendien stelt ze dat hierbij veelal gebruik wordt gemaakt van bedrijven met een zogenaamde AEO (Authorized Economic Operator)-status23, iets dat eveneens een aantal maal tijdens onze interviews ter sprake kwam.

Bedrijven met een AEO-status genieten het vertrouwen van de douane en kennen een verminderde controledruk. In de door ons bestudeerde opsporingsonderzoeken zijn we echter geen voorbeelden tegengekomen van bedrijven die de AEO-status op een dergelijke manier hebben gebruikt. Het verkrijgen van een dergelijk keurmerk vereist kennis, contacten, vergunningen, een bedrijfslocatie, medewerkers, maar ook financiële middelen. Bij het de ‘onder lading’-scenario, of wanneer de verdovende middelen zijn verwerkt of weggewerkt, vereist dit bovendien specifieke kennis over het inbouwen van verdovende middelen (in producten of goederen) of kennis over het oplossen van cocaïne (in vloeistoffen) en het verwerken in het uiteindelijke product of goed dat wordt vervoerd. Ook om de verdovende middelen vervolgens weer uit het product te kunnen halen of te kunnen extraheren, is - afhankelijk van het soort product dat wordt gebruikt voor de smokkel - specifieke kennis vereist, bijvoorbeeld van chemici (Van der Laan, 2012: 13-15).

Implicaties voor het scheepsscript in bron- en transitlanden

In het scheepsscript kan een onderscheid gemaakt worden tussen een dropping-scenario, een ‘aan het schip’-scenario en een afloopscenario. Bij het dropping-scenario worden de pakketten cocaïne verstopt op het schip en voordat het schip de aankomsthaven heeft bereikt, worden de pakketten overboord gegooid en door handlangers met kleinere bootjes opgepikt of op stranden opgehaald. Bij de ‘aan het schip’-methode worden de pakketten cocaïne verstopt aan de buitenkant van het schip. In de aankomsthaven worden deze weer verwijderd zonder dat criminelen daadwerkelijk op het schip zelf komen. Bij de afloopmethode wordt de cocaïne verstopt op het schip. Zodra het schip ligt afgemeerd, worden de pakketten cocaïne door een persoon van het schip ‘afgelopen’ en aan wal gebracht (zie figuur 10).

23 Voor de procedures rondom de aanvraag en het verkrijgen van een AEO- status zie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/douane_voor_bedrijven/n aslagwerken_en_overige_informatie/authorised_economic_operator_aeo/aanvragen/aeo_status_aanvragenet s

88

Figuur 10: Scheepsscript: dropping-scenario en afloopscenario

In het geval van het zogenaamde dropping-scenario worden de havens Guayaquil (Ecuador), Balboa en/of Christobal (Panama) aangedaan alvorens naar West-Europa te varen (Petersen-Van Rijswijk, 2016; Pluimgraaff, 2016). Het type lading maakt in het geval van het scheepsscript niet veel uit. Bij het afloopscenario blijkt dat vaak gebruik wordt gemaakt van bulkladingen, zoals bijvoorbeeld steenkool. Deze manier van werken wordt beschreven in een tekst die door de politie is aangetroffen op een computer van één van de verdachten in een door ons bestudeerde zaak:

“Je moet ook aan C. uitleggen dat de mensen hier me zeggen dat het niet goed is om het in het manwhole (de plek die hij me aanwees op de foto’s) te leggen, want daar sturen ze ook wel eens honden doorheen. Hun gaan het hier aan de trap binden en dan gaat de laatste laag kolen erin. Zij geven mij dan exact het aantal traptreden vanaf boven waar het dan is. En in welke bodega. Dit is de veiligste manier om het te doen. Ik hoop echt dat het allemaal goed gaat bij C., want dan hebben we echt wat goeds in handen.” (één van de onderzochte casussen).

Bovendien werd in de bovenstaande zaak beschreven dat de verdachten meermaals op internet hadden gezocht naar Zuid-Amerikaanse havens met kolenboten, ertstankers of zeeschepen die kolen vervoerden. In het algemeen lopen de concrete verstopplekken op het schip bij het afloopscenario uiteen van een ontluchtingspijp, het ruim van het schip, de voorpiek (het gebied tussen de boeg en het eerste ruim), zogenaamde deck lockers (kasten aan dek) en locaties aan de achterzijde van het schip. Bij het ‘aan het schip’-scenario gaat het om verstopplekken die zich aan de buitenkant van het schip, of in ruimten van het schip waar men gemakkelijk van buitenaf bij kan komen, zoals de ruimte waar de roerkoning van het schip zit (Pluimgraaff, 2016: 31-32).

In vergelijking met de andere twee scripts is de duur van de verdovende middelen in het logistieke proces (aanzienlijk) korter bij het scheepsscript. Bij de dropping-scenario’s en afloopscenario’s worden de verdovende middelen op een scheepswerf ingebouwd of verstopt op de containerterminal of op de zee. Dit impliceert dat de (gecorrumpeerde) scheepsbemanning een centrale rol heeft bij het succesvol aan boord brengen en verstoppen van de cocaïne. Dit is anders in het geval van de bevestiging van verdovende middelen aan het schip. Wel vereist dit, bijvoorbeeld in het geval van een torpedo onder de waterlijn die is bevestigd aan het roer, kennis van het bevestigen van materialen aan een schip. Bovendien dienen bij zowel het dropping-scenario als het ‘aan het schip’- scenario de pakketten cocaïne in waterdichte tassen of zakken te worden verpakt.

89